Deze samenvatting bevat enkel volgende hoofdstukken:
- Het marktmechanisme van vraag en aanbod
- Het marktmechanisme van vraag en aanbod
- Elasticiteit: theorie & toepassingen
- Publieke goederen, gemeenschappelijke hulpbronnen & Merit goederen - Monopolie
- Monopolistische concurrentie
- O...
Samenvatting Micro-economie
Inhoud
I. Het marktmechanisme van vraag en aanbod .......................................................................................... 2
II. Elasticiteit: theorie & toepassingen ........................................................................................................ 8
VIII. Publieke goederen, gemeenschappelijke hulpbronnen & Merit goederen .........................................17
IX. Monopolie ........................................................................................................................................23
X. Monopolistische concurrentie ...............................................................................................................30
XI. Oligopolie..........................................................................................................................................34
XII. Contesteerbare markten ...................................................................................................................39
, I. Het marktmechanisme van vraag en aanbod
1 Markten en concurrentie
Markt = een groep kopers en verkopers van een bepaald goed of dienst. Is een institutie dia al dan niet
spontaan zijn ontstaan (bv de beurs is spontaan ontstaan)
Markten zijn op bepaald niveau gereguleerd (= aan zekere regels onderwerpen)
• Sterk geregulariseerd → bv markt landbouwproducten, arbeidsmarkt, kapitaalmarkt, vastgoedmarkt
• Minder geregulariseerd → bv markt voor roomijs
Er zijn verschillende marktvormen (zie verder de uitbreiding)
• Volkomen concurrentie ( veel aanbieders, homogene producten) bv grondstoffen, aandelen, …
• Monopolie (één aanbieder) bv NMBS, Bpost, …
• Oligopolie (enkele aanbieders, homogene / heterogene producten) bv chemische bedrijven, …
• Monopolistische concurrentie (veel aanbieders, heterogene producten) bv kledij, boeken, …
2 De vraag (Is afhankelijk van verschillende determinanten)
1.1 De verschillende determinanten
De algemene vraagfunctie : 𝑄𝐷 = 𝑓 (𝑃, 𝑃𝑎𝑛𝑑 , 𝑌, 𝑃𝑟𝑒𝑓. , 𝐸𝑥𝑝. , … )
Afhankelijke (te verklaren) variabele Onafhankelijke (verklarende) variabele
2.1.1 De prijs
Wet van de vraag (= regel) : “Hoe meer het kost, hoe minder je normaal gezien van gaat kopen” 𝑃 ↑ ⇒ 𝑄𝐷 ↓
→ Als de prijs van het goed stijgt zal de gevraagde hoeveelheid (quantity demand) dalen
2.1.2 Prijzen van verwante producten
• Substitutiegoederen 𝑃𝐴 ↑ ⇒ 𝑄𝐷 𝐵 ↑
= Goederen die elkaar kunnen substitueren (vervangen) bij de bevrediging van eenzelfde behoefte.
bv boter en margarine, vervoer containers via binnenvaart vs via het spoor, pepsi en coca, …
→ als de prijs van het ene goed ↑ , zal je die kunnen vervangen met het andere goed.
• Complementaire goederen 𝑃𝐴 ↑ ⇒ 𝑄𝐷 𝐵 ↓
= de behoefte aan het ene goed brengt de behoefte aan het ander goed met zich mee
bv. Auto en benzine, hardware en software, …
→ bv als de prijs van auto’s ↑ , zal men minder auto’s kopen maar ook minder benzine
2.1.3 Het inkomen
Als je inkomen stijgt zul je meer producten kunnen kopen, maar hangt af van soort goed:
• Normale goederen: 𝑌 ↑ ⇒ 𝑄𝐷 ↑
vb. reizen, restaurantbezoek, 2e auto, huis aan zee, mooie kleren, …
• Inferieure goederen: 𝑌 ↑ ⇒ 𝑄𝐷 ↓
vb. witte producten, een busticket ipv taxi, …
2
,2.1.4 Smaken / Preferenties / Mode / Reclame
Als je iets graag hebt bv roomijs, dan zal je er veel van consumeren. Soms wordt je ook gestuurd via reclame
en mode om meer van iets te kopen. → bv modebladen, reclameborden, …
2.1.5 De omvang en samenstelling van de bevolking
Bv de vergrijzing doet de vraag naar specifieke goederen en diensten zoals verzorging stijgen
2.1.6 Verwachtingen van de consument
Stel je verwacht dat je volgende maand meer zult verdienen, of dat de prijs van een goed zal stijgen, dan ga
je bereid zijn nu al meer te betalen / meer te kopen.
