Vraag 1: welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot de doelen van het
aansprakelijkheidsrecht is juist?
a: Corrigerende rechtvaardigheid is geen legitimering voor de vestiging van aansprakelijkheid
b: hoewel het Nederlandse civiele aansprakelijkheidsrecht ook grondslagen biedt voor verbods- of
bevelsvorderingen is het aansprakelijkheidsrecht enkel gericht op het reguleren van gedrag
c: in HR Srebrençia speelden niet-financiële belangen een rol, in die zin dat de nabestaande een
verklaring voor recht vorderden dat de Nederlandse staat aansprakelijk is omwille van onder meer
waarheidsvinding en de erkenning van hun leed
d: verdelende rechtvaardigheid speelt met name een rol bij de vestiging van aansprakelijkheid
Vraag 2: welke stelling met betrekking tot het relativiteitsbeginsel en de leer van de redelijke
toerekening is onjuist?
a: de strekking van de geschonden norm is relevant zowel bij art. 6:163 BW als bij art. 6:98 BW
b: een daad die onrechtmatig is tegenover een bepaalde persoon kan tevens onrechtmatig zijn
tegenover een andere persoon
c: juist bij de schending van een wettelijke norm speelt het relativiteitsbeginsel een expliciete rol
d: voor de vraag of de schade kan worden toegerekend aan de veroorzaker dient aan het
relativiteitsbeginsel te worden getoetst
Vraag 3: welke van de onderstaande uitspraken met betrekking tot de omvang van de
schadevergoeding is juist?
a: alle schade die in c.s.q.n.-verband staat tot de onrechtmatige gedraging dient te worden vergoed
b: alleen schade die een redelijkerwijs te verwachte gevolg is van de onrechtmatige gedraging komt
voor vergoeding in aanmerking
c: bij schending van verkeers- en veiligheidsnormen die zijn opgesteld om ongevallen te voorkomen,
zal de daardoor ontstane dood- en letselschade ruim aan de onrechtmatige gedraging worden
toegekend.
d: de aard van de aansprakelijkheid speelt geen rol bij de vraag of schade aan de onrechtmatige
gedraging kan worden toegerekend
Vraag 4: veroordeel de volgende stellingen over meervoudige causaliteitsproblematiek op hun
juistheid:
I in HR Los/Leeuwaren oordeelde de HR dat indien zich na een schadeveroorzakende gebeurtenis
waarvoor iemand aansprakelijk is, een latere gebeurtenis voordoet die dezelfde schade zou hebben
veroorzaakt als die schade niet al was ontstaan, dit niets afdoet aan de
schadevergoedingsverplichting van de eerste veroorzaker.
II In HR v. Nugteren/Meskes oordeelde de HR dat, wanneer er sprake is van meerdere mogelijke
oorzaken, waarvan men niet weert welke van deze oorzaken daadwerkelijk tot de schade hebben
geleid, alle mogelijk veroorzakende partijen aansprakelijk zijn voor de geleden schade, tenzij die
partijen kunnen bewijzen dat zij niet de schade hebben veroorzaakt.
a: stelling I is juist, stelling II is onjuist
b: Stelling II is juist, stelling I is onjuist
c: Stelling I en II zijn juist
d: Stelling I en II zijn onjuist
, Vraag 5: beoordeel de onderstaande stellingen met betrekking tot proportionele aansprakelijkheid
op hun juistheid:
I Toepassing van de leer van de proportionele aansprakelijkheid brengt de kan met zich mee dat
iemand aansprakelijk wordt gehouden voor schade die hij niet heeft veroorzaakt
II Bij de toepassing van proportionele aansprakelijkheid zoekt de HR aansluiting bij artikel 6:99 en
6:101
a: stelling I is juist, stelling II is onjuist
b: Stelling II is juist, stelling I is onjuist
c: Stelling I en II zijn juist
d: Stelling I en II zijn onjuist
Vraag 6: Neeltje ondergaat een operatie aan haar linkerbeen omdat zij klachten ervaart die horen
bij het compartimentsyndroom. Chirurg voert de operatie uit en laat per ongeluk een gaasje in het
linkerbeen achter. Na een operatie als deze is het protocol om antibiotica voor te schrijven. een co-
assistent vergeet de antibiotica voor te schrijven. na enkele dagen zwelt het linkerbeen van Neeltje
op en blijkt dat zij een bacteriële infectie heeft opgelopen. Vast staat dat 1 van beide medische
fouten de schade heeft veroorzaakt, het is echter niet duidelijk welke. Welk antwoord is juist?
a: sprake van afzonderlijke oorzaken
b: sprake van samenwerkende oorzaken
c: sprake van proportionele aansprakelijkheid
d: sprake van alternatieve causaliteit
Vraag 7: welke stelling met betrekking tot proportionele aansprakelijkheid is onjuist?
A: bij proportionele aansprakelijkheid wordt de inherente onzekerheid over het conditio-sine-qua-
non-verband tussen de schadeveroorzakende gebeurtenis en de verloren kans over eiser en
gedaagde verdeeld
b: bij proportionele aansprakelijkheid zal in de regel beslissend zijn de omvang van de kans dat de
onrechtmatige gebeurtenis de oorzaak van de schade is.
c: bij het toepassen van proportionele aansprakelijkheid wordt aangesloten bij de verdelingsgedachte
die aan art. 6:101 BW ten grondslag ligt
d: proportionele aansprakelijkheid dient terughoudend te worden getoetst
Vraag 8: Sam en Tom zijn samen op boevenpas. Ze hebben illegaal vuurwerk besteld en besluiten
een vuilnisbak op te gaan blazen. Sam en Tom gooien gelijktijdig een rotje de vuilnisbak in, waarna
deze ontploft. De naastgelegen auto raakt hierdoor zwaar beschadigd. Uit nader onderzoek blijkt
dat de ontploffing veroorzaakt door ieder rotje voldoende is om de schade aan de auto te doen
intreden. Welke antwoord is juist?
a: Sprake van afzonderlijke oorzaken
b: sprake van proportionele aansprakelijkheid
c: sprake van samenwerkende oorzaken
d: sprake van alternatieve causaliteit
Vraag 9: welke van de onderstaande uitspraken over groepsaansprakelijkheid is juist
a: art. 6:166 beschermt de benadeelde in die zin dat wanneer een groep schade toebrengt aan deze
benadeelde, een causaliteitsverweer van een tot de groep behorende persoon, de pas wordt
afgesneden
b: in HR groepsaansprakelijkheid is bepaald dat art. 6:166 BW beperkt is tot gedragingen gepleegd
tijdens wanorde, gewoel, gedrang of verwarring van een menigte mensen
c: in HR Groepsaansprakelijkheid is bepaald dat voor toepassing van 6:166 BW eenheid van tijd en
plaats van de gedragingen in groepsverband vereist is
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kkboudih. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.80. You're not tied to anything after your purchase.