Informationele invloed:
- De consument vergaart informative over verschillende merken bij invloedrijke
professionals of onafhankelijke deskundigen.
- De consument vergaart informatie bij degenen die beroepsmatig met het product
werken.
- De consument vergaart merkgerelateerde kennis en ervaring (prestatievergelijking van
merk A en merk B) onder vrienden, buren, bekenden of collega’s die betrouwbare
informatie over de merken hebben.
- Welk merk iemand kiest, kan beïnvloed worden door een keurmerk van een onafhankelijk
testbureau.
- Waarneming van het gedrag van deskundigen (in welk type auto rijdt de politie?)
beïnvloedt de consument bij zijn merkkeuze.
- Alle bovenstaande antwoorden zijn correct.
Instrumentele invloed:
- De beslissing van iemand om een bepaald merk te kopen wordt beïnvloed door de
voorkeuren van collega’s indien die persoon aan hun verwachtingen wil voldoen.
- De beslissing van iemand om een bepaald merk te kopen wordt beïnvloed door de
voorkeuren van familieleden en mensen met wie die persoon sociaal contact heeft.
- De wens om te voldoen aan de verwachtingen van anderen heeft invloed op iemands
merkkeuze.
- Alle bovenstaande antwoorden zijn correct.
- Geen van bovenstaande antwoorden is correct.
Waarden-expressieve invloed:
- Iemand heeft het gevoel dat de aankoop of het gebruik van een merk gunstig is voor het
beeld dat anderen van hem hebben.
- Iemand heeft het gevoel dat degenen die een bepaald merk kopen of gebruiken de
kenmerken bezitten die hij graag zou hebben.
- Iemand zou soms graag het type persoon zijn dat volgens de advertenties een bepaald
merk gebruikt.
- Iemand meent dat de mensen die een bepaald merk kopen door anderen worden
bewonderd of gerespecteerd.
- Iemand vindt dat de aankoop van een bepaald merk kan helpen om anderen te laten zien
wat hij is of zou willen zijn (sporter, succesvolle zakenman/-vrouw, goede ouder
enzovoort).
- Alle bovenstaande antwoorden zijn correct.
- Geen van bovenstaande antwoorden is correct.
1
,Inleiding:
1. Wat is de Multi-Platform Navigator? Verduidelijk aan de hand van Metallica.
❖ Multi-platform navigator: Geeft aan hoe we creatieve belevingsconcepten via deelbelevingen op
verschillende platformen in de Media en Entertainment industrie kunnen vermarkten.
➔ Blue Prints die ons helpen om vanuit creatieve ideeën te kunnen gaan nadenken hoe we in de
multi-platform wereld verschillende producten kunnen gaan vermarkten.
➔ Men gaat ook nadenken in welke volgorde de producten op de markt zijn gebracht.
➔ Helpt om te zien waar er nog gaten in de markt zijn en wat je nog kan gaan creëren.
Je gaat verschillende ideeën aan elkaar koppelen waardoor producten elkaar gaan versterken. Je kan
op twee manieren daarnaar kijken:
1) Cross-mediaal: Ik ga hetzelfde verhaal/boodschap in verschillende platformen gaan herhalen,
dezelfde boodschap op verschillende manieren bij mensen gaan brengen.
Vb. Dronkenschap op de baan is gevaarlijk → via tv, radio, prints, … gaan brengen
2) Trans-mediaal: Over verschillende mediaplatformen heen die verschillende
verhaallijnen/boodschappen uitbouwen.
Vb. Metallica:
Muziek is de eerste en meest gerefereerde beleving bij Metallica.
De muziek van de groep wordt via verschillende platformen tot bij de consument gebracht.
(Radio, tv, optredens...)
TV: zoel live als vooraf opgenomen optreden/videoclip.
Songteksten worden in boekjes geprint
foto’s van zingende en roepende mannen worden afgedrukt en verkocht als merchandising.
