Deze samenvatting heb ik geschreven met behulp van de syllabus, alle belangrijke dingen staan in deze samenvatting! Zonder deze samenvatting was ik niet geslaagd, dus vind je MAW een lastig vak of wil je een samenvatting die je snel even kan doorlezen dan is deze voor jou!
Betrouwbaarheid: gaat het om hoe consistent een methode iets meet.
Representativiteit: kan men vaststellen door te kijken in welke mate de opbouw van de
steekproef overeenkomt met de opbouw van de populatie waarover men een uitspraak wil
doen. Hoe groter deze overeenkomst, hoe beter representativiteit van de steekproef. Ook dat
de steek proef allerlei mensen beïnvloeden.
Validiteit: de mate waarin je resultaten geldig zijn en overeenkomen met de werkelijkheid.
Binnen de politiek en sociale wetenschappen worden verschillende meetinstrumenten
gebruikt. Meetinstrumenten: enquêtes, interviews, observaties, experimenten.
Correlatie: twee variabelen, oftewel de verschijnselen waarnaar deze variabelen verwijzen een
samenhang vertonen. Deze samenhang kan positief of negatief zijn: bij een positieve
correlatie wordt de ene variabele groter als de andere grote wordt of juist kleiner als de andere
ook kleiner wordt. Bij een negatieve correlatie wordt de ene variabele groter als de andere
juist kleiner wordt en andersom.
Causaliteit: dat een verband oorzakelijk is= de onafhankelijke variabele oftewel het
verschijnsel waarnaar deze variabele verwijst is de oorzaak voor de afhankelijke variabele.
Culturen zijn tijd- en plaatsgebonden, en dus dynamisch van karakter. Ze veranderen onder
meer onder invloed van gewijzigde omstandigheden zoals verandering in de politieke of
economische situatie, door uitwisseling met mensen buiten de groep of gemeenschap, of door
een verandering van de samenleving van de groep of gemeenschap. De volgende generatie
verandert en daarmee ook de cultuur als geheel.
Tijdens socialisatie ontwikkelt zich ook iemand persoonlijkheid, identiteit.
Via socialisatie krijgen mensen ook stereotypen en vooroordelen overgedragen: cultureel
aangeleerde beelden, generalisaties en veronderstellingen, bv. over bepaalde groepen mensen.
Dit leidt tot, soms snelle incorrecte oordelen over anderen.
Het verloop van socialisatieprocessen is sterk milieuafhankelijk. De verschillen die hierdoor
ontstaan leiden tot sociale ongelijkheid:
- Economisch kapitaal is (financieel) bezit of een hoog inkomen.
- Sociaal kapitaal zijn de connecties, netwerken en de mate van respect die mensen
genieten
- Cultureel kapitaal zijn de culturele competities, waaronder kennis, houdingen,
opvattingen en smaal die kenmerkend zijn voor hoge sociale posities.
Al deze vormen van kapitaal spelen een rol tijdens de socialisatie, bv. van ouders op kinderen
maar ook via formele scholing en opleiding.
Socialisatie heeft verschillende functies:
- Continuering van een (sub)cultuur
- Verandering van een (sub)cultuur
- Identificatie van het individu met anderen, met een groep en een (sub)cultuur, en het
besef van groepslidmaatschap van het individu
- Identiteitsontwikkeling van het individu
- Gedragdsregulatie van het individu
Nurture: opvoeding, omgevingsfactoren
Nature: biologische of erfelijke factoren
Peergroup: is een groep mensen uit de samenleving, die een vergelijkbare leeftijd, status,
belang of belangstelling hebben en gemeenschappelijke gedragscodes.
Er bestaan verschillende visies, theorieën en benaderingen over de invloed van media op
mensen. Er zijn 4 hypothesen geformuleerd over de socialiserende werking van media:
, 1) cultivatiehypothese: bespreekt de socialiserende werking van de media. Als je veel kijkt
naar bepaalde soorten programma’s op televisie, dan word je daardoor beïnvloedt. Het beeld
dat je van de werkelijkheid hebt, verandert doordat je televisiekijkt. Dit gebeurt meer bij jou,
dan bij iemand die niet naar deze programma’s kijkt. Zijn beeld van de werkelijkheid wordt
niet beïnvloed.
2) opinieleidershypothese stelt dat idolen en opinieleiders invloed hebben via de media.
Wanneer jij via Facebook en Instagram je favoriete band of kledingmerk volgt, word je
beïnvloed door de berichten die ze plaatsen.
3) De media framing hypothese: de manier waarop zaken gebracht worden in de media.
Nieuws bijvoorbeeld, wordt op een bepaalde manier belicht en dat noem je het frame. Dit
beïnvloedt hoe de lezers of luisteraars over het onderwerp gaan denken en praten. Het lijkt op
selectieve perceptie (zie de selectiviteitshypothese) maar dan voorgekookt door de media zelf,
in plaats van door de ontvanger. Een voorbeeld van framing is wanneer president Trump altijd
als onvoorspelbaar wordt gepresenteerd. Het kan waar zijn, maar het zal nooit de hele
waarheid zijn.
4) De selectiviteitshypothese: richt zich juist op de invloed die de media niet hebben. Mensen
kunnen niet alles zien wat de media aanbieden. Er zijn eigenlijk drie manieren waarop er
selectiviteit is. Ten eerste de selectieve blootstelling. Hierbij kun je denken aan cookies, die
zorgen dat jij andere advertenties te zien krijgt dan je buurman. Daarnaast is er ook selectieve
perceptie, wat betekent dat je niet alles ziet. Stel dat twee mensen de foto hiernaast volledig in
kleur zien. De ene persoon ziet vooral de paraplu van de voorbijganger en ziet de foto dus
zoals hij hiernaast is afgebeeld. De ander is gek van auto’s en kijkt naar het automerk van de
geparkeerde auto. Als je iets in de media ziet, vallen jouw andere dingen op dan een ander die
naar precies hetzelfde kijkt. Tenslotte is er nog selectief onthouden. Na het lezen, zien of
horen van iets onthoud je maar een paar dingen. Wat je precies onthoudt is selectief en
verschilt per persoon.
Identiteit wordt gevormd tijdens socialisatie en het resultaat van interactie met andere mensen
of met anonieme socialisatie zoals media.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen persoonlijke identiteit, sociale identiteit en collectieve
of groepsidentiteit:
- Persoonlijke identiteit: Het beeld dat jij van jezelf hebt en wat jij als essentieel en
blijvend beschouwt. Het zelfbeeld ontstaat onder andere doordat belangrijke anderen
reageren op jouw acties, denk aan vrienden en familie. Je persoonlijke identiteit is een
combinatie van wat jou uniek maakt en je sociale identiteit.
- Sociale identiteit: ontstaat door groepsidentificatie, vergelijking met andere groepen
en je verbonden voelen met een groep. Dit vormt een belangrijk onderdeel je
persoonlijke identiteit.
- Collectieve identiteit: een zij-beeld van een groep dat breed wordt onderschreven door
niet-leden of buitenstaanders.
Dimensies van Hofstede
Landen en culturen verschillen qua waarden, normen en opvattingen. Hofstede onderscheid 6
dimensies, waarop je culturen van elkaar kunt onderscheiden:
- Grote machtsafstan versus kleine machtsafstand:
In samenlevingen met grotere machtsafstand verwachten en accepteren mensen dat de
macht ongelijk is verdeeld, bv. in politiek maar ook school, gezin of organisaties. In
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annabelbaert1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.