100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Biologie nectar vwo bovenbouw samenvatting H1-16 (zonder 3+7) $7.53   Add to cart

Summary

Biologie nectar vwo bovenbouw samenvatting H1-16 (zonder 3+7)

 10 views  0 purchase
  • Course
  • Level

Een samenvatting van het leerboek van VWO bovenbouw met dik gedrukt de begrippen. Samenvatting per hoofdstuk, paragraaf en subparagraaf.

Preview 4 out of 61  pages

  • June 24, 2023
  • 61
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Hoofdstuk 1: Gedrag

1.1 Dierenwelzijn

Kennis van gedrag
Gedrag is alles wat dieren of mensen doen en laten. Gedrag is aangepast aan de
leefomstandigheden.

Ontstaan van gedrag
Paringsgedrag heeft vaak een vast patroon. Inwendige prikkels komen van binnenuit,
uitwendige prikkels van buitenaf. Samen vormen ze de motiverende factoren. Een prikkel
verhoogt de motivatie, de bereidheid om gedrag uit te voeren. Een bepaald gedrag (respons)
wordt uitgevoerd wanneer de motivatie boven de drempelwaarde uitkomt.

Opbouw van gedrag
Elk type gedrag heeft een eigen functie en bestaat uit gedragssystemen (samenhangende
onderdelen van gedrag). Een gedragssysteem bestaat uit gedragselementen. Een gedragsketen is
een vaste volgorde van gedragselementen.

Natuurlijk gedrag en welzijn
Functies van een bepaald gedrag zijn bijvoorbeeld het overleven van het individu en het
overleven van de soort. Als een tam dier veel natuurlijk gedrag vertoond, is dit vaak een teken
van dierenwelzijn. Sociaal gedrag is gedrag dat is gericht op het leven in een groep.

1.2 Gedrag bestuderen

Dierengedrag vastleggen
De ethologie doet onderzoek naar dierengedrag. Een etholoog maakt voor het onderzoek een
ethogram (lijst met objectief en nauwkeurig beschreven gedragselementen). De tellingen van de
gedragselementen worden vastgelegd in een protocol. Gedragsonderzoek is objectief, zonder
oordeel vooraf. Een subjectieve beschrijving is antropomorf: het is gebaseerd op menselijke
emoties. Veel gedragsonderzoek is beschrijvend onderzoek: de etholoog verandert niets aan de
omstandigheden.

Een voorspelbaar respons
Een sleutelprikkel is een essentiële prikkel waarop altijd hetzelfde gedrag volgt. Een
supernormale prikkel is een versterkte sleutelprikkel. Deze kun je met experimenteel onderzoek
onderzoeken. Bij experimenteel onderzoek verander je de omstandigheden.

Dieren leren snel
Vlak na de geboorte hebben een olifantenjong en de moeder een gevoelige periode. Leren tijdens
de gevoelige periode heet inprenting. Associatief leren ontstaat wanneer een bepaalde prikkel
wordt gekoppeld aan een andere prikkel.

, 1.3 Communicatie

Communicatie met soortgenoten
Signalen zijn prikkels waarmee dieren het gedrag van soortgenoten willen beïnvloeden.

Vaste patronen
Dieren communiceren over bijvoorbeeld de vindplaats van voedsel. Als gedrag een symbolische
betekenis krijgt, is het een ritueel. Ritueel gedrag dat leidt tot paringsgedrag heet baltsgedrag.

Gedrag na tegenstrijdige prikkels
Con ictgedrag ontstaat wanneer een dier of mens prikkels ontvangt die leiden tot twee
tegengestelde typen gedrag. Verschillende vormen con ictgedrag:
- Ambivalent gedrag: Gedragssystemen van twee typen gedrag wisselen elkaar af.
- Omgericht gedrag: Door het innerlijk con ict ontstaat agressief gedrag. De agressie uit zich op
iets of iemand die er niets mee te maken heeft.
- Overspronggedrag: Dit gedrag past niet in de situatie. De spanning is even weg.
Met dreiggedrag wordt geprobeerd om een gevecht te voorkomen. Er is een agressieve houding
naar een ander zonder direct aan te vallen. Dit dreiggedrag ontstaat vaak op de grens van een
territorium, het gebied dat dieren verdedigen tegen soortgenoten. Aanvalsgedrag ontstaat
wanneer dreiggedrag overgaat in vechten.

Omgaan met bijen
Bij dieren is er vaak een taakverdeling: elk individu heeft een eigen functie bij het voortbestaan
van de kolonie.

1.4 Aangeboren of aangeleerd

Het is niet nodig om alles te leren
Aangeboren gedrag is al bij de geboorte aanwezig en hoeft het jong dus niet te leren. Bij
gewenning leren dieren om niet langer te reageren op een bepaalde prikkel. Het is in feite meer
a eren dan aanleren. Het is geen aangeboren gedrag, maar aangeleerd gedrag.

