Wereldeconomie
H1 = Internationale handel
1.1 = Globalisering
Nadeel globalisering = nationale industrieën worden geconfronteerd met buitenlandse
concurrenten, waardoor er op korte termijn werkgelegenheid in bepaalde sectoren verloren
kan gaan.
1.2 = Oorzaken van internationale handel
Landen gebruiken goederen voor import/invoer of export/uitvoer.
Theorie van Ricardo = comparatieve kostenverschillen. Gezamenlijke welvaart van landen
neemt toe als elk land zich specialiseert in de goederen waarin zij een relatief kosten-
voordeel hebben.
Land produceert het product dat de laagste opofferingskosten heeft van de twee landen.
- Bekijk je aan de hand van opofferingskosten per eenheid van andere product
o Deze opofferingskosten per eenheid geven grenzen ruilverhouding weer
o Land met grootste comparatieve voordeel heeft meeste macht
o Hele lijn van ‘met internationale handel’ ligt hoger dan 'zonder’, altijd
voordeel bij samenwerking
Voordelen internationale handel = extra consumptiemogelijkheden + concurrentie zorgt
voor innovaties.
Nadelen internationale handel = werk kan spontaan verplaatsen van landen door lagere
opofferingskosten (goedkope productie/export).
Comparatieve kostenverschillen ontstaan uit hoeveelheid en kwaliteit productiefactoren:
arbeid, kapitaal, totale factorproductiviteit.
- Arbeid = land met relatief grote bevolking -> lage loonkosten. Hoogte arbeids-
productiviteit ook van invloed. Daling loonkosten per eenheid.
o AP beïnvloedt door menselijk kapitaal (kennis, ervaring, vaardigheden)
- Kapitaal = natuurlijke hulpbronnen en de aanwezige kapitaalgoederenvoorraad.
Klimaat en aanwezigheid van grondstoffen belangrijk.
o Infrastructuur, verzonken kosten en schaalvoordelen ook een rol.
o Schaalvoordelen zorgen voor een lagere kostprijs waardoor arme landen in
de markt blijven qua productie.
- Totale factorproductiviteit = hoe productief arbeid en kapitaal worden ingezet.
o Groot en hoog opgeleid = innovaties. Maatschappelijke factoren invloedrijk.
In het echt sprake van productdifferentiatie, theorie van Ricardo gaat uit van homogeniteit.
Berust op de arbeidswaardeleer (waarde bepaald door nodige aantal uren).
, Multinationale ondernemingen (multinationals of mno's) = symbool globalisering. = Grote
ondernemingen die in meerdere landen economisch actief zijn met de productie en/of
verkoop van hun goederen en diensten.
Produceren in landen met laagste productiekosten =
V = consumenten profiteren van relatief lage prijzen + veel bestedingen aan ontwikkeling
nieuwe producten
N = overheden van verschillende landen tegen elkaar uitspelen (laagste kosten -> toch geen
strengere milieuregels of betere arbeidsomstandigheden), mno verplaatst anders productie
naar ander land + gemakkelijk vennootschapsbelasting ontwijken door verplaatsing.
1.3 = Vrijhandel versus protectionisme
Voordelen internationale handel voor NL = hogere productiviteit + beschikbaarheid over
meer verschillende goederen en diensten tegen betaalbare prijs.
Nadelen = leidt tot verschuivingen in werkgelegenheid + lagere lonen in sommige sectoren
- Mensen verliezen banen door verplaatsing of technologische ontwikkelingen.
Laagopgeleiden zwakkere positie om nieuwe baan te vinden.
Overheid wil binnenlandse producenten beschermen = protectionistische maatregelen.
- Kenmerken = binnenlandse bedrijven bevoordelen ten opzichte van buitenlandse
Tarifaire maatregelen = invloed op prijs product. Importheffingen en exportsubsidies.
Non-tarifaire maatregelen = geen directe invloed op de prijs. Invoerquotum en
administratieve belemmeringen = bepaalde voorwaarden aan producten voor gezondheid,
veiligheid en technische standaarden. Werken beschermend als enkel binnenlandse
producten eraan voldoen.
Voorstanders vrijhandel (tegenstanders protectionisme) vinden dat protectie de
concurrentie vervalst en tot verlies van efficiëntie leidt =
1. Binnenlandse bescherming leidt uiteindelijk tot tegenmaatregelen, doordat elk land
dit gaat doen en er exportproblemen ontstaan en buitenlandse productie onmogelijk
wordt.
2. Het gebrek aan concurrentie verlaagt de innovatieprikkel.
Uitzonderingen voor protectionisme volgens de voorstanders van vrijhandel =
1. Nationaal belang. Protectie mag als het anders leidt tot kwetsbaarheid bij
internationale conflicten.
2. Jonge industrie. Protectie mag als het helpt bij het opbouwen van een industrie.
3. Afhankelijkheid. Protectie mag als de binnenlandse productie anders te afhankelijk
wordt van buitenlandse leveranciers.
4. Afdwingen productiewijze. Ter bescherming van mens en milieu door import.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller veerlejas. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.42. You're not tied to anything after your purchase.