100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Examenstof aardrijkskunde 6VWO uit BuiteNLand $6.52   Add to cart

Summary

Samenvatting Examenstof aardrijkskunde 6VWO uit BuiteNLand

 13 views  1 purchase
  • Course
  • Level

Samenvatting van alle examenstof die je voor het aardrijkskunde CE nodig gaat hebben. Stof is afkomstig uit de boeken: BuiteNLand 4vwo, BuiteNLand 5vwo en BuiteNLand 6vwo.

Preview 4 out of 39  pages

  • June 21, 2023
  • 39
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 6
avatar-seller
Aardrijkskunde CE-stof


Globalisering
 Global village: de wereld krijgt steeds meer met elkaar te maken.
o Door snelle ontwikkeling van de transport- en communicatietechnologieën
 De relatieve afstand tussen gebieden afneemt (=tijd-
ruimtecompressie)
o Verdwijning grenzen
o Daling reistijd en de kosten ervan
 Betere infrastructuur
o Vervlechting van gebieden wordt ook versterkt door de verhoging van de
geografische mobiliteit van mensen en bedrijven

Globalisering door verbetering van transportatietechnologieën en informatietechnologie

Verbetering van de transporttechnologie:
1. Innovaties + schaalvergrotingen  sneller en goedkoper
2. Infrastructuur is verbeterd
3. Open grenzen

Interactietheorie: de theorie waar je aan 3 voorwaarden moet voldoen om uitwisseling van
goederen tussen gebieden te kunnen waarmaken:
1. Complementariteit: vraag en aanbod in gebieden
2. Transporteerbaarheid: goederen moeten tegen een redelijke prijs en binnen een
redelijke tijd vervoerd kunnen worden
 Hoogwaardige spullen mogen langer duren en kosten dan laagwaardige.
3. Geen tussenliggende mogelijkheden: als er een nieuwe mogelijkheid ontstaat, kan de
vervoersstroom zich verleggen

Verbetering van de informatietechnologie:
 Economisch: voornamelijk tussen de drie economische machtsblokken: EU, VS en Japan.
Maar nu ook informatiestromen met nieuwe industrielanden in de periferie zoals de BRIC-
landen
 Sociaalgeografisch: afstandsverval = naarmate de afstand tot een land toeneemt, daalt
de intensiteit van het contact. Absolute afstand en absolute ligging (=waar een land
letterlijk op de wereld ligt)
 Cultureel: landen met grote verschillen in taal en cultuur is het contact ook minder

Aspecten van globalisering
Economische globalisering:
 Sinds 1980 verloopt de globalisering erg snel, omdat:
o Mno’s zijn door fusies, zo groot geworden dat ze een wereldwijd netwerk hebben
opgebouwd.
o Deregulering en liberalisering  grenzen openen
o Snelle ontwikkeling transport- en communicatietechnologie

 Geografische gevolgen van (snelle) globalisering:
o Nieuwe internationale arbeidsverdeling:
 Centrumlanden: ontwerp, distributie naar consument
 Semiperiferie: maakindustrie
 Periferie: grondstoffen en maakindustrie
o Mno’s proberen ook de semiperiferie en periferie te veroveren, bijvoorbeeld de Ikea
ketels in China
o Mno’s verhuizen steeds naar de gebieden met de laagste lonen en belastingen
o Mno’s beperken zich tot hun core business, voor al het andere huren ze
onderaannemers
o Globalisering is overal ter wereld te merken
 Benzineprijs stijgt overal ter wereld als er spanningen zijn in het oosten
o Er vormt een tweedeling: de fast world en de slow world
 Triade= de drie economische kerngebieden: Noord-Amerika, EU en Oost-
Azië
 Dit is de fast world: zij zijn sterk verbonden met de rest van de
moderne wereld
 De rest (80% van de wereldbevolking):
 Dit is de slow world: hun deelname aan de wereldeconomie en
modernisering is beperkt, nog weinig online
Culturele globalisatie:

, Aardrijkskunde CE-stof


 Versnelde diffusie (verspreiding van cultuur) van cultuurelementen door toerisme,
internationale migratie en communicatie
 Integratie= een gedeeltelijke aanpassing aan de dominante cultuur van een land met
behoud van eigen cultuurkenmerken
 Assimilatie = een bevolkingsgroep zich zo volledig aanpast aan een andere groep dat de
eigen culturele identiteit vrijwel verdwijnt  geen behoud van burgerschap
 Homogenisering = cultuur in moderne wereld gaat steeds meer op elkaar lijken
o Amerikanisering:
 Mensen zijn bang voor een wereldcultuur (=1 cultuur over de wereld)
maar dat gaat niet gebeuren met de amerikanisering, omdat:
 De overname van westerse zaken is vooral materiaal, maar de
diepere cultuurzaken, zoals waarden en normen, worden minder
snel overgenomen
 De westerse cultuurelementen worden alleen door de bovenlaag
van de bevolking overgenomen
 De westerse wereld staat ook onder invloed van andere niet-
westerse culturen
o Engels lingua franca
o Echte cultuurverandering is als diepere, immateriële elementen van een cultuur
(normen en waarden) veranderd zijn
 Te veel opgeven van de culturele identiteit  opstand
 Heterogenisering = mengcultuur (transnationaal netwerk/subcultuur) verweven
elementen van cultuurgebied van het thuisland met westerse cultuur
o Migratie
 Cultuurgebieden= gebieden waar een bepaalde cultuur overheerst
 Cultuurelementen = kenmerken van een cultuur waaraan je de cultuur kan herkennen

