Zeer uitgebreide uitwerkingen over de opgaven van week 5 belastingrecht met referentie naar de wetsartikelen waar je het antwoord o.a. kan vinden en uitgebreide illustraties en schema's om alles te verduidelijken
Werkgroepopgaven week 5 – standaardwerkingen (in groen) 2022/2023
Open vraag
Aan de top van Nantando, een multinational in computerspellen, staat de in Japan gevestigde
vennootschap A. Vennootschap A houdt alle aandelen in de in Ierland* gevestigde
vennootschap B en de in Nederland gevestigde vennootschap C. In vennootschap B zijn de
productieactiviteiten ondergebracht en in vennootschap C zijn de distributieactiviteiten
ondergebracht. De multinational heeft een wereldwinst van 1.600, waarvan 400 is behaald
door vennootschap A, 800 door vennootschap B en 400 door vennootschap C.
De multinational kan als volgt worden afgebeeld:
Neem aan: het winstbelastingtarief bedraagt in Japan 30%, in Ierland 12.5% en in Nederland
25%.
* Verschrijving in de gepubliceerde opgave; moet zijn: vennootschap B is gevestigd in Ierland
(in plaats van in Nederland).
Vragen
a. Hoeveel winstbelasting is Nantando in totaal verschuldigd?
Antwoord: 320
Toelichting: Er bestaat geen wereldwijd belastingstelsel dat een multinational zoals Nantando
als een geheel in de heffing betrekt. In plaats daarvan worden de vennootschappen
(moedervennootschap en dochtervennootschappen) afzonderlijk in de heffing betrokken van
lokale winstbelastingen. De berekening ziet er voor Nantando als volgt uit:
In Japan: 400 (= winst vennootschap A) x 30% = 120
In Ierland: 800 (= winst vennootschap B) x 12.5% = 100
In Nederland: 400 ( = winst vennootschap C) x 25% = 100 +
Totaal winstbelasting Nantando 320
(De stof van dit onderdeel er nog eens op naslaan in de voorgeschreven literatuur of
terugkijken in hoorcollege / kennisclips? → Hoorcollege week 5, slide 14 & Inleiding tot de
belastingheffing van multinationals, par. 2.1)
1
,b. Wat is het gemiddelde wereldwijde belastingtarief van Nantando?
Antwoord: 20%
Toelichting: Het ‘gemiddelde wereldwijde belastingtarief’ van een multinational wordt
berekend volgens de volgende methode: totale winstbelasting / wereldwinst x 100%. Voor
Nantando:
- totale winstbelasting: 320 (antwoord Open vraag, onderdeel a)
- wereldwinst: 1.600 (gegeven in de casus)
Het ‘gemiddelde wereldwijde belastingtarief’ van Nantando bedraagt derhalve:
(320/1.600) x 100% = 20%.
(De stof van dit onderdeel er nog eens op naslaan in de voorgeschreven literatuur of
terugkijken in hoorcollege / kennisclips? → Hoorcollege week 5, slide 14)
Vervolg van de open vraag.
Het bovenstaande feitencomplex gaat ervan uit dat vennootschap A aan vennootschap B een
geldlening heeft verstrekt van 1.000 tegen een rente van 1%. Een bank zou echter, onder
dezelfde omstandigheden, een rente hebben gevraagd van 11%.
Een (versimpeld) plaatje om de casus te illustreren:
Vragen
c. Wat is de verrekenprijscorrectie die ter zake in aanmerking moet worden genomen bij
vennootschap A op basis van het arm’s length beginsel?
Antwoord: De verrekenprijscorrectie bij vennootschap A is een opwaartse aanpassing
van de winst van 100.
