100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Bewustzijnsfilosofie 2022/2023 TiU - samenvatting $3.21
Add to cart

Summary

Bewustzijnsfilosofie 2022/2023 TiU - samenvatting

 15 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting bevat een kort overzicht van het vak bewustzijnsfilosofie - goed om nog even alles door te nemen!

Preview 6 out of 12  pages

  • Yes
  • June 21, 2023
  • 12
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Bewustzijnsfilosofie


Vraag 1: Wat is de bewuste geest?

3 mentale toestanden
1. Fenomenale ervaringen: gaan over hoe iets voelt en hoe iets wordt ervaren. Alle
fenomenale ervaringen worden gekenmerkt door hun kwalitatieve gevoel of qualia
(what-it-is-likeness).
- Qualia (what-it-is-likeness): de kwalitatieve aspecten van fenomenale ervaringen 
hoe iets voelt of wordt ervaren.

2. Cognitieve toestanden: worden gekenmerkt als intentioneel (aboutness).
- Intentionaliteit (aboutness): cognitieve toestanden die ergens over gaan  het gaat
dus ergens over.
- Propositionele houdingen (PA): mentale toestanden met intentionaliteit.
o Propositie: betekenis van een zin.

3. Emoties: Mentale toestanden die zowel what-it-is-likeness als aboutness bevatten.

3 lichaam-geest problemen
1. Hoe passen fenomenale ervaringen in de fysieke wereld?
2. Hoe passen cognitieve toestanden in de fysieke wereld?
3. Hoe passen emoties in de fysieke wereld.

Emoties (3) zijn een combinatie van fenomenale ervaringen en cognitieve toestanden, dus 3
problemen worden gereduceerd naar 2 problemen.

Metafysica: het type filosofie dat geen rekening houdt met wat de wetenschap over de
wereld heeft gevonden  verkiest fantasie boven methodologische manieren om kennis te
vergaren.

Vraag 2: Kan de geest los van de hersenen functioneren?
Substantie-dualisme: de geest kan los van de fysieke wereld functioneren en bestaan.
- Substanties: stoffen die op zichzelf kunnen bestaan.
- Denkende substantie (res cogitans): denken als essentiële eigenschap.
- Fysieke substantie (res extensa): zij neemt een plaats in de ruimte in
(uitgebreidheid).

René Descartes: voorstander van substantie-dualisme en wilde echte kennis over de
wereld vergaren, maar hoe kan men die kennis verkrijgen?
- Radicale twijfel: Descartes twijfelde aan alles waar hij aan kon twijfelen, behalve aan
zijn bestaan; cogito ergo sum (ik denk dus ik besta).
- Descartes zag God als het ‘meest volmaakte wezen’ en aangezien God hem niet kon
misleiden stelt Descartes dat hij zowel een geest als een lichaam is.
- Denken en fysieke dingen zijn onafhankelijke substanties en hebben elkaar volgens
Descartes niet nodig om te bestaan  een lichaam kan zonder geest & een geest kan
zonder lichaam.

Het interactieprobleem: Elizabeth vroeg zich af hoe het fysieke lichaam en de niet-fysieke
geest samen kunnen bestaan. Descartes stelde dat het lichaam en de ziel elkaar
beïnvloeden in de pijnappelklier, maar hij stelde niet hoe dat gebeurde.

Probleem substantie dualisme: de wisselwerking tussen lichaam en geest blijft een mysterie,
omdat enerzijds de ziel los staat van het lichaam en anderzijds wordt gedacht dat lichaam en
ziel een eenheid vormen.

,Bewustzijnsfilosofie



Occasionalisme: God is de enige oorzaak voor alle gebeurtenissen.
- Occasionalisme en interactieprobleem: als de logica van occasionalisme wordt
toegepast op het interactieprobleem, dan zou causale interactie tussen het lichaam en
de ziel onmogelijk zijn. Het lijkt alsof er een wisselwerking is, maar God is de oorzaak
van geestelijke en lichamelijke gebeurtenissen.