Politieke globalisering:
Tot 1980 (voor globalisatie) was de staat de baas, nu zijn delen mondiaal verdeeld:
 Door de globalisatie zijn er meer internationale organisaties nodig voor o.a. de veiligheid en
mensenrechten
o Supranationale organisaties: VN, WTO (World Trade Organization)
o Ngo’s: Rode Kruis
o Lokale en regionale overheden: Haven van Rotterdam werkt samen met Shanghai

Na de val van de Berlijnse Muur en dus de Koude oorlog in 1989 veranderde de wereldorde
o Economische en politieke barrières werden opgeruimd
o Blokvorming: landen gaan samenwerken, landen zoeken aansluiting en steun bij
elkaar om de wereldpositie te verbeteren, zoals de NAVO
 Door de globalisatie zijn er meer internationale organisaties nodig voor o.a. de veiligheid en
mensenrechten

Mensen gaan zelf hun in burgerschap (= het gebied waar zij wonen) de regionale kenmerken
beschermen.
 Regionalisme = het verdedigen van regionale belangen, politieke besluitvorming en
identiteit, zij vinden dat ze te veel macht moeten inleveren en te weinig zeggenschap
overhouden over het inrichten van hun dagelijkse leven

Andersglobalisme:
 Tegen grote mno’s en maken zich zorgen over de kleinere bedrijven
 Bezorgd over milieuverontreiniging en milieu-uitputting
 Zijn het niet eens met het beleid van internationale organisaties die arme landen dwingen
te bezuinigen, hun economie te herstructureren en te privatiseren voor ze voor een lening
in aanmerking komen

Ontwikkeling van het globaliseringsproces
Netwerksamenleving= steeds meer invloed op gebieden, steden en dagelijks leven

Hegemoniale staten = wereldmacht
 Wisselen elkaar af:
o Tot WOII: Europese staten aan de macht (kolonialisme)
 Europeanisering
 Portugal en Spanje  Nederland  Britse Rijk en Frankrijk
 Imperialisme = macht uitbreiding naar het buitenland

, Aardrijkskunde CE-stof


 Internationale arbeidsverdeling tijdens imperialisme: koloniën 
grondstoffenleverancier en de afzetmarkt voor het moederland
o Vestigingskoloniën en exploitatiekoloniën
o Na WOII: dekolonisatie en VS nieuwe wereldmacht  vrijemarkteconomie is grote
delen van de wereld

De basis van de mondiale centrumperiferie verhouding is dus gelegd in de koloniale periode.
Ook de basis voor de internationale arbeidsverdeling is gelegd in deze periode Semiperiferie en
periferie verrichten vooral eenvoudige en goedkope arbeid en leveren de meeste grondstoffen.
Rijke, westerse landen kunnen dit goedkoop importeren en zij verkopen de dure en luxeproducten.
Zij zijn vooral gericht op de dienstensector en de hoogwaardige industrie.
Ruimtelijke gevolgen van globalisering tegenwoordig:
 Uitschuiven: Proces van verplaatsing van bedrijven en functies vanuit een centrum naar
buiten. Dit proces kan zich op meerdere schaalniveaus voordoen.
 Doorschuiven:
 Fragmentarische modernisering: als in een land bepaalde gebieden wel gebruik maken
van moderne middelen, zoals, en andere delen van het land helemaal niet  achterstand
en sociale en regionale ongelijkheid

China is tweede economie in de wereld
 Er waarschijnlijk een global shift plaats vinden
 = het economische en politieke zwaartepunt in de wereld verschuift van
Atlantic Rim naar de Pacific Rim
 Gevolgen global shift:
o Politieke gevolgen:
 Het machtscentrum zal naar Zuid- en Oost-Azië verschuiven
 De hegemoniale staat verdwijnt er de macht wordt verspreid in
machtscentra
 =multipolaire wereldorde

o Economische gevolgen:
 Verandering economische wereldorde
 Verschuiving van ook hoogwaardige kapitaalgoederen en R&D
 Zuid-zuidinvesteringen = buitenlandse investering tussen de landen die
gerekend worden tot de periferie of de semiperiferie.
 Innovaties zullen nu ook uit niet-westerse landen komen
 In Oost-Azië grote financiële zakencentra
o Geografische gevolgen: bij een global shift naar de Grote Oceaan zal het
economische zwaartepunt van de VS westwaarts schuiven
o Geopolitiek: Europa schuift bij een global shift naar de buitenrand

