Samenvatting toets:
Nature = genen / niet aangeboren; bijvoorbeeld laag geboortegewicht is geen nature
Nurture = omgevingsfactoren = na bevruchting
Maturatie: later in je leven komt iets naar voren dat in je genen zat bijv. erfelijke afwijking
Psychodynamisch perspectief: benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat
gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten, waarvan een
persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft.
Psychoanalytische theorie: Theorie van (Sigmund) Freud (1856 tot 1939) die ervan uitgaat
dat onbewuste krachten bepalend zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag
Vb. een kind kan ervaren te weinig aandacht te krijgen van opvoeders. Door dit te
compenseren vraagt het steeds aandacht van de juf en later van partner.
Met 3 aspecten:
1. Id: primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid. Het staat
voor onze primitieve driften die te maken hebben met honger, seks, agressie en
irrationele impulsen. Het id opereert vanuit het genotsprincipe, zoveel mogelijk
bevrediging en zo weinig mogelijk spanning te ervaren. Baby’s hebben alleen een ID.
2. EGO: rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid, dat opereert vanuit het
realiteitsprincipe; lusten moeten soms opgegeven worden in functie van verder
gelegen doelen en latere bevredigingen.
3. Superego: vertegenwoordigt iemands geweten. Hiermee maken we het onderscheid
tussen goed en kwaad.
VB met wijn voor tentamen:
- ID = kom maar op drift
- Ego = conclusie trekken oke een half glas wijn kan wel, maar dan niet meer
- Super ego = nee kan je niet maken, anders dit…..
De psychoseksuele ontwikkeling lopend door fases:
Orale fase Geboorte tot 12-18 Interesse in orale bevrediging; zuigen, eten, bijten
maanden
Anale fase 12-18 maanden tot 3 jaar Bevrediging door ontlasting op te houden en zich
juist te ontlasten; wennen aan controlemechanisme
maatschappij
Fallische fase 3 tot 5-6 jaar Interesse in genitaliën; weten om te gaan met het
oedipuscomplex
Latentiefase 5-6 jaar tot adolescentie seksualiteit niet belangrijk
Genitale fase Adolescentie tot opnieuw ontluiken van seksuele interesses en
volwassenheid aangaan van volwassen seksuele relaties.
,Fixatie = Iets gaat fout in een van de fases waardoor het een achterstand oploopt vanaf die
fase. Gevolg van een onopgelost conflict.
Regressie = teruggaan naar fase
Oedipuscomplex = de wordt verliefd om moeder en ziet vader als rivaal.
De psychosociale theorie van Erik Erikson (1902-1994) zegt dat je je hele leven verder
ontwikkeld in 8 afzonderlijke stadia. Volgens Erikson is in elke stadium sprake van een crisis
of conflict dat het individu moet oplossen.
Leeftijd Stadia Positief Negatief
Geboorte tot 12- Vertrouwen / wantrouwen Vertrouwen dankzij Angst voor en zorgen
18 maanden steun van de over anderen
omgeving
12-18 maanden Autonomie / schaamte en Onafhankelijkheid Twijfels over zichzelf,
tot 3 jaar twijfel ontstaat wanneer gebrek aan
experimenteren wordt onafhankelijkheid
gestimuleerd ontstaan wanneer er
geen ruimte is voor
experimenteren
3 tot 5-6 jaar Initiatief / schuld Ontdekken van Schuldgevoel over
manieren om daden en gedachten
handelingen in gang
te zetten
5-6 jaar tot IJver / minderwaardigheid Groeiend besef van Gevoelens van
adolescentie competenties minderwaardigheid,
geen vertrouwen in
eigen kunnen
Adolescentie Identiteit / Bewustzijn van de Onvermogen om
identiteitsverwarring eigen uniekheid, passende rollen in het
weten welke rol te leven te herkennen
vervullen
Eerste Intimiteit / isolement Ontwikkeling van Angst voor relaties
volwassenheid liefdevolle seksuele met anderen
relaties en hechte
vriendschappen
Volwassenheid Generativiteit / stagnatie Gevoel bij te dragen Bagatelliseren van
aan de continuïteit van eigen activiteiten
het leven
Rijpheid Ego-integriteit / wanhoop Gevoel van eenheid in Spijt van gemiste
wat men in het leven kansen
bereikt heeft
, Behavioristische en sociale leertheorie (Pavlov, Skinner, Watson, Bandura)
Behavioristische perspectief: hoe wij worden, alles heeft te maken met omgeving =
nurture. Hielde zich niet bezig met nature. Geen onderscheid mensen en dieren. Kind komt
onbeschreven ter wereld. Alles is aangeleerd!
Stimulus-respons-leren: vormen van leren die we kunnen beschrijven in termen van stimuli
en responsen, zoals klassieke en operante conditionering.
Klassieke conditionering: reageert op een stimulus die anders is dan normaal. Door twee
prikkels tegelijk aan te bieden gaat het individu ze met elkaar associëren.
Een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde manier leert reageren op een
neutrale stimulus die dat type respons normaal gesproken niet uitlokt. Bijv Pavlov reactie:
Automatisch iets doen door associatie (bijv. Een belletje rinkelen elke keer als je de hond
een snoepje geeft. Als je dit een aantal keer doet zal de hond al gaan kwijlen als alleen al het
belletje rinkelt).
Operante conditionering (B.F. Skinner 1904-1990): door het individu te straffen of belonen
gaat hij het gedrag associëren met iets leuks of vervelends en het gedrag dan juist stoppen
of herhalen.
S-R-C model (Skinner): Stimulus, Respons, Consequentie
Gedragsmodificatie: een op een behavioristisch perspectief gebaseerde techniek om de
frequentie van gewenst gedrag te verhogen en de frequentie van ongewenst gedrag te
verlagen.
Sociaal-cognitieve leertheorie (Bandura): benadering binnen de psychologie waarbij de
nadruk ligt op het leren door het gedrag van een andere persoon (een model) te observeren
en na te doen.
Volgens Bandura voltrekt sociaal-cognitief leren zich in 4 stappen of met behulp van 4
voorwaarden:
1. Aandacht: je neemt het gedrag van een model waar
2. Retentie: je kunt je het gedrag op een later tijdstip nog herinneren
3. Reproductie: je kunt het gedrag dat je eerder zag reproduceren
4. Motivatie: je bent gedreven om het gedrag te leren en uit te voeren, doordat je ziet
dat het iets oplevert en/of doordat je op een bepaalde manier opkijkt tegen het model.
Het systemisch perspectief: kijkt naar de relatie tussen individuen en hun fysieke,
cognitieve, persoonlijkheids- en sociale wereld. Ligt het dichtste bij sociologie. Hoe je bent in
bepaalde groepen verschilt.
De socioculturele theorie van Vygotsky: nadruk ligt op het verloop van de cognitieve
ontwikkeling als resultaat van sociale interacties tussen leden van een cultuur. ‘De
ontwikkeling van kinderen is afhankelijk van de interacties tussen anderen’
Kind ontwikkelt zich niet vanzelf, moet hulp bij krijgen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller michellekooijman89. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.03. You're not tied to anything after your purchase.