Parallellisme: het lichaam en de ziel lopen parallel aan elkaar en deze bewegingswil is
afhankelijk van een opperste ontwerper (God).

Probleem occasionalisme & parallellisme: als God de oorzaak is van het interactieprobleem,
hoe doet hij dit dan?

Conclusie
Het dualisme heeft een ernstig probleem en geen empirische ondersteuning. Het kan niet
verklaren hoe een niet-fysieke geest kan interageren met een fysiek lichaam.
Wetenschappelijke studies hebben ook aangetoond dat er geen reden is om te geloven dat
het substantiedualisme juist is. Het dualisme neemt de geest zeer serieus, maar neemt de
wetenschap niet serieus.

Vraag 3: Is er alleen geest?
(Substantie) Monisme: de opvatting dat er slechts 1 substantie is (hiermee verdwijnt
interactieprobleem, want maar één substantie).
- Verschillende versies monisme:
o Materialisme / Fysicalisme: beweert dat alles in de wereld fysisch is of
uit materie bestaat  geldt ook voor bewuste geest.
o Idealisme (res cogitans / de denkende substantie): alles in de wereld is
mentaal (George Berkeley)

John Locke: een empirist die beweerde dat we alleen kennis over de wereld kunnen
vergaren via onze zintuigelijke ervaringen.
- Hij maakte onderscheidt tussen primaire & secundaire eigenschappen:
o Primaire eigenschappen: eigenschappen die dingen echt hebben, zoals
temperatuur (18 graden).
o Secundaire eigenschappen: eigenschappen die alleen bestaan wanneer
wij ze waarnemen, zoals warm / koud (in de winter is 18 graden warm, in
de zomer koud).

George Berkeley: een uitgesproken empirist en aanhanger van het idealisme die stelt: zijn is
waargenomen worden (esse est percipi). Als primaire eigenschappen bestaan, moet er iets
zijn dat die eigenschappen ook heeft, de substantie (stoel bestaat alleen als we ernaar
kijken).
- Dus: er bestaan alleen secundaire eigenschappen en wanneer wij deze niet
waarnemen, wordt deze waargenomen door God waardoor ze toch bestaan

Conclusie
Noch het substantiedualisme, noch het idealisme geeft een bevredigend antwoord op de
vraag hoe de bewuste geest in de fysieke wereld past. Zowel het substantiedualisme als
het idealisme beginnen met de geest heel serieus te nemen, maar ze nemen de
wetenschap niet serieus.

,Bewustzijnsfilosofie


Vraag 4: Is er alleen gedrag?
Behaviorisme: psychologie alleen wetenschappelijk door alleen waarneembare mentale
entiteiten als onderzoeksobject te gebruiken, en dus geen subjectieve en niet waarneembare
eigenschappen.
Black Box: er is input die in een zwarte doos gaat, en dan komt de output. We hebben geen
idee wat er in de zwarte doos gebeurt.

Psychologisch behaviorisme: ook wel methodologisch behaviorisme; de wetenschap
moet een objectieve methode gebruiken waarmee alle waarnemingen onafhankelijk kunnen
worden vastgesteld.

Filosofisch behaviorisme: ook wel analytisch of linguïstisch behaviorisme; benoemd
naar de argumenten die filosofen gebruikte om het behaviorisme te verdedigen.

Gilbert Ryle: argumenteerde tegen het dualisme door de mythe “geest in de machine”
(machine = lichaam, geest = geest). Hij stelde daarbij ook dat de geest niets meer is dan een
reeks disposities om zich te gedragen en als je denkt dat het meer is dan maak je een
categoriefout.
- Categorie fout: geest = gedrag, als je iets anders denkt dan is dat een categoriefout.
- Dispositie: een dispositie is een gedragspatroon dat iemand onder bepaalde
omstandigheden vertoont.

Pseudoprobleem: nep probleem; het dualisme is een pseudoprobleem, omdat er maar één
categorie is. Het enige wat we moeten doen om de geest te begrijpen, is onze
gedragsbeschikkingen begrijpen.

