De student verwoordt t.a.v. van het model van Ellis en Young (1993)
De routes van de verschillende modaliteiten
Modaliteit spreken: SS – FOL – FB
Modaliteit begrijpen: AAS – AIL - SS
Modaliteit schrijven: SS – GOL – GB
De functie van het semantisch systeem, het fonematisch output lexicon en de foneembuffer
Semantische systeem: Woordbetekenissen liggen daar in opgeslagen. Lemma’s (het idee) en
betekenissen. Als deze niet goed functioneert dan heb je problemen in alle modaliteiten.
Concreet/abstract van woorden speelt een rol.
Fonematisch output lexicon: De fonologische vorm van gesproken woordvormen liggen hierin
opgeslagen. Uit deze module komen vaak de woordvindingsproblemen uit voort. Frequentie speelt
een rol. Fouten met lettergrepen toevoegen, omdraaien, weglaten. Vb: Olifant Lifanto
Foneembuffer: De fonemen worden geselecteerd en ingevuld inde juiste volgorde. Wanneer dit fout
gaat ontstaat er een verkeerde volgorde van de fonemen of bijvoorbeeld neologismen.
Verwisselingen/weglaten van klanken en toevoegingen van klanken zie je hier. Je krijgt fonematische
parafasieën of neologismen. Woordlengte speelt een rol. Fouten: klankverwisselingen,
klanktoevoegingen etc. Vb: Olifant Ofilant
Hoe problemen in de bovengenoemde modules vastgesteld kunnen worden
Problemen SS Problemen FOL Problemen FB
PALPA 47/48/49 BBT PALPA 7/8
SAT Verbaal en Visueel PALPA 52/14
Hoe problemen in de bovengenoemde modules zich uiten
SS: Je hebt moeite met alle modaliteiten.
Auditief:
- AAS (auditief analyse systeem)buffer/opslagplaats totdat woord verder verwerkt wordt.
Straat wordt gehoord als staart. Hoe langer het woord hoe moeilijker het is om vast te
houden dus grotere kans op fouten lengte-effect!
, - AIL (auditief input lexicon) Fonologische patronen van woorden zijn hier opgeslagen.
Inkomende patronen worden vergeleken met de opgeslagen patronen. Als het fout gaat
worden fonologisch gelijke woorden geselecteerd ipv het echte woord. Frequentie-effect!.
Spreken:
- FOL (fonologisch output lexicon) Fonologische selectie van de patronen die je gaat zeggen.
Alle gesproken woordvormen liggen hier opgeslagen. Woorden die fonologisch op elkaar
lijken liggen dichtbij elkaar. Zaag pv maag. Fonematische parafrasie.
Woordvindingsproblemen. Liggen alleen bestaande woorden opgeslagen. Klemtoon ligt vast
en aantal fonemen ligt vast.--> frequentie-effect
- FB (foneem buffer/ fonologische codering) Alle klanken liggen opgeslagen. De fonemen
worden geselecteerd en ingevuld op de juiste volgorde. Problemen Klanken staan in
verkeerde volgorde, kan ook een neologisme worden. Verwisseling van klanken, weglating
van klanken, toevoegingen van fonemen. Kort woord makkelijker dan lang woord. lengte-
effect
Lezen:
- VAS (visueel analyse systeem) Herkent een letter als je hem ziet. Onderscheidt en
identificeert letters van andere letters. En stelt de volgorde vast. Problemen: Letters worden
weggelaten of verwisseld. Poes wordt soep, spoe… lengte-effect
- VIL (visueel input lexicon) Alle geschreven woordvormen die de lezer kent worden daar
opgeslagen. Woorden die op elkaar lijken spelen weer een rol. Als hier probleem zijn kunnen
mensen onregelmatig gespelde woorden niet lezen. Dus jus (sju) wordt als jus gelezen. Of
cheque. Dan denkt je hoofd dit ken ik niet en wordt het woord niet herkend en gaat niet
door naar SS. frequentie-effect
Schrijven:
- GOL (grafemisch output lexicon) Geschreven woordvormen liggen opgeslagen in
grafemen. Woorden die op elkaar lijken liggen dicht bij elkaar opgeslagen. Problemen met
schrijven van onregelmatig gespelde woorden. frequentie -effect
- GB (grafeem buffer) Liggen alle grafemen opgeslagen. Alle onderliggende grafemen
worden ongevuld op de juiste plek. Grafemen worden verwisseld, toegevoegd, of
weggelaten. Ook in mailen smsen etc. lengte-effect
De student beoordeelt een oefening op soort, moeilijkheidsgraad en welke modules uit het
taalverwerkingsmodel van Ellis en Young getraind worden.
BOX: Traint het semantische systeem (lexicaal-semantische therapie). Dit zijn allemaal
leesoefeningen, taalproductie is dus geen vereiste.
- Opgebouwd in verschillende niveaus. Het niveau bepaalt de moeilijkheid. Niveau 1 t/m 3.
- Je wilt dat iemand verbeterd op lexicaal-semantisch niveau en dat het generaliseerd naar het
dagelijkse leven dus dat je een betere score krijgt op de ANTAT.
