Hoofdstuk 1 Inleiding
Drie redenen waarom kennis van de ontwikkeling van kinderen nuttig is:
1. Kennis van de ontwikkeling kan worden toegepast in opvoeding, onderwijs
en bij het bepalen van beleid
2. Kennis van de ontwikkeling is nodig om kinderen te identificeren die
afwijken van wat als normaal wordt beschouwd (zo kan de behandeling zo
vroeg mogelijk starten)
3. Kennis van ontwikkelingsprocessen zijn van belang om het ontstaan en
beloop van abnormaal functioneren te begrijpen (preventieve maatregelen
kunnen worden ontwikkeld om problemen te voorkomen)
Ontwikkeling gaat over individuele groei en verandering in de tijd, kenmerkend
door drie principes:
1. Ontwikkeling is een proces dat in een vaste, logische volgorde verloopt en
dat onomkeerbaar is
2. Ontwikkeling is cumulatief (elke fase in de ontwikkeling bevat al het
voorgaande)
3. Ontwikkeling gaat altijd in de richting van eenvoudig naar complex
Dus ontwikkeling => onomkeerbare veranderingen in de tijd die in een vaste
volgorde, cumulatief en in de richting van grotere complexiteit verlopen
Fundamentele vragen die gesteld kunnen worden:
- Hoe gaan aanleg en omgeving samen in de ontwikkeling? Ontwikkeling
kan gezien worden als het product van erfelijke factoren, de voorgaande
ontwikkeling en de actuele omgevingsinvloeden. Je zou je beter kunnen
afvragen hoe genetische invloeden en omgevingsinvloeden met elkaar
verband houden en elkaar beïnvloeden in een gen-omgevingssamenspel.
- In hoeverre zijn kinderen passieve ontvangers van omgevingsinvloeden of
ontlokken ze juist actief reacties van de omgeving?
- In hoeverre is de ontwikkeling een gradueel, continu veranderingsproces
of een discontinu proces waarbij het kind van het ene stadium abrupt
overgaat naar het andere stadium.
- Wat is het verschil tussen eigenschappen die mensen met elkaar gemeen
hebben en eigenschappen die een mens uniek maken?
- In hoeverre is bij de ontwikkeling sprake van stabiliteit of verandering?
- Moeten de oorzaken van de ontwikkeling van gedrag in biologische of
psychologische factoren worden onderzocht?
In de middeleeuwen lag het accent in een huwelijk en gezin op de economische
band en was het vooral gericht op overleving. In de tijd van nu ligt het accent
juist op de emotionele band tussen volwassenen en tussen ouders en kinderen.
Desiderius Erasmus richtte zijn werk vooral op menselijke vrijheid en christelijke
naastenliefde, maar hierin speelde de opvoeding van kinderen een grote rol. Hij
legde grote nadruk op het onderwijs en de taalontwikkeling. Er zijn twee filosofen
die sterke invloed hebben gehad op het denken over de kinderontwikkeling:
1. John Locke => De ontwikkeling van kinderen wordt bepaald door opvoeding
en alle kennis komt voort uit ervaringen (bijvoorbeeld beloningen en straf)
2. Jean-Jacques Rousseau => Kinderen zijn van nature goed en juist
volwassenen kunnen de neiging zich in positieve zin te ontwikkelen
verstoren
,De evolutietheorie van Charles Darwin is van grote invloed geweest op het
ontstaan van de wetenschappelijke interesse in de kinderontwikkeling en heeft
andere onderzoekers geïnspireerd de kinderontwikkeling te bestuderen om zo
inzicht te krijgen in de menselijke aard. De evolutietheorie gaat om de
ontwikkeling van levende soorten die zich gedurende de evolutie aanpassen aan
de omgeving. De rol van biotische factoren (bijvoorbeeld erfelijke factoren) zijn
ook van invloed op de ontwikkeling.
In het verleden werd geen aandacht besteed aan mensen met een verstandelijke
beperking. Pas in de 19de eeuw ontstonden scholen voor kinderen met een
verstandelijke beperking en kregen zij zo een menswaardiger bestaan.
Tegenwoordig wordt een onderscheid gemaakt tussen kinderen met een
verstandelijke beperking en kinderen met psychiatrische stoornissen (autisme,
ADHD, depressie of angst)
Hoofdstuk 2 Ontwikkelingstheorieën
Twee ontwikkelingsdomeinen zijn de cognitieve ontwikkeling (Piaget, Vygotsky,
de informatieveverwerkingstheorie) en de sociale ontwikkeling (Freud, Erikson,
de leertheorie).
Cognitie => het vermogen om kennis te verwerven. De kennis wordt opgebouwd
door waarneming en door te denken.
De cognitieve ontwikkeling beslaat de ontwikkeling van een veelheid functies
zoals waarneming, aandacht, geheugen, redeneren, probleem oplossen, taal en
intelligentie. Eigenlijk gaat het dus om de vraag hoe de ontwikkeling van het
denken vanaf zijn meest primitieve vorm naar een grotere complexiteit verloopt.
Jean Piaget, Zwitserse filosoof en ontwikkelingspsycholoog, was geïnteresseerd
in de oorsprong en de ontwikkeling van het denken van normale kinderen. Hij
had de gedachte dat kennis bij kinderen niet tot stand komt door het passief
ontvangen van informatie maar is het resultaat van een interactief proces.