Logisch potivisme: hadden als doel om zich te ontdoen van pseudowetenschap. De
empiristen hadden als argument dat een zin, wil hij zinvol of wetenschappelijk zijn,
gerelateerd moet zijn aan waarnemingen. Voor de psychologie betekent dit dat er geen
subjectieve psychologie mag zijn.

Probleem behaviorisme: behavioristen zouden moeten stellen dat zij door het bestuderen
van gedrag ook het verstand bestuderen en dat er niet meer is  behavioristen zouden
moeten beweren dat de menselijke geest menselijk gedrag is, want anders zouden zij de
geest niet bestuderen door gedrag te bestuderen.

Conclusie
Dualisme, idealisme en introspectie hebben allemaal het gemeenschappelijke probleem dat
ze de wetenschap niet serieus nemen. Deze bewering kan niet gemaakt worden tegen het
behaviorisme, omdat het de wetenschap zeer serieus nam. Maar ondanks dat het de
wetenschap serieus nam, liet het de bewuste geest buiten beschouwing en nam het die niet
serieus.

Vraag 5: Maakt de bewuste geest deel uit van de hersenen?
Identiteitstheorie (mind-body identity theory MBIT): ook wel reductief materialisme;
voorstanders beweren dat we soortgelijke ervaringen hebben omdat we soortgelijke
hersentoestanden hebben. De ervaringen zijn identiek aan de hersentoestanden.
 Elke mentale toestand is identiek aan een hersentoestand, maar niet elke
hersentoestand is identiek aan een mentale toestand.

Identiteitstheorie is een soort materialisme:
- Materialisme: het standpunt dat de wereld materieel of fysiek is en dat alle dingen
daarom op een bepaalde manier fysiek zijn.

,Bewustzijnsfilosofie


 Wordt meestal gebruikt om te verwijzen naar de realistische theorieën over de
bewuste geest.
 Materialisme is een theorie die zowel geest als wetenschap serieus neemt.


Geest-lichaam superveniëntie
- Strak Trek aanname: als je het lichaam naar een andere plek transporteert dan
superveniëren de deeltjes van jou die uit elkaar worden gehaald tijdens de
transportatie op jouw lichaam voor- en na de transportatie.
- Superveniëntie: een reeks eigenschappen zijn bepalend voor een andere reeks
eigenschappen (voorbeeld: legoblokjes superveniëren op in elkaar gezette lego
brandweerauto)

Er zijn meerdere soorten identiteit, maar in dit vak is kwantitatieve (numerieke) identiteit
belangrijk:
- Kwantitatieve (numerieke) identiteit: twee dingen zijn één en hetzelfde; als A = B
dan is B = A

Wet van Leibniz: als twee dingen echt niet van elkaar te onderscheiden zijn, moeten ze
hetzelfde zijn.
- Als A kan worden onderscheden van B, dan bevat A een component wat B niet heeft
of andersom

Kripke: hij heeft ideeën over empirisch ontdekte identiteiten veranderd. Hij betoogde dat toen
we ontdekten dat water H2O is, we een noodzakelijke waarheid hadden ontdekt: water is
altijd als H2O geweest.
- Noodzakelijke waarheid: waarheid die vast staat (zoals H2O).
- Contingente waarheid: waarheid die afhangt van de setting (middelvinger in elke
cultuur anders geïnterpreteerd).
- A priori: je kunt de waarheid van een bewering vaststellen door er alleen maar over
na te denken, zonder empirisch onderzoek te hoeven doen.
- A posteriori: je kunt de waarheid van een bewering alleen vaststellen door onderzoek
te doen in de wereld.

Eliminativisme: de opvatting dat sommige mentale toestanden niet bestaan.
 Sommige mentale toestanden kunnen worden gereduceerd tot hersentoestanden, terwijl
andere mentale toestanden (vrije wil bijv.) niet gereduceerd kunnen worden. Deze mentale
toestanden moeten dan dus geëlimineerd worden.