Bv brandstoftank nu laten vullen als je een stijging in prijs van brandstof verwacht
2.1.7 Diverse andere mogelijke determinanten
• Temperatuur: bv meer ijskreemconsumptie bij mooi weer, meer wafels bij koud weer, …
• Neerslag (regen, sneeuw): bv meer museumbezoeken als het regent, bij regen paraplu kopen, …
1.2 Het vraagschema en de vraagcurve
Het verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid (quantity demand)
𝑄𝐷 = 𝑓 ( 𝑃 , 𝑃𝑎𝑛𝑑 , 𝑌, 𝑃𝑟𝑒𝑓. , 𝐸𝑥𝑝. , … ) = partiële vraagcurve
Prijs heeft grootste invloed op Ceteris paribus
vraag (= verklarende variabele) = alle andere determinanten worden geacht onveranderd te blijven
De vraagcurve heeft een dalend vermogen
De x-as is hier de quantity (de te verklaren variabele )
De y-as is hier de prijs (de verklarende variabel)
⇒ Dit is een marshalliaanse vraagcurves
(hij heeft deze grafieken uitgevonden) (pas op is omg bij wisk )
PAS OP:
• Een verandering in prijs: is een beweging LANGS de V-curve
→ de gevraagde hoeveelheid zal wijzigen
• Een verandering in een andere determinant dan de prijs:
is een verschuiving VAN de V-curve
→ er is een wijziging van de vraag en curve zal naar links of
rechts verschuiven
Een prijsverandering brengt 2 effecten met zich mee:
1. Inkomenseffect: als 𝑃 van een goed ↓, dan ↑ koopkracht van je inkomen en kan je meer van dit en
andere goederen kopen
2. Substitutie-effect: al de 𝑃 van een goed ↓, dan zal je meer kopen van dit goed, want andere
goederen zijn relatief duurder geworden goederen.
3
, 1.3 De verschuivingen van de vraagcurve (‘wijziging van de vraag’)
• Prijzen verwante goederen
➢ 𝑃𝑐𝑜𝑚𝑝.𝑔𝑜𝑒𝑑 ↑ ⇒ V-curve verschuift naar Links
➢ 𝑃𝑠𝑢𝑏𝑠𝑡.𝑔𝑜𝑒𝑑 ↑ ⇒ v-curve verschuift naar Rechts
• Inkomen (en bestedingspatroon)
➢ Y ↑ ⇒ V-curve verschuift naar Rechts voor normale goederen
➢ Y ↑ ⇒ V-curve verschuift naar Links voor inferieure goederen
• Smaken / preferenties / mode / reclame
• Omvang en samenstelling bevolking
➢ Bevolking ↑ ⇒ Aantal kopers ↑ ⇒ V verschuift naar Rechts
• Verwachtingen van consumenten
3 Het aanbod
1.4 De verschillende determinanten
De algemene aanbodfunctie : 𝑄 𝑆 = 𝑓(𝑃, 𝑊𝑎𝑛𝑑 , 𝑃𝑖𝑛𝑝 , 𝑇𝑒𝑐ℎ. , 𝐸𝑥𝑝. , … )
Afhankelijke (te verklaren) variabele Onafhankelijke (verklarende) variabele
3.1.1 De prijs
Wet van de vraag (= regel) : “Hoe winstgevender het is, hoe meer je zult aanbieden ” 𝑃 ↑ ⇒ 𝑄𝑆 ↑
→ Als de productie van dit goed wordt meer winstgevend voor de aanbieder (verkoper), dan zal de
aanbieder er meer eenheden (quantity supply) van willen aanbieden.
3.1.2 Wat doet winstgevendheid met andere goederen in productie
• Substitutie aan aanbodzijde:
➢ Indien je meerdere modellen hebt zoals (auto)constructeurs kun je switchen en meer
produceren van winstgevend model → meer bestelwagens dan SUV’s
➢ Ook in de scheepbouw kunnen scheepwerven switchen tussen soorten scheeptypes
• Complementair aan de aanbodzijde:
➢ Als productie schapenvlees rendabel wordt dan zal 𝑄𝑆 𝑠𝑐ℎ𝑎𝑝𝑒𝑛𝑣𝑙𝑒𝑒𝑠 ↑ ⇒ 𝑄𝑆 𝑤𝑜𝑙 ↑ (en 𝑃𝑊𝑜𝑙 ↓)
wol is bijproduct en is complementair, want moet ze eerst scheren voor verkoop.
3.1.3 Prijzen van inputs (productiekosten)
Als de prijzen van bv grondstoffen ↑ en alle andere determinanten = blijven, dan wordt product minder
winstgevend en dus zal de aanbieder er minder van aanbieden. → 𝑃𝑖𝑛𝑝𝑢𝑡 ↑ ⇒ 𝑄𝑆 ↓
Bv als 𝑃𝑣𝑎𝑛𝑖𝑙𝑙𝑒 ↑ ⇒ 𝑄𝑆 𝑖𝑗𝑠 ↓ of 𝑃𝑜𝑙𝑖𝑒 ↑ ⇒ 𝑄𝑆 𝑡𝑟𝑎𝑛𝑠𝑝𝑜𝑟𝑡 ↓
3.1.4 Technologie (en productiviteitstoenames)
Technologische vooruitgang reduceert de kosten (van input en/of van de bewerking), dus zul je meer van het
goed aanbieden.
Vb vroeger werknemers nodig in landbouw en wordt nu dubbele gedaan met machines.
kledij vroeger met de hand en nu met machines, boekdrukkunst nu met computer vroeger met typemachine.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller margaux_christiaen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.54. You're not tied to anything after your purchase.