Aangeboren én aangeleerd
Imiteren: het leren door nadoen van hun soortgenoten.

Leren van elkaar
Mensen en dieren leren ook door te spelen. Dieren die in groepen leven ontwikkelen bij een spel
sociaal gedrag. Ze leren omgaan met groepsgenoten. Ook leren ze al snel de rangorde, die geeft
aan in welke volgorde de dieren meer of minder dominant zijn.

Leren door prikkels te koppelen
Bij klassieke conditionering gaat het om het leggen van een verband tussen twee verschillende
prikkels. Een speekselproef met een hond, waarbij bij het zien van de lamp al speeksel
geproduceerd wordt waarna het voedsel wordt gebracht.

Leren door combineren
Trial-and-error-gedrag of proefondervindelijk leren is leren door te proberen. Bij het trainen van
dieren speelt operante conditionering een grote rol. Dieren krijgen een beloning of straf voor hun
handelingen.




fl fl fl fl

,1.5 Gedrag van primaten

Cultuur
Cultuur is het verschijnsel dat individuen binnen een groep vergelijkbaar gedrag vertonen. Het
groepsgedrag verschilt van het gedrag in andere groepen. Het rolpatroon zijn de rollen die in een
bepaalde cultuur horen bij mannen of vrouwen. Vergelijk je rolpatronen binnen verschillende
culturen, dan zie je dat het gaat om aangeleerd gedrag.

Problemen origineel oplossen
Bij leren door inzicht leggen mensen en dieren nieuwe verbanden tussen gebeurtenissen of
situaties. De aanleiding daarvoor kan toeval zijn, maar dat hoeft niet persé. Het blijkt dat dieren
grote verschillen vertonen in het vermogen om inzichtelijk te leren. Sommige lossen problemen
snel op, andere kunnen nieuw gedrag zelfs niet leren door te imiteren.

Denken aan een ander
Inlevingsvermogen stelt mensen en dieren in staat om samen te werken en sociaal gedrag te
vertonen. Eerlijkheid is voor ons mensen een waarde, een opvatting wat belangrijk is voor ons
bestaan. Daar baseren wij ons gedrag op. Gedragsregels noemen wij normen. Een discussiepunt is
of dieren ook een stelsel van normen en waarden kennen.

, Hoofdstuk 2: Cel en leven

2.1 Cellen leven samen

Suiker, cellen en je lichaam
Organisatieniveaus zijn begrensde biologische structuren met een duidelijke samenhang tussen de
onderdelen, waarbij elk niveau voortbouwt op de onderliggende niveaus.

Van molecuul naar systeem Aarde
Organisatieniveaus:
- Molecuul: bestaat uit atomen en heeft nog alle eigenschappen van die stof
- Organel: onderdeel van de cel met een bepaalde taak
- Cel: functionele basiseenheid van elk organisme (cytoplasma bevat erfelijk materiaal)
- Weefsel: groep cellen met dezelfde bouw en functie
- Orgaan: verschillende weefsels die samenwerken aan een taak
- Orgaanstelsels: verschillende organen die samenwerken aan een taak
- Organisme: levend wezen
- Populatie: groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied (soort = organismen met
vergelijkbare eigenschappen die zich samen voortplanten)
- Levensgemeenschap: alle organismen in een bepaald gebied
- Ecosysteem: begrensd gebied waarin organismen onderling relaties hebben en met de levenloze
natuur
- Systeem Aarde: dynamisch systeem gevormd door alle fysische, chemische en biologische
processen op aarde en hun onderlinge interacties

Een emergente eigenschap is een eigenschap die op hoger niveau zichtbaar is en niet valt af te
leiden uit de afzonderlijke eigenschappen.

Levenskenmerken:
- 1 of meer cellen
- Celgroei
- Voortplanten
- Stofwisseling (opnemen, omzetten, afgeven)
- Reageren op prikkels
- Organisatie van erfelijk materiaal

Leven met diabetes
Stamcellen hebben het vermogen hebben om zich te blijven delen en kunnen nog differentiëren in
gespecialiseerde celtypen.

Actieve cellen in weefsels
Door celdifferentiatie ontstaan cellen met een verschillende grootte, vorm en functie. Ze
onderscheiden zich door de verschillende eiwitten die ze maken. Eiwitten zijn organische stoffen
die betrokken zijn bij alle levensprocessen en bestaan uit 20 aminozuren. De oppervlakte van het
celmembraan bepaalt de snelheid van de energieproductie. De verhouding oppervlak/inhoud
beperkt de maximale grootte die cellen kunnen hebben. Ruimte om de cellen in weefsels is gevuld
met weefselvloeistof.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joyce06. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.53. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75323 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.53
  • (0)
  Add to cart