Diergroep:
Malacologie: studie van weekdieren
Entomologie: studie van insectie
Helminthologie: studie van wormen
Parasitolgie: studie van allerlei groepen van parasieten
Omithologie: studie van vogels
Mammalogie: studie van zoogdieren
Vraagstelling:
Morfologie: studie van vormen
Histologie: studie van de weefsels
Fysiologie: studie van levensprocessen in een dier
Ecologie: studie van de processen die zich in een dier afspelen
Systematiek…: studie van de verscheidenheid
MC: wat betekent ethologie:
- Groen: gedrag van een dier
Eigenschappen van leven:
• moeilijk te definiëren
• De kenmerken veranderen steeds
• 7 kenmerken: ademen, voeden, uitscheiden, bewegen, groeien, waarnemen
en voortplanten
1) Unieke chemische samenstelling: macromoleculen
2) Hierarchise organisatieniveaus: als je beweegt is er een heel systeem die
daarbij een rol spelen
- Hogere organisatieniveaus zijn meer dan de som van de delen
- Moleculen, cellen, weefsels, organen, individuen, populaties,
gemeenschappen
3) Voortplanting:
- erfelijkheid: lijken op de ouder maar er ontstaat wel variatie want de
nakomelingen lijken niet precies op de ouders en de nakomelingen zijn
niet allemaal hetzelfde
4) Genetische code: bevat meestal DNA maar soms ook RNA
- Opeenvolging van nucleïnezuren in (meestal) DNA
5) Metabolisme: voedingsstoffen worden opgenomen en afgebroken waarbij
energie vrijkomt en dit kan gebruikt worden voor de lichaamstemperatuur
op pijl te houden of er komen bouwstoffen uit vrij om het organisme op te
bouwen
- Opname van voedingsstoffen uit de omgeving waarbij er afbraak is tot
eenvoudigere moleculen
6) Ontwikkeling en groei: kan lineair (van puppy tot hond) gebeuren of via
sprongen (ei, rups, vinder)
MC: welk van de volgende organismen is geen dier?
- Groen
Koraal en spons zijn dieren met een eenvoudige opbouw
Pantoffeldiertjes zijn geen dieren maar eencellige, dieren zijn meercellig
,Oude onderverdeling: planten kunnen niet bewegen en hebben fotosynthesen en
je hebt dieren die wel kunnen bewegen en geen fotosynthese kunnen ondergaan
- tegenwoordding is er een andere indeling
Onderverdeling in 3 domeinen, opgedeelt in 2 grote groepen
Eukaryoten: volledige celbouw (celkern, organellen)
Domein: eukarya
• protista: eencellige
• Fungi: schimmels en zwammen
• Plantea: Planten
• Animalia: Dieren
Prokaryoten: onvolledige bouw (DNA niet in de kern)
Domein: Eubacteria
Domein: Archaebacteria
- Nog andere, niet geplaatste groepen : virussen (hebben niet alle
kenmerken)
Hebben allemaal een gemeenschappelijke geschiedenis (gezien in genetische
materiaal)
Prokatytoen:
- Onvolledige celbouw
- Geen organellen
- Geen kern
Bacteriën (geen kern)
Eubacteria:
• Prokaryoot, microscopische klein
• Fotosynthese (produceren zuurstof)
• Leven op dood materiaal
• Komen op heel de wereld voor (ubiquist)
Blauwwieren cyanobacteria
• doen aan fotosynthese
• Gelijk aan DNA in bladgroenkorrels
Puperbacterien: lijkt op DNA van mitochorien
Archeabacteria:
- Prokaryoot
- Anaeroob (zonder zuurstof)
- Heel klein
- sommige kunnen aan fotosyntese doen
Methanogene bacteriën:
Helpen bij de vertering (in het spijsverteringskanaal)
Hierdoor kunnen koeien gras verteren (produceren methaan)
Prostista eencellige
, - Eukaryoot
Heel verschillend
Autotrofe: kunnen zelf voedsel maken en gebruiken om energie rijke
hetrotroof: moeten gebruik maken van suiker afbreken energie van zonlicht komt
vrij en kan gebruikt worden
Schimmels fungi
- Eukaryoot
- Geen fotosynthese
Bv. Padenstoelen
Saprofaag: op dood materiaal
Parasitair: op leven materiaal
Pantea: (planten)
- Eukaryoot
- Stijve celwand moeilijker om te bewegen (niet mobiel)
- Autotroof
Animalia: (dieren)
- Eukaryoot
- Meercellig (mulitcelluair)
- Hetrotroof (geen fotosynthese)
- Koolhydraten in glycogeen
- Geen celwand (bewegelijk, cellen kunnen gemakkelijk met elkaar in
contact komen)
- Sexuele voortplanting
- Embryonale ontwikkeling
Virussen:
Kleiner dan bacteriën
Levende eigenschappen
- Voorplanting: snelle productie
- Nakomelingen lijken op virus, variatie (veel mutatie mogelijk)
Niet levende eigenschappen
- Geen eigen metabolisme: kunnen geen stoffen gebruiken uit de omgeving
- DNA of RNA maar niet allebei
Virussen zijn er in heel veel verschillende vormen
MC: wat is het verschil tussen bacteriën en virussen?
- Rood: bacterien en virussen hebben geen kern (dus geen geel, virussen
zijn geen cel
Virussen hebben DNA of RNA maar niet allebei (dus geen groen)
Prionen: infectieuze eiwitten
Verschillende organisatieniveaus:
Molecualair en cellulair
Weefsel en organen
- Morfologie; vorm
- Fysiologie: functie
Individuen en populaties
Dieren en omgeving
Grote diversiteit: tussen verschillende groepen dieren
, dierkunde ppt presentatie 02 de dierlijke cel
De dierlijke cel
Bouwstenen van de dieren (opbouw)
Grote diversiteit in aantallen en vormen
Bv. Rode bloedcelen zenuwcellen zaadcellen
• verschillende maar basis is hetzelfde
Dierlijke cellen hebben geen celwand,
maar plasmamembraan
in de kern ligt het genetische materiaal
er zijn verschillende organellen aanwezig
(ribosomen, mitochrodrienen, endoplasmatisch reticulum)
MC: welk gedeelte van een dierlijke cel staat in rechtstreeks contact met de
buitenwereld?
- geel
Dierijke cellen hebben geen celwand (geen rood)
Cytoplasma zit in de cel (geen groen)
Plasmamembraan
- grensvlak tussen het in- en uitwendig milieu
van de cel
- stoffen moeten doorheen de membraan
kunnen
Membraan is semipermeabele (halfdoorlaatbaar)
kunnen dingen door heen dat word gecontroleerd
gebeurt in het plasmamembraan
transportkanelen porien
Transportkanalen in plasmamembraan met energie
tegen concentratiegraden in
Enzymen zorgen dat stoffen makkelijk worden omgezet in andere
Grote moleculen zoals eiwitten kunnen er niet doorheen
Kleine moleculen worden verplaatst zonder dat het protoplasma energie moet
leveren
= passief transport
Bevat ook ionenpompen = actief transport
Merkers: soort antennes die stoffen kunnen
herkennen, bv iets gevaarlijks
Kern
- Meestal één kern (hangt van celtype af)
- Bevat dubbelwandige kernmembraan
met poriën
Voortdurend contact met cytoplasma
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tamararobben1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.52. You're not tied to anything after your purchase.