Type-fysicalisme: stelt dat elk individueel geval (een token) van een bepaalde mentale
categorie (een type) identiek is aan een individuele hersentoestand van een bepaalde
categorie (token ‘pijn’ is identiek aan type ‘hersentoestand X’)

Causale-rol analyse: concreet voorbeeld; pijn is het resultaat van weefselschade en zorgt
ervoor dat organismen zich concentreren en gestrest raken door deze schade. Bij pijn gaat
het om de activiteit in de SCIC (hersendeel). Daarom kunnen we pijn identificeren met
activiteit in de SCIC.

Conclusie
De identiteitstheorie neemt zowel de geest als de wetenschap serieus en de argumenten
ertegen zijn niet erg overtuigend. Maar er is één argumenten – gebaseerd op de
mogelijkheid dat mentale toestanden meervoudig realiseerbaar zijn – dat potentieel fataal
zou kunnen zijn voor de identiteitstheorie.

,Bewustzijnsfilosofie


Vraag 6: Kunnen machines een bewuste geest hebben?
Bewustzijnschauvinisme: de identiteitstheorie pleit voor het bewustzijnschauvinisme:
alleen wezens met menselijke hersenen kunnen een bewuste geest hebben.
 Als een vis pijn kan hebben, dan is pijn niet alleen superieur aan de mens, maar ook aan
de hersenen van verschillende vissen. Dit betekent dat er verschillende manieren zijn om
pijn te realiseren, dus: mentale toestanden kunnen meervoudig realiseerbaar zijn.
(Machinaal) Functionalisme: beweert dat mentale toestanden worden gevormd door hun
causale of functionele relaties met zintuiglijke input, andere mentale toestanden en
gedragsoutput.
 Als het functionalisme juist is, dan zouden machines ook gedachtes hebben.

Alan Turing: Turing Machine: een machine die elke berekening kon uitvoeren. Het is niet
van belang uit welk materiaal de machine bestaat, zolang hij de symbolen maar manipuleert
volgens de gegeven regels. Bestaat uit volgende elementen:
- Tape die functioneert als het geheugen.
- De band die is verdeeld in secties en elke sectie kan één symbool bevatten.
- Wat de machine doet hangt af van de interne toestand, de invoer (wat op de band
staat) en de tabel van de machine (verzameling regels).

De Turing test: in deze test moet een computer proberen een ander persoon ervan te
overtuigen dat hij een mens is en geen computer. Slagen voor de turing test betekent dat
een computer kan denken.

Cognitivisme: combinatie van functionalisme (mentale toestanden causaal verband met
input, output en andere mentale toestanden) en computationalisme (cognitie bestaat uit
mentale toestanden die symbolische voorstellingen zijn volgens bepaalde regels).

Shakey de robot: machine die zich kon verplaatsen van A naar B door foto’s te maken van
de omgeving en daardoor een kaart te maken van hoe hij van A naar B moest komen.
Mensen doen niet zo lang over denken en daarom is Shakey niet biologisch realistisch.

Seriële verwerking: als er een fout optreedt in een van de stappen van het proces, dan
stopt het proces. Dit is wederom niet biologisch realistisch, want als een neuron sterft in het
brein dan heeft dat geen effect op het functioneren van het brein.

John Searle’s Chinese kamer argument: een computer die over de juiste regels beschikt om
symbolen te manipuleren, begrijpt niet wat hij doet. Je kan Chinees leren door gebruik te
maken van regels van de taal, maar je begrijpt niet per definitie wat je daadwerkelijk
zegt/schrijft.

Connectionisme: een aanpak gebaseerd op kunstmatige neurale netwerken en parallelle
gedistribueerde verwerking. Het doel van connectionisme was om de neurale verbindingen
in het menselijk brein te modelleren.

Neurale netwerken: een kunstmatig neuron wordt een eenheid genoemd, en het ontvangt
input en zendt output uit. Een kunstmatig neuraal netwerk bestaat uit een input-laag, output-
laag en een verborgen laag daartussen. Informatie die dit kunstmatige neurale netwerk
binnenkomt, wordt parallel verwerkt en niet serieel zoals het functionalisme.