Effecten van globalisering in gebieden
Winnaars van globalisering: rijke landen
Verliezers van globalisering: arme landen, landlocked (geen kust) landen, landen die rijk zijn door
olie na crisis
 Backwash-effecten=negatieve gevolgen van de globalisering voor de periferie:
o Fragmentarische modernisering = Als in een land bepaalde gebieden wel
gebruik maken van moderne middelen, zoals, en andere delen van het land
helemaal niet  achterstand
o Regionale ongelijkheid
o Afstroming van goederen en mensen (braindrain)

 Spread-effecten = positieve gevolgen van de globalisering voor de periferie:
o Toestroom van kapitaal (overmakingen van geld door migranten)
o Toestroom van kennis
o Investeringen
o Hulp
Sub-Sahara:
 Positie in de wereldeconomie: grondstofleverancier
o Afrika bezit 1/3 van grondstoffen
o Minder winst op grondstoffen
o Eenzijdige handel is kwetsbaar
 Zwak bestuur: Afrika was opgedeeld onder Europese mogendheden, geen rekening
gehouden met bestaande culturen/stammen  conflicten, ongemak en cultuurverschillen
 = failed states

, Aardrijkskunde CE-stof


 Bestuurlijke chaos
 Corruptie
 Permanente politieke onrust
 Liberalisering: Afrika via internationale hulporganisaties verbonden met wereld 
afhankelijkheid
 Gunstig: veel jonge (beroeps) bevolking, mits ze goed opgeleid zijn

Begrippen
o Agglomeratie = aaneengesloten stedelijke bebouwing die zich over meerdere gemeenten
uitstrekt
o Centrale stad + voorsteden = agglomeratie
o Agglomeratievoordeel = het voordeel van bedrijven om in elkaars nabijheid te zitten
o Bereikbaarheid = de mate waarin een plaats met verschillende transportmiddelen te
bereiken is
o Demografisch zwaartepunt = plek tot waar de opgestelde reisafstand van alle bewoners
van een land het laagste getal oplevert
o Footloose = geen dwingende vestingsplaatsen voor een bepaalde bedrijf(stak)
o Global shift = verschuiving van het economisch zwaartepunt in de wereld. Atlantic Rim 
Pacific Rim
o Herstructurering (economisch) = het omvormen van de economische basis. (industrie 
diensteneco)
o Stadsgewest = Stedelijk gebied met omringende plaatsen verbonden met de centrale
stad
o Volgmigratie = een migrant wordt gevolgd door de achtergebleven

Stedelijk netwerk
o Stedelijk netwerk = wereldsteden samen
o Wereldstad/metropool = belangrijk mondiaal knooppunt op economisch, cultureel of
politiek gebied
 Hoge concentratie mno’s (internationale bedrijven met vestigingen in
meerdere plaatsen in de wereld), verbindingen, uitwisseling van ideeën,
financiële instellingen
 Belangrijk in het globaliseringsproces
 Hoeft niet per se veel inwoners te hebben
 Intensieve uitwisseling van informatie en ideeën
 Agglomeratievoordelen
 Economische clusters
 Belangrijke rol in mondiale, financiële markten
o Global cities = internationale culturele knooppunten  trends : mode, muziek etc.
 New York, Londen en New York: triadisch network
 Commando en controlecentra ligt hier nog
 24 uurseconomie, omdat de steden ver genoeg uit elkaar liggen
o Hub and spoke netwerk = verbindingen die wereldsteden hebben met steden
van een lager schaalniveau
 Hub/mainport= mondiale verkeersknooppunten die zich in steden bevinden
(vb. internationale havens, luchthavens)
 Spoke= tussenliggende verbindingen/ verbindingen tussen stad en
achterland (vb. bussen en treinen)
o Mondiale netwerken= verbinding tussen gebieden en landen wereldwijd op
economisch, sociaal-cultureel en politiek gebied.
o Transnationale netwerken= verbinding tussen twee landen wereldwijd op
economisch, sociaal-cultureel en politiek gebied.

o Megasteden = steden met meer dan 10 miljoen inwoners
o Hebben niet meteen veel invloed op het wereldtoneel
o Groeien snel:
1. Hoge natuurlijke groei: jonge bevolking met laag sterftecijfer
2. Hoge vestingsoverschot: hoge urbanisatie van platteland en middelgrote
steden
3. Uitbreiding van de stad  randsteden worden onderdeel van het stedelijke
gebied
 Snelle groei  problemen voor voorzieningen, wonen en werk
o Slums, files, informele sector
o Vaak een blackhole

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller HildedeBruin. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.52. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75323 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.52  1x  sold
  • (0)
  Add to cart