2. Wat is een concept, belevingsconcept, beleving, deelbeleving, totale beleving,
totaalbeleving, ervaring, multi-platformbelevingsconcept, belevingsplatform? Geef bij
elke definitie ook een voorbeeld uit de entertainmentsector.
❖ Concept: De deelbare beschrijving van een idee, d.m.v. taal of andere waarneembare middelen.
Van daaruit kom je tot belevingsconcept.
Vb. Het concept ‘paard’. Wat is dat nu een paard?
❖ Belevingsconcept: Een concept dat tot doel heeft om de doelgerichte ontwikkeling van belevingen
mogelijk te maken. Het blijft altijd een technologie- en platform onafhankelijke beschrijving. Het
is iets wat we bedenken met als doel verschillende belevingen (producten) te creëren.
❖ Beleving: Een door een aanbieder in de tijd en ruimte beperkte aangeboden bundel van fysieke,
virtuele en/of sociale touchpoints afgeleid van het belevingsconcept dat zintuigelijk kan
waargenomen worden door consumenten.
Vb. een film, een concert
➔ Uit een beleving onderscheiden we: deelbeleving, totaalbeleving, totale beleving
❖ Deelbeleving: Beleving die niet op zich alleen staat, maar die samen met andere deelbelevingen
een onderdeel vormt van de totale beleving.
Vb. Rock Werchter: Hoe vlot het verloopt aan de ingang, de aankleding van de ingang, het
armbandje dat je moet tonen, je rugzak die je moet tonen aan de security,…
2
,❖ Totaalbeleving: Totale beleving waarbij de aanbieder bij het ontwerp specifiek aandacht heeft
gehad voor het creëren van een samenhangende set aan deelbelevingen met de bedoeling om
thematische synergie te creëren in overeenstemming met het belevingsconcept.
Vb. Tomorrowland: Zelfs de lantaarnpalen, de vuilbakken zijn mee aangekleed in de wondere
wereld van TML. Het gaat niet alleen over de muziek, je wordt ook volledig ondergedompeld in die
wereld. Alle standjes zijn mee aangekleed in hetzelfde thema.
❖ Totale beleving: De gehele verzameling aan deelbelevingen die door een aanbieder aangeboden
wordt.
Vb. Rock Werchter op zijn geheel: verschillende tenten, muziekgenres,…
❖ Ervaring: De subjectieve impact bij de consument als resultaat van betekenisgeving door de
consument aan de interactie tussen de consument en de verschillende touchpoints van de
beleving. Subjectief: Bij iedereen is de ervaring anders
Voorbeeld: Sportpladijs van 20 jaar Ketnet. Dat is de beleving. De ervaring is voor iedereen anders:
voor sommigen komen bepaalde herinneringen naar boven. Sommigen krijgen kippenvel bij
Spring,…
❖ Multi-platform belevingsconcept: Belevingsconcept dat het potentieel en de intentie heeft om
gebruik te maken van verschillende belevingsplatformen om belevingen aan te rijken aan een
doelpubliek.
Vb. Studio 100
❖ Belevingsplatformen: Verschillende digitale of fysieke mediakanalen waarlangs een beleving tot
bij het doelpubliek wordt gebracht, zoals kabeltelevisie, gedrukte pers, theater, pretpark,
merchandise, evenementen
Vb. Kabouter Plop op tv en op Streamz
Hoofdstuk 1:
3. Wat is psychologie en wat is het niet?
❖ Psychologie: Wetenschap van het gedrag en geestelijke processen (mentale activiteit). Studie van
de geest en gedragingen. We proberen zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de ‘blackbox’ en de
gedragingen met de bedoeling te kunnen voorspellen.
Psyche = Grieks voor geest
Ologie = gebied van de studie
Geestelijke processen: zowel intern (denken, voelen en begeren) als extern (direct
waarneembaar gedrag zoals lachen).