FIKS: traint het fonologische systeem. Je gebruikt hiervoor het FOL en het FB.
- Dit is voor patiënten met fonematische parafasieën. Bevat oefeningen op klank, woord,
woordgroep, zins, en tekstniveau. Is gericht op de woordvorm. Deze oefeningen kunnen met
of zonder schriftbeeld aangeboden worden. Is ook opgedeeld in verschillende niveaus. Het
niveau bepaald de moeilijkheidsgraad.
ATP: Fonologisch boekje: Je traint het AAS en het AIL. Er is ook een semantisch boekje: Train je het
SS. Daarnaast is nog het complement boekje: Train je het AAS + AIL + SS (fonologische, morfologische
en lexicaal-semantische verwantschap).
, - Hoeveel afleiders er zijn bepaald de moeilijkheidsgraad.
NAT:
- Visueel-semantisch: Gaat naar de semantiek toe via de leespoot VAS-VIL-SS
- Lexicaal-semantisch: Er worden woorden gebruikt (lexicaal). Zitten veel verschillende soorten
oefeningen bij. Er zitten woordvindoefeningen bij en ook begripsoefeningen. Het is een soort
total package.
De ATP en de NAT gebruik je bij ernstige afatici. Indien het kan gebruik je de BOX.
Output: FIKS (FOL en FB) en NAT-lexicaal-semantisch (woordvindproblemen)
Voor het SS: BOX en ATP semantisch en NAT-visueel-semantisch en NAT-lexicaal-semantisch.
Voor het FOL en FB: FIKS en NAT woordvindoefeningen (zit in de NAT-lexicaal-semantisch).
De BOX en de FIKS zijn wetenschappelijk bewezen dat ze werken, dus je moet deze oefeningen gaan
gebruiken.
De student verwoordt principes van afasierevalidatie ten aanzien van effectiviteit en intensiteit.
Effectiviteit is gericht op specifieke stoornis en specifieke revalidant.
De student kent de principes van cueing, zoals benoemd in Doesborgh (2004).
Cueing: hulpmiddel om patiënt te helpen met uit zijn woorden komen
- Oplopend: Patiënt weet het niet: geeft kleine aanwijzingen en dan oplopend met
hoeveelheid hulp die je geeft
- Errorless learning: kan ook aflopend cueing, dan begin je met heel veel hulp zodat je absoluut
zeker weet dat de patiënt het kan en langzamerhand probeer je de hulp te verminderen. HU
zegt: hoe meer patiënt zelf moet werken en nadenken hoe effectiever.
o Bij geheugenverlies/dementie, hierbij zoveel mogelijk begeleiding en dan hopen dat
dat blijft hangen. Bij te weinig info is er kans dat iemand het verkeerde onthoudt.
Soorten cue’s:
- Aanvulzin(hoe dwingender de aanvulzin hoe beter)
- Pauze (zeggen tegen de patiënt eerst nadenken en dan pas doen)
- Herhaling: (geeft de patiënt een plaatje van een hond; dit is een hond zeg maar na)
- Semantische associatie: geeft semantisch gerelateerd woord.
- Rijmwoord
- Spellen ; met letters of met klanken
- Eerste letter
- Opschrijven
- Generalisatie; bij plaatje van een hond zeggen; dit is een dier
- Plaatjes omschrijven
- Aanwijzen
- Geschreven woord
- Functionele beschrijving: je eet er mee
- Situationele omschrijving: het ligt in de keuken
Cue’s onder te verdelen in:
- Semantische: betekenis
- Grafematische en fonematische: woordvorm
o Pauze is de enige die niet echt ingedeeld kan worden
Patiënt moet eerst semantisch gezien weten waar het overgaat voordat hij door kan op woordvorm
eerst semantisch cue’en dan woordvorm
, Als cueen direct effect heeft prompting. Faciliteren: even later. Permanent effect wil je naartoe; als
de patiënt het woord eenmaal heeft houdt de patiënt het ook. Hiervoor is veel herhaling nodig.
De student kent de volgende termen, en kan deze op een afbeelding aanwijzen:
- Hersenhelft (Hemisfeer)
- Grote hersenen
- Kleine hersenen (Cerebellum)
- Hersenstam (bulbus)
- Gyrus
- Sulcus
- Frontaal kwab
- Parietaal Kwab
- Occipitaal kwab
- Temporaal kwab
- Hersenkamers (Ventrikels)
- Hersenzenuwen en hun globale functie:
o N. V: Trigeminus (Kauwspieren, sensibiliteit gelaat en mondholte, larynxheffing)
o N. VII: Facialis (Motoriek gelaat, smaak, speekselklieren)
o N. IX: Glossopharyngeus (Smaak, slikken, heffing velum, speekselklieren, sensibiliteit
velum)
o N. X: Vagus (Smaak, slikken, heffing velum, motoriek achterste pharynxwand,
kantelen epiglottis, opening oesopharynx, slokdarm-peristaltiek, stembanden, hart,
ademhaling, buikorganen)
o N. XI: Accessorius (Hoofdbewegingen, schouders optrekken)
o N. XII: Hypoglossus (Tongmotoriek)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottekroon. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.