Snapshot redenering: beoordeelt of een input een gezicht is en geeft dan alleen output. Is
niet bezig met veranderingen in tijd.

Problemen connectionisme: volgens het connectionisme is denken systematisch. Dit
betekent dat het denken op regels is gebaseerd en discrete concepten of woorden gebruikt,

, Bewustzijnsfilosofie


net als taal. Dit soort problemen wordt niet systematisch aangetroffen in de
connectionistische netwerken, maar wel in het klassieke cognitivisme.

Conclusie
Connectionisme lijkt vrij goed stand te houden als model voor de geest, want het is
biologisch realistischer dan computer functionalisme. Als het connectionisme juist is, zouden
we onze volkspsychologie opvattingen over propositionele houdingen kunnen laten varen,
maar dat elimineert representaties niet. Maar net als het functionalisme is het
connectionisme een hersencentrische visie op de geest, en een grote vraag is of een
dergelijke visie geen belangrijke aspecten van de bewuste geest mist.

Vraag 7: Maakt Google Maps deel uit van de bewuste geest?
Frankenstein Hypothese: als we jouw brein in het lichaam van iemand anders stoppen, ben
jij dan die andere persoon?
 Als we een theorie willen over de geest en hoe die in de fysieke wereld past, hoeven we
alleen maar naar de relatie van geest met de hersenen te begrijpen (dit geldt voor mind-brain
identiteitstheorie, het functionalisme en het connectionisme)

Belichaamde cognitie: betekent dat de cognitieve vermogens van een organisme worden
bepaald of sterk beïnvloed door het soort lichaam dat het organisme heeft.

Ingebedde cognitie (embedded cognition): betekent dat de cognitieve capaciteiten van
een organisme bepaald of sterk beïnvloed worden door de omgeving waarin het organisme
leeft.

Belichaamde ervaring: we stellen dat een fenomenale ervaring belichaamd is wanneer de
fenomenale ervaring van een organisme wordt bepaald of althans sterk wordt beïnvloed door
het soort lichaam dat het heeft.

Ingebedde ervaring (embedded): we stellen dat een fenomenale ervaring is ingebed
wanneer de fenomenale ervaring van een organisme wordt bepaald of althans sterk
beïnvloed door het soort omgeving waarin het organisme leeft.

Conclusie
Het is duidelijk dat bewustzijn en cognitie afhankelijk zijn van het lichaam en de omgeving
van het organisme: de geest is belichaamd en ingebed. Dit betekent ook dat de
Frankenstein-hypothese onjuist is. Als de geest werkelijk belichaamd en ingebed is, wat
betekent dit dan voor ons begrip van bewustzijn en cognitie? Er lijken geen enorme
implicaties te zijn voor het fenomenale bewustzijn, het wordt nog steeds gekenmerkt door de
what-it-is-likeness. Maar wordt de cognitie nog steeds gekenmerkt door aboutness?

Andy Clark & David Chalmers: betoogden dat de cognitieve geest niet ophoudt waar de
hersenen en het lichaam ophouden, maar dat de geest zich uitstrekt tot in de wereld
(uitgebreide geest; extended mind theory EMH).

Vier criteria uitgebreide geest:
1. Pariteitsprincipe (gelijkheid): als een deel van de wereld functioneert als een
proces bij de uitvoering van een taak die wij, als het in het hoofd zou gebeuren,
zouden herkennen als onderdeel van het cognitieve proces, dan moet dit externe
proces worden beschouwd als onderdeel van het cognitieve proces. Dus, als je het
in je hoofd zou doen, zou het dan tellen als cognitie?
2. Voorhanden: is het betrouwbaar voorhanden en gebruik je het normaal?
(D.w.z. is het een betrouwbaar mechanisme? Werkt het mechanisme?);
3. Betrouwbaar: is het te vertrouwen? (d.w.z. is de informatie correct?)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nienketeunissen1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21
  • (0)
Add to cart
Added