In de overeenkomst speel de verbintenis een centrale rol. Bij het aangaan van een overeenkomst
vestigen partijen meestal wederzijds rechten en plichten. Deze noemen we verbintenissen.
1. De obligatoire overeenkomst
Dit is de belangrijkste categorie overeenkomsten. Dat is de overeenkomst waarbij partijen een of
meer verbintenissen doen ontstaan. Een voorbeeld van een obligatoire overeenkomst is een
arbeidsovereenkomst. De werkgever is verplicht loon te betalen en de werknemer verplicht arbeid te
verrichten.
Wederkerige en eenzijdige overeenkomsten
Een obligatoire overeenkomst kan wederkerig of eenzijdig zijn. Uit een wederkerige overeenkomst
vloeien tussen partijen over en weer verplichtingen ofwel verplichtingen voort.
Art. 6:261 lid 1 BW: een overeenkomst is wederkerig, indien elk van beide partijen een verbintenis op
zich neemt ter verrijking van de prestaties waartoe de wederpartij zich daartegenover jegens haar
verbindt.
Een eenzijdige overeenkomst wordt weliswaar ook tussen twee partijen gesloten, maar hij bevat
slecht een verbintenis/verplichting. Een voorbeeld hiervan is de schenkingsovereenkomst.
Benoemde en onbenoemde overeenkomsten
Benoemde overeenkomsten zijn de obligatoire overeenkomsten die in de wet nader zijn geregeld.
Voorbeelden: koop, pacht, schenking. Op de onbenoemde overeenkomsten zijn alleen de algemene
bepalingen inzake overeenkomsten in boek 6 BW (te beginnen met 6:213 BW) van toepassing.
Consensuele en formele overeenkomsten
Voor de rechtsgeldige totstandkoming van een overeenkomst is het meestal al voldoende dat partijen
het over de overeenkomst eens zijn. Er is dat sprake van wilsovereenstemming oftewel consensus.
Zo’n overeenkomst noemen we daarom een consensuele overeenkomst. De meeste overeenkomsten
uit het vermogensrecht zijn consensueel. Bij formele overeenkomsten geldt dat voor hun
totstandkoming wilsovereenstemming niet voldoende is. Zij komen pas rechtsgeldig tot stand als ook
nog aan een bepaald vormvereiste is voldaan, vaak is dat een schriftelijk ondertekend stuk (akte).
2. De totstandkoming van overeenkomsten
Volgens art. 6:217 lid 1 BW komt een overeenkomst tussen partijen tot stand door een aanbod van
de ene partij en de aanvaarding daarvan door de wederpartij. Het geheel wordt
wilsovereenstemming genoemd. Aanbod en aanvaarding zijn allebei rechtshandelingen, want ze
beogen daarmee een rechtsgevolg. Aanbod en aanvaarding moeten aan anderen kenbaar worden
gemaakt (art. 3:33 BW).
2.1 Het aanbod
Degene die een aanbod doet tot het aangaan van een overeenkomst maakt zijn wil daartoe aan
anderen kenbaar. Een aanbod kan worden herroepen (art. 6:219 BW). In sommige gevallen echter is
een aanbod door de erin gestelde termijn of uit zijn aard onherroepelijk (bijv. een advertentie in een
krant).
, 2.2 Wil en verklaring, schijn en vertrouwen
Het komt nogal eens voor dat de wil van de aanbieder niet overeenkomt met zijn verklaring
(art. 3:35 BW). Bijv. een vergissing, misverstand verspreking. Als iemand echter iets verklaart dat niet
met zijn wil overeenstemt is er een probleem: zijn verklaring wekt de schijn dat hij iets bepaalds wil,
terwijl hij innerlijk iets anders wil.
Wie in gerechtvaardigd vertrouwen is afgegaan op de verklaring van een ander, wordt onder een
aantal voorwaarden wettelijk beschermd als blijkt dat bij die ander wil en verklaring niet meer met
elkaar overeenstemden (vertrouwensleer).
2.3 De wilsgebreken
Bij wilsgebreken stemmen wil en verklaring wel met elkaar overeen, maar met de wil zelf is iets aan
de hand: de wil is gebrekkig tot stand gekomen. Het belangrijkste gevolg van het feit dat een
rechtshandeling onder invloed van een wilsgebrek is verricht, is dat de rechtshandeling daardoor
vernietigbaar is geworden.
Het BW kent 4 wilsgebreken: bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling.
Dwaling art. 6:228 BW
Bij dwaling is er sprake van een verkeerde voorstelling van zaken. Als bij beide of een van beide
partijen sprake is geweest van een onjuiste voorstelling van zaken.
3 vereisten: 1: Iemand heeft gedwaald (vergist)
2: de persoon zou de overeenkomst niet zijn aangegaan als hij een juiste voorstelling had van zaken.
Alleen sprake als gedwaald werd over een essentiële eigenschap van het goed.
3: Beroep op dwaling kan alleen in de gevallen omschreven in art. 6:228 BW: de wederpartij gaf
verkeerde inlichtingen, de wederpartij zweeg ten onrechte, beide partijen hebben gedwaald.
Bedrog art. 3:44 lid 3 BW
Het dicht bij de dwaling ligt het wilsgebrek bedrog. Bij bedrog is er opzet in het spel in tegenstelling
tot dwaling. De bedriegende partij doet bij haar wederpartij willens en wetens een onjuiste
voorstelling van zaken door het toepassen van een zogenoemde kunstgreep. De wet noemt 2
voorbeelden: 1: De opzettelijke onjuiste mededeling (leugen) 2: het opzettelijk verzwijgen van een
feit dat de verzwijger verplicht was mee te delen.
Bedreiging art. 3:44 lid 2 BW
Onder bedreiging wordt verstaan het uitoefenen van psychische dwang waardoor de wil wordt
beïnvloed. De wet eist dat voor dit wilsgebrek dat bedreigd wordt met nadeel in persoon of goed. De
bedreiging moet onrechtmatig zijn, daaronder valt dus niet het dreigen met legale middelen zoals
een deurwaarder. Voor een beroep op bedreiging eist lid 2 dat de bedreiging zodanig moet zijn ‘dat
een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed (objectief criterium).
Misbruik bij omstandigheden art. 3:44 lid 4 BW
Dit wilsgebrek komt erop neer dat men door gebruik te maken van de bijzondere omstandigheden
waarin de wederpartij zich bevindt, die wederpartij brengt tot het verrichten van een rechtshandeling
die zij, zo zij niet in die omstandigheden had verkeerd, niet zou hebben verricht. (je mag geen
misbruik maken van de bijzondere omstandigheden van de wederpartij).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rienkboerema. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.