● Je kunt uitleggen dat de organisatieniveaus binnen de ecologie hun eigen emergente
eigenschappen hebben.
Ecologie is de wetenschap van de wisselwerking tussen organismen en hun omgeving. Organismen
beïnvloeden de omgeving, maar de omgeving beïnvloedt ook de organismen.
Het kleinste organisatieniveau is de molecuul. Environmental DNA is het DNA waarmee een ecoloog
kan achterhalen welke diersoorten in een bepaald gebied geweest zijn en een agent kan achterhalen
wie de dader is. Alle DNA-moleculen in een cel van een organisme vormen het genoom. Het
onderzoeksgebied waarbij aan de hand van het genoom wordt bepaald welke soorten in een gebied
voorkomen, heet ecogenomica.
De volgende in het rijtje van de organisatieniveaus is de cel en vervolgens het weefsel, de organen en
de organismen. Hierna komt de populatie; een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald
gebied die samen een voortplantingsgemeenschap vormen.
Alle populaties samen in een bepaald gebied, bijvoorbeeld een meer, vormen samen een
levensgemeenschap. Dit zijn alle organismen die samen in een gebied voorkomen.
Op elk niveau moeten onderzoekers rekening houden met emergente eigenschappen.
● Je kunt biotische en abiotische factoren binnen een ecosysteem herkennen en benoemen.
De invloed die alle organismen in een levensgemeenschap op hun levensomgeving uitoefenen, noem
je biotische factoren. De abiotische factoren zijn invloeden vanuit de levenloze omgeving, zoals
temperatuur, de troebelheid van het water, de stroomsnelheid en de hoeveelheid zuurstof in de
lucht. De abiotische factoren zijn van invloed op de soortensamenstelling; dat zijn alle verschillende
soorten in een bepaald gebied. Het systeem met alle biotische en abiotische factoren, noem je een
ecosysteem. Alle ecosystemen samen noemen we de biosfeer of het systeem aarde.
, Paragraaf 2 - Organismen
● Je kunt de invloed van de belangrijkste abiotische factoren op organismen beschrijven.
Het klimaat is een combinatie van abiotische factoren. Een macroklimaat is een klimaat dat in een
groot gebied heerst. Elk plekje van het ecosysteem (macroklimaat) heeft zijn eigen microklimaat.
Bodem → zand bevat veel zuurstof, maar kan water moeilijk vasthouden. Klei bevat juist weinig
zuurstof, maar kan water goed vasthouden. Humus zorgt ervoor dat de mineralen niet wegzakken
naar diepere bodemlagen. Andere factoren zijn zuurtegraad (pH), waterstand en mineralengehalte.
Licht → de lichtintensiteit beïnvloed de soort plant die groeit op een plek. De daglengte heeft bij veel
organismen invloed op het tijdstip van voortplanting.
Water → landplanten in een vochtig milieu hebben een zwak ontwikkeld wortelstelsel, bladeren met
een dunne cuticula (vetlaagje) en veel huidmondjes. Landplanten in een droog milieu hebben juist
een sterk ontwikkeld wortelstelsel, bladeren met een dikke cuticula, maar weinig huidmondjes
(onderkant).
Temperatuur → de enzymactiviteit, de snelheid waarmee enzym een reactie versnelt, is afhankelijk
van de temperatuur. Bij een lage temperatuur kunnen poikilotherme (koudbloedig) dieren niet actief
zijn. In warme gebieden zijn de uitsteeksels van homoiotherme dieren groter dan in koude gebieden.
● Je kunt veranderingen van biotische en abiotische factoren en hun onderlinge wisselwerking
beschrijven.
Tolerantie is het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factor te
verdragen. Soorten hebben hun eigen verspreidingsgebied (areaal), het gebied waar een soort
voorkomt. Buiten het gebied zal er altijd minstens één abiotische factor de tolerantiegrens
overschreden: de uiterste waarde waarbij
organismen van dat soort kunnen leven.
Dit is dan de beperkende factor, deze
bepaalt hoeveel organismen in een
bepaald gebied kunnen overleven.
Het gebied tussen de tolerantiegrenzen
noemen we het tolerantiegebied, waarbij
het optimum de ideale factor is.
Hiernaast zie je een optimumkromme.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LiekeKroonen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.