COLLEGE 1
Het vakgebied van de psychologie dat zich bezighoudt met afwijkend, slecht aangepast en
abnormaal gedrag.
DSM-5-TR= verandert continu met de tijd mee. Niet al het abnormale gedrag staat hierin
want niet alles is een stoornis.
Abnormaal gedrag (seligman, walker en rosenhan)
1. Persoonlijk lijden
2. De (dis)functionaliteit van het gedrag
3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies
5. Opvallend en onconventioneel gedrag
6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij andere teweegbrengt
7. Het overtreden van morele normen
Nadruk van de definitie van abnormaal gedrag ligt op nadelige gevolgen van het gedrag. Om
te spreken van een psychische stoornis moet er sprake zijn van persoonlijk lijden en
beperkingen in het functioneren.
Abnormaal gedrag is niet: te verwachten en cultureel aanvaardbare reacties, gedrag dat
voortvloeit uit het behoren tot een politieke, religieuze of seksuele minderheid, niet
voortkomen uit persoonlijk conflict tussen individu en maatschappij.
1. Statistisch model= eigenschappen zijn ongeveer normaal verdeeld over de
samenleving. Er wordt dan van abnormaal gedrag gesproken bij extreme hoge of
lage scores.
Kritiek grens is arbitrair (staat niet vast), specificeert niet hoe ongewoon gedrag moet zijn,
onduidelijk of er sprake is van individueel lijden.
2. Medisch of ziekte model= abnormaliteit/ziekte bij patiënt diagnose gesteld door
therapeut therapie gekozen en uitgevoerd door therapeut genezing patiënt.
Kritiek patiënt speelt passieve rol want therapeut stelt zonder enige inbreng een
behandelplan op, veel stoornissen zijn nog geen onderliggend mechanisme aangetoond,
stigmatisering.
3. Leer of onderwijsmodel= persoonlijk probleem leerling bepaling van het leerdoel
in overleg tussen leraar en leerling uitvoering van een onderwijsprogramma
ontwikkeld door leraar, leerling past aangereikte kennen en vaardigheden toe om
het probleem te verminderen vermindering van het probleem van de leerling.
Geen stoornissen maar vaardigheidstekorten
Geen therapie maar onderwijsprogramma
Betrokkenheid van de leerling
Geen stigmatisering
,Demarcatie of afgrenzingcriterium= als iemand nog verantwoordelijk en aanspreekbaar is is
iemand niet ziek.
Neurobiologische benaderingen: focus op rol van genen en neurobiologische
processen in de hersenen.
Klinisch genetisch perspectief:
Familiestudies als er een genetische vatbaarheid is zou deze in bepaalde families
vaker voor komen dan bij andere families.
Ingewikkeld want, families delen ook omgevingsfactoren
Tweelingstudies de mate waarin eigenschappen bij 2 familie leden voorkomen=
concordantie. Concordantie coëfficiënt: tussen 0-1. Hoe dichter bij 1 hoe meer het
kenmerk wordt verklaard door genen.
Om omgevingsfactoren geen invloed te laten hebben worden eeneiige en twee-eiige
tweelingen vergeleken.
Adoptiestudies= onderzoek bij kinderen die niet opgroeien bij hun biologische
ouders. Bewijs voor een genetische bijdrage aan een stoornis wordt gevonden als die
kinderen vaker een stoornis hebben die ook voorkomt in hun biologische familie dan
de andere kinderen.
Huidige opvatting: psychopathologie= (predispositie= aangeboren kwetsbaarheid) x
stressverhogende omgeving.
Diathese-stress model= als vatbare personen in een negatieve omgeving opgroeien hebben
zij meer kans op een negatieve uitkomst.
Differential sysceptibility theory= genetische vatbaarheid maakt personen gevoeliger voor
omgevingsinvloeden (zowel positief als negatief)
Stoornissen zijn geen single-gene disorders, er zijn meerdere genen betrokken bij het
ontwikkelen van een stoornis.
Stoornis wordt niet overgedragen, maar alleen de kwetsbaarheid daarvoor.
Cognitief neurowetenschappelijk perspectief: afwijkingen in bepaalde hersenen
worden in verband gebracht met het ontstaan van bepaalde stoornissen.
- Limbische systeem (amygdala, hippocampus, hypothalamus) overactivatie
arousal angst
- Amygdala hyperactief gedrukte stemming (depressieve).
- Beschadigingen in prefrontale cortex (reguleren emoties, doelgericht gedrag)
impulsiviteit, emotieregulatie problemen.
Emotieregulatie= het hanteren, ervaren en uiten van door een probleemsituatie
opgeroepen emotie. Bij stoornissen zijn mensen minder goed in deze regulatie.
, 5 emotie regulatie strategieën:
1. Selectie van de situatie vermijden situatie
2. Modificatie situatie situatie veranderen als het onprettig wordt
3. Verandering in aandacht afleiden van datgene wat ongewenste emoties oproept
4. Cognitieve herwaardering van de betekenis van de stimulus reappraisal
5. Expressie van emoties onderdrukken als er ongewenste emoties zijn die niet te
laten uiten.
Comorbiditeit= twee of meer vormen van psychopathologie tegelijkertijd voorkomen
binnen 1 persoon.
Leertheoretische benaderingen:
Klassieke conditionering= een onvoorwaardelijke prikkel lokt automatisch een
onvoorwaardelijke reactie uit.
Appetitieve conditionering= een vorm van klassieke conditionering waarbij de
ongeconditioneerde stimulus beloond wordt door positieve consequenties.
Aversie conditionering= neutrale prikkel wordt opgevolgd door een aversie
ongeconditioneerde prikkel.
Instrumentele conditionering= gedrag dat tot een aangename uitkomst leidt zal
toenemen. Gedrag dat tot een onaangename uitkomst leidt zal afnemen. Je leert dus
van de consequenties van het gedrag. Doelgericht gedrag (response-uitkomst
leren) gewoontegedrag (stimulus-respons leren)
Verklaring van conditionering associatievorming in het geheugen. Het geleerde wordt
dichtbij elkaar opgeslagen in mentale representaties= interne datastructuren met
informatie over een stimulus of respons. Handig want snel actie.
Soms niet handig wanneer 2 dingen naast elkaar worden opgeslagen en daardoor aan elkaar
gekoppeld worden angststoornissen.
Cognitieve benaderingen: psychische stoornissen komen voort uit de manier waarop
mensen informatie verwerken en selecteren. Vertekeningen in aandacht, interpretatie van
informatie en herinnering.
Wat doen Schema’s: sturen de informatieverwerking, beïnvloeden de selectie van
informatie door te bepalen welke informatie wel en niet de aandacht trekt. Bepalen de
betekenis die wordt toegekend aan (interpretatie) en de manier waarop informatie tot
nieuwe betekenissen verwerkt kan worden (transformeren). Ook invloed herinneringen.
Schema’s geven weerstand tegen verandering:
1. Selectiebias= mensen geven iets wat een schema triggerd sneller hun aandacht. En
andersom wordt iets over het hoofd gezien.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evahaanen2003. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.