Toelichting: Moedervennootschap A (Japan) leent geld uit aan haar dochtervennootschap B
(Ierland) tegen een vergoeding (verrekenprijs) van 10 (= 1.000 (bedrag geldlening) x 1%
(afgesproken rentepercentage)). Een derde (in deze casus: de bank) zou als vergoeding voor
het lenen van het geld echter een vergoeding van 110 (= 1.000 (bedrag geldlening) x 11%
(zakelijke rentepercentage)) hebben gevraagd. Omdat vennootschappen die deel uitmaken van
een multinational – voor de berekening van de winstbelasting – onderling ‘zakelijke
verrekenprijzen’ moeten hanteren (o.b.v. het arm’s length beginsel), overeenkomend met de
prijzen die tussen onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen, moet – nogmaals:
voor de berekening van de winstbelasting – het rentepercentage tussen vennootschap A en
vennootschap B gecorrigeerd worden van 1% naar 11%. Dit betekent dat vennootschap A
fiscaal uit moet gaan van een ontvangen rente van 110 (de ‘zakelijke’ verrekenprijs) in plaats
van uitgaan van een ontvangen rentevergoeding van 10 (de afgesproken rente). Dit is een
2
, opwaartse aanpassing van 100 (= 110 - 10).
Na de verrekenprijscorrectie bedraagt de winst van vennootschap A: 500 (= 400 (= winst vóór
verrekenprijscorrectie) + 100 (= verrekenprijscorrectie)); de winst van moedervennootschap
A is dus gestegen als gevolg van de correctie.
(De stof van dit onderdeel er nog eens op naslaan in de voorgeschreven literatuur of
terugkijken in hoorcollege / kennisclips? → Inleiding tot de belastingheffing van
multinationals, par. 3.1 & 3.3).
d. Wat is de verrekenprijscorrectie die ter zake in aanmerking moet worden genomen bij
vennootschap B op basis van het arm’s length beginsel?
Antwoord: De verrekenprijscorrectie bij vennootschap B is een neerwaartse aanpassing
van de winst met 100.
Toelichting: Op basis van (wederom) het arm’s length beginsel dient – als gevolg van de
verrekenprijscorrectie – bij vennootschap B eveneens fiscaal te worden uitgegaan van een
(zakelijk) rentepercentage van 11%, in plaats van het afgesproken percentage van 1%.
Vennootschap B moet dus eveneens 110 rente in aanmerking nemen in plaats van 10.
Vennootschap B is in deze casus de betalende vennootschap. In week 4 is reeds besproken:
rentekosten, zoals vennootschap B die betaalt, verlagen de winst van de betalende
vennootschap. Door de verrekenprijscorrectie worden extra (rente-)lasten in aanmerking
genomen (110 i.p.v. 10). Hierdoor wordt de winst dus neerwaarts bijgesteld met 100 (het
verschil tussen 110 en 10).
Na de verrekenprijscorrectie bedraagt de winst van vennootschap B: 700 (= 800 (= winst vóór
verrekenprijscorrectie) - 100 (= verrekenprijscorrectie)); de winst van dochtervennootschap B
is dus gedaald als gevolg van de correctie.
(De stof van dit onderdeel er nog eens op naslaan in de voorgeschreven literatuur of
terugkijken in hoorcollege / kennisclips? → Inleiding tot de belastingheffing van
multinationals, par. 3.1 & 3.3. De aftrekbaarheid van (rente)kosten voor een vennootschap,
waar in dit antwoord over wordt gesproken, is aan de orde geweest in week 4 van het vak. Als
u merkt dat u dat nog een lastig concept vindt, slaat u er dan nog eens op na: Belastingrecht in
Hoofdlijnen, par. 4.3.7).
e. Wat is het antwoord op vraag a en b na de verrekenprijscorrecties?
Antwoord: vraag a: 337.5 & vraag b: 21.1%
Toelichting:
* Gecorrigeerde antwoord vraag a:
In Japan: 500 (= gecorrigeerde winst vennootschap A) x 30% = 150
In Ierland: 700 (= gecorrigeerde winst vennootschap B) x 12.5% = 87,5
In Nederland: 400 ( = winst vennootschap C) x 25% = 100 +
Totaal gecorrigeerde winstbelasting Nantando 337.5
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Sosa03. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.