3 manieren om psychologie te bedrijven:
1) Experimenteel psychologen: Kleinste groep. Voeren het meeste onderzoek uit dat nieuwe
psychologische kennis creëert. Meestal werkzaam aan uniefs.
2) Docenten psychologie: Werken binnen een grote diversiteit aan opleidingen. Ze geven vb. les
aan studenten van profes. bacheloropleidingen.
3) Toegepast psychologen: Gebruiken de kennis die door experimenteel psychologen is
verzameld om problemen van mensen op te lossen. Werken op veel plekken: scholen,
klinieken, ziekenhuizen, bedrijven,… Binnen de toegepaste psychologie heb je verder nog heel
wat specialisaties. Vb. gezondheidspsychologen → werken in alle sectoren van de
gezondheidszorg voor patiënten die ook psychologische problemen hebben.
3
, ❖ Psychologie is geen psychiatrie: Psychiaters behandelen geestelijke stoornissen (enkele
psychologen doen dit ook maar daar stopt de gelijkenis), volgden een medische opleiding en een
gespecialiseerde opleiding in de behandeling van geestelijke en gedragsmatige problemen. Ze
bekijken de patiënten meer vanuit de medische invalshoek. Psychologie legt meer de nadruk in
de opleiding op onderzoeksmethoden.
4. Wat zijn de zes belangrijkste perspectieven van de psychologie? Omschrijf het basisidee,
de gedragstrigger (hoe gedrag wordt bepaald) en verduidelijk van wie en uit welke
periode dit komt? (p.20)
Perspectief Basisidee Gedragstrigger Van wie en periode
Biologisch Scheiding tussen de spirituele Hersenen, - Eerste helft 17de eeuw:
perspectief geest en het fysieke lichaam. zenuwstelsel, René Descartes
Ze zijn apart aan te sturen. endocriene stelsel - Vanaf einde 20ste eeuw:
(hormonen-stelsel) + Neurowetenschappers en
genen evolutiepsychologen
Cognitief De wetenschappelijke Iemands unieke - Einde 19de eeuw: Wilhelm
perspectief methode kan worden patroon van Wundt en William James
gebruikt om de geest te waarnemingen, - Begin 20ste eeuw:
bestuderen. interpretaties, Gestaltpsychologen
verwachtingen, - Cognitivisten: vanaf 1960
overtuigingen en
herinneringen
Behavioristische Psychologie moet de De prikkels in onze - Begin 20ste eeuw: John
perspectief wetenschap van omgeving en onze Watson en Skinner
observeerbaar gedrag zijn, reacties daarop, de
niet van mentale processen. consequenties van
ons gedrag
Perspectief van Psychodynamische Processen in onze - Vanaf 1990: Freud (en al
de gehele psychologie: persoonlijkheid onbewuste geest zijn volgelingen)
persoon en psychische stoornissen
komen voort uit processen in
het onbewuste.
Humanistische psychologie: Onze aangeboren - Vanaf jaren ’50, 20e
Psychologie moet de nadruk behoefte om te eeuw: Carl Rogers en
leggen op de menselijke groei groeien en ons Abraham Maslow)
en potentieel ipv op potentieel zo goed
psychische stoornissen. mogelijk te
verwezenlijken
Positieve psychologie: Onze innerlijke - Vanaf 2000: Selligman en
psychologie moet bijdragen processen zijn Csikszentmihalyi
tot geluk en welzijn van minstens even
individuen en groepen belangrijk als prikkels
uit de omgeving..
Psychologie van Unieke - De oude grieken (5e E
karaktertrekken en persoonlijkheden v.c.) en moderne
temperament: merken die in de tijd persoonlijkheids-
individuen kunnen worden en in alle situaties psychologen (vanaf einde
begrepen in termen van hun consistent zijn 20ste eeuw)
temperament en blijvende
karaktertrekken.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittdemeulemeester. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.33. You're not tied to anything after your purchase.