In dit document kan je een samenvatting terugvinden van alle lessen Economie die gegeven zijn door Jill Lippens. Het hoofdstuk van de economische kringloop bekijk je best met het boek zodat je de tekeningen erbij hebt. Ik raad je ook aan om naast deze samenvatting de oefeningen op E-Campuslearn nog...
Economie is de studie van het menselijk streven naar bevrediging van behoeften met behulp
van schaarse middelen.
1. Het doel van de economische wetenschap
Consumenten hebben heel veel behoeften die we met middelen proberen te bevredigen. We
hebben hier een probleem, aangezien middelen schaars en nuttig zijn. Hieruit halen we het
economisch principe. Dit wil zeggen dat we met gegeven middelen een maximale
behoeftebevrediging proberen bereiken.
Behoefte is het aanvoelen van een tekort en het streven om dit tekort te bevredigen. We kunnen
4 verschillende soorten behoeften onderscheiden:
• Primaire behoeften
Dit zijn levensnoodzakelijke behoeften zoals kleren, voedsel, onderdak, …
• Immateriële behoeften
Dit zijn alle behoeften die niet materiaal zijn zoals sociaal contact, liefde, onderwijs, …
• Collectieve behoeften
Dit zijn behoeften die een groot deel van een gemeenschap heeft. De gemeenschap
beschouwt de behoefte als bevredigend. Dit kan gaan over onderwijs,
recreatiemogelijkheden, …
• Individuele behoeften
Dit gaat over voeding, kleding, huisvesting, … Deze behoeftes zijn dus subjectief en
verschillen van persoon tot persoon.
Onze behoeften gaan we bevredigen met middelen. Schaarse middelen zijn goederen en
diensten die in beperkte mate beschikbaar zijn voor de consument. Schaarsheid wil eigenlijk
gewoon zeggen dat er een overvloed is als het product gratis ter beschikking zou staan, want dan
zou het op zijn. We spreken van een economisch keuzeprobleem is als het te maken heeft met
de beperktheid van ons inkomen.
2. Welvaart en welzijn
- Welvaart
Dit is de mate waarin de mensen met de beschikbare schaarse middelen in hun behoefte
kunnen voorzien.
- Welzijn
Dit is het gevoel van welbevinden en betekent ook bevrediging van verlangens die geen
beslag leggen op schaarse middelen.
,3. Soorten goederen
- Vrije goederen
Dit zijn niet-schaarse goederen omdat ze in overvloed in de natuur aanwezig zijn. Een
voorbeeld hiervan is lucht.
- Economische goederen / Schaarse goederen
Dit zijn goederen en diensten die schaars zijn. We hebben drie soorten:
- Zuiver individueel
Het is rivaliteit en het is uitsluitbaar. Bij een blikje cola kan bijvoorbeeld maar een
bepaald aantal personen drinken en bovendien moet je er ook geld voor betalen.
- Zuiver collectief
De kosten worden gedragen door de maatschappij. Het zijn diensten zoals de
brandweer, politie, openbaar verkeer, …
- Quasicollectief
Dit zijn zaken die als individuele goederen kunnen aangeboden worden, maar door de
overheid worden aangeboden (zoals onderwijs).
- Consumptiegoederen
Dit gaat over goederen die onmiddellijk de behoeften bevredigen.
- Verbruiksgoederen
Dit zijn zaken die we maar eenmaal kunnen gebruiken. (Brood)
- Gebruiksgoederen
Dit zijn zaken die meerdere keren de behoefte kunnen bevredigen. (Smartphone)
- Investeringsgoederen
Deze zijn nodig om andere goederen te produceren
- Duurzaam investeringsgoed / Kapitaalgoederen
Dit kan bijvoorbeeld een machine zijn om brood te maken.
- Niet-duurzaam investeringsgoederen (Vlottende investeringsgoederen)
Tarwe wordt gebruikt om meel te maken en gaat verloren in het proces. Het
product gaat onmiddellijk verloren in het productieproces.
,4. Consumptie en productie
- Consumptie
Dit is de aanwending van economische goederen voor niet-productieve doeleinden. Het
hangt af van het inkomen.
- Productie
Dit is het maken of toevoegen van waarden aan economische goederen. Het gaat gepaard
met het verwerven van inkomen. Er bestaan enkele factoren:
- Natuur
Dit is de leverancier van de grondstoffen en energie.
- Arbeid
Dit zijn alle arbeidsprestaties. Dit is zowel intellectueel als fysiek.
- Kapitaal
Dit zijn bijvoorbeeld machines. Het is de samenvoeging van natuur en arbeid.
6. Ceteris-Paribusclausule
Men bekijkt een specifiek economisch verschijnsel afhankelijk van één variabel, terwijl men alle
anderen variabelen als constant beschouwt. We gaan uit van een aantal veronderstellingen.
BV: We kijken bijvoorbeeld naar de samengang tussen prijs en gevraagde hoeveelheid van gsm’s.
We beschouwen zaken zoals de koopkracht, voorkeur en prijs van belminuten als een constante.
We gaan dus enkel kijken naar de prijs en het type gsm.
7. Micro-, meso- en macro-economie
- Micro-economie
Dit is individueel en kan gaan over een huishouden of persoon.
- Meso-economie
Dit gaat over lokale bedrijven of initiatieven.
- Macro-economie
Dit gaat over de economie van een volledig land.
, Hoofdstuk 1: Consumenten
1.1 De keuze van de optimale goederencombinatie
Consumenten beschikken niet over alle goederen en diensten waardoor ze die gaan opvragen bij
producenten. De optimale keuze wordt beïnvloed door 2 factoren:
- Niet-economische factoren
Dit kunnen we ook wel preferenties noemen. Deze kunnen afhangen van sociologische
(sociale klasse, religie, woonplaats, …) en psychologische factoren.
Een effect die we hierbij zijn is het Bandwagon-effect. Mensen doen elkaar graag na. Je
hebt ook het snob-effect. Dat wil zeggen dat iemand zich exclusief wil voelen.
Aan preferenties kunnen we de wet van dalend grensnut (= eerste wet van Gossen)
koppelen. Dit wil zeggen dat naarmate men meer beschikt over een eenheid van goederen,
daalt het nut voor de laatste toegevoegde eenheid aan het totale nut. Deze wet werkt niet
bij verslaafden, aangezien zij iets blijven consumeren zonder dalend nut te ondervinden.
- Economische factoren
Er zijn beperkingen bij de aankoopmogelijkheden van een consument. De economische
factoren kunnen we opnieuw onderverdelen:
- Prijzen van de goederen
- Beschikbaar inkomen
1.2 De Prijsvraagcurve
Deze geeft de relatie tussen de hoeveelheid en de prijs van één goed weer. Er is een negatief
verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid. Dat wil zeggen dat de grafiek gaat dalen.
Bij de prijsvraagcurven kunnen we 2 bewegingen zien:
- Beweging langs de curve (= Prijs verandert)
Dit wil zeggen dat er een beweging is van punt a naar punt langs de curve. Zo kan de prijs
bijvoorbeeld een euro stijgen, dan zal de hoeveelheid dalen. (Figuur op e-campus learn)
- Beweging van de curve
Hierbij wil je meer of minder geld betalen voor hetzelfde aantal. Deze kan veranderen aan
de hand van drie factoren:
- Verandering inkomen
- Verandering prijs andere goederen
Wanneer we spreken over de prijsverandering van goederen kunnen we opnieuw 2
soorten onderscheiden:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentjournalism123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.92. You're not tied to anything after your purchase.