Kinderen zouden stapsgewijs en in vaste volgorde de stadia van de cognitieve
ontwikkeling doorlopen.
In de theorie van Piaget komen verschillende principes aan bod, zoals
onderliggende denkstructuren die schema’s worden genoemd en adapteren.
Schema’s zijn manieren waarop kinderen de buitenwereld benaderen (denk aan
grijpschema’s, kijkschema’s en zuigschema’s). De schema’s beginnen
sensomotorisch, dus tasten, voelen en proeven zijn de manieren waarop het kind
de omgeving verkend. Later worden de schema’s toenemend abstract. Trial and
error komt dan bijvoorbeeld meer aan bod. Uiteindelijk komen de kinderen op
een leeftijd dat alle schema’s meer samen komen. Adapteren is het proces
waarmee kinderen veranderen in gedrag of denken om effectiever te kunnen
functioneren. Adapteren bestaat uit twee processen: assimilatie en
accommodatie. Assimilatie is het proces waarmee bestaande vaardigheden of
kennis worden gebruikt in nieuwe situaties. Accommodatie is het proces van
aanpassing van bestaande vaardigheden of kennis om met een nieuwe situatie
om te kunnen gaan. Door het continu proces van assimilatie en accommodatie
ontwikkelen kinderen vanuit aangeboren reflexen steeds meer vaardigheden.
Equilibratie = zelfregulerend proces dat voor steeds betere adaptatie zorgt.
De (volgens Piaget) vier hoofdstadia van de cognitieve ontwikkeling:
, 1. Sensomotorische periode (0 tot 2 jaar); In deze periode ligt de nadruk van
het denken op de motorische reacties op input van de zintuigen en is te
verdelen in zes stadia
1.1Reflexen (0 tot 1 maand) -> vorm van oefenen
1.2Primaire circulaire reacties (1 tot 4 maanden) -> kinderen vertonen
gedrag dat een interessant of plezierig effect heeft en dat herhaald gaat
worden
1.3Secundaire circulaire reacties (4 tot 8 maanden) -> baby’s ervaren wat
de effecten zijn van hun handelen op de omgeving buiten het eigen
lichaam
1.4Coördinatie van secundaire schema’s (8 tot 12 maanden) -> gedrag
komt naar voren dat niet op toeval berust, kinderen zijn nu in staat
doelgerichte aaneenschakelingen van gedragen te laten zien om iets te
bereiken
1.5Tertiaire circulaire reacties (12 tot 18 maanden) -> kinderen beginnen te
experimenteren en zelf variaties aan te brengen in het omgaan met
voorwerpen, hierdoor worden oorzaak-en-gevolgrelaties ontdekt
1.6Het eerste denken (18 tot 24 maanden) -> kinderen kunnen voor het
eerst een probleem in gedachten oplossen in plaats van te zoeken naar
oplossingen door lichamelijk handelen, overgang van de sensorische
periode naar het symbolisch denken.
2. Pre-operationele periode (2 tot 7 jaar); Het ontbreken van logische
denkstrategieën is het hoofdkenmerk van deze periode. Kinderen kunnen
eenvoudige oorzakelijke verbanden in het dagelijks leven leggen en
magisch denken speelt een belangrijke rol. Deze periode wordt ook wel
gekenmerkt door een aantal aspecten: Egocentrisme (het denken
centreert zich rond de eigen persoon en kinderen kunnen zich nog niet in
andere verplaatsen), animisme (de neiging om niet-levende dingen leven
toe te kennen), artificialisme (de neiging om te geloven dat alle dingen
door mensen zijn gemaakt) en realisme (de neiging psychische fenomenen
zoals gedachten of dromen als fysische fenomenen te zien).
3. Concreet-operationele periode (7 tot 11 jaar); In deze periode ontstaat pas
de mogelijkheid om logisch en systematisch te denken. Ook kunnen in
deze periode tegenstrijdigheden of onjuistheden ontdekt worden. In deze
periode kunnen kinderen de volgende dingen dus wel: begrip van
rangorde, conservatie van aantal en conservatie van volume en gewicht.
Je moet ze stap voor stap meenemen naar het uiteindelijke doel.
4. Formeel-operationele periode (11 jaar en ouder); De periode waarin het
abstract-logische denken tot ontwikkeling komt. Het vermogen om
logische denkoperaties uit te voeren met het mogelijke of hypothetische
ontstaat. Kinderen kunnen nu vooruitdenken.
Objectpermanentie = weten dat voorwerpen aanwezig blijven, ook al zijn ze uit
het zich verdwenen In de sensomotorische periode ondergaan baby’s een
ontwikkeling van objectpermanentie. In stadium 1 en 2 kijkt een baby
geïnteresseerd of grijpt naar voorwerp, maar verliest aandacht zodra voorwerp
geheel of gedeeltelijk wordt bedekt. In stadium 3 grijpt de baby naar voorwerp
dat gedeeltelijk bedekt is, maar zoekt niet naar voorwerp dat geheel bedekt
wordt terwijl het kind kijkt. In stadium 4 vindt de baby het voorwerp dat geheel
bedekt wordt, maar niet als na enkele keren op dezelfde plaats het kind het
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fayhenip. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.