100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting juridische aspecten 2 SVMNIVO $7.05
Add to cart

Summary

Samenvatting juridische aspecten 2 SVMNIVO

1 review
 41 views  4 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitgebreide samenvatting publiekrecht voor het SVMNIVO tentamen. In de samenvatting staan verwijzingen naar het wetboek en staat per hoofdstuk systematisch de kern van het onderwerp beschreven met duidelijke tabellen schematische weergaven.

Preview 4 out of 48  pages

  • Yes
  • June 25, 2023
  • 48
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: bramvliebergen2000 • 8 months ago

avatar-seller
1. Recht algemeen en staatsrecht
Onderscheid rechtsgebieden:
1. Privaatrecht: hiermee wordt het recht geregeld tussen burgers onderling
2. Publiekrecht: hiermee wordt het recht geregeld tussen de overheid en de burger




Publiekrecht kan worden onderverdeeld in:
- Staatsrecht: regelt onder meer hoe de staat in Nederland is georganiseerd, hoe de
grondrechten zijn geregeld en hoe de wetten worden gemaakt.
- Bestuursrecht: regelt hoe Nederland door bestuursorganen bestuurd wordt en aan welke
regels bestuursorganen en burgers zich moet houden.
- Strafrecht: wanneer en hoe burgers moeten worden gestraft.

Publiekrecht (overheid): Privaatrecht:
- Staatsrecht Handelsrecht
- Strafrecht Arbitrage
- Bestuursrecht Arbeidsrecht
- EU/ gemeenschapsrecht Goederenrecht
- Internationaal recht Ondernemingsrecht
- Omgevingsrecht Familierecht
- Onderwijsrecht
- Belastingrecht/ fiscaal recht

De Nederlandse staat is democratisch, omdat de burgers kiezen wie het land regeert.
De Nederlandse staat is een rechtsstaat, omdat iedereen zich aan het Nederlandse recht
moet houden: burgers, organisaties en overheid. Voor iedereen geldt hetzelfde recht. Als 2
partijen een conflict hebben over de regels, beslist de rechter.
De rechtelijke macht bewaakt de rechtsstaat, de onafhankelijkheid van de rechtspraak en
garandeert gelijke rechten voor iedereen. De rechtspraak is onafhankelijk en garandeert
gelijke kansen voor iedereen.

De Rule of Law is onderdeel van de rechtstaat, en houdt in dat ook een overheid zich aan de
wet moet houden.

De rijksoverheid bestaat uit 12 ministeries, veel uitvoerende diensten, inspecties en de Hoge
Colleges van Staat.
De overheid en de Rijksoverheid zijn niet hetzelfde. De totale overheid bestaat uit de
Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen. In totaal maken meer dan 1.600

,organisaties en instanties deel uit van de overheid. De Rijksoverheid is dus een onderdeel van
de overheid.

Codificatie  Al het recht dat we vastleggen in één of meer wetboeken. Het publiek recht is
slechts voor een deel gecodificeerd. In het bestuursrecht zijn er bijvoorbeeld diverse
beginselen aan te wijzen die niet gecodificeerd zijn, bijvoorbeeld de AWB.

Rechtsbronnen
 Internationale regelingen
 Wet
 Gebruiken en gewoonten
 Jurisprudentie  uitspraken van rechtscolleges, waarin bepaalde rechtsregels
worden vastgelegd en wetten worden uitgelegd.

Voorrangsregels wetgever:
1. Hoog gaat voor laag: hogere wetgeving gaat op lagere
2. Jong gaat voor oud: nieuwe regeling prevaleert.
3. Bijzonder gaat voor algemeen: een regeling voor ‘bepaalde situaties’ gaat voor.

Staatrecht algemeen
Een staat is (1) een op één grondgebied levende gemeenschap van mensen, (2) die zich op
een bepaalde manier verbonden voelen, (3) waarover een organisatie gezag uitoefent.




Monarchie= Het staatshoofd verwerft zijn/haar functie door erfopvolging.

Nederland = constitutionele monarchie met een parlementair stelsel  de Koning is samen
met de ministers (regering) en het parlement (Eerste en Tweede kamer) aan de macht. Ze
kunnen ook alleen gezamenlijk een wet maken. Daarbij komt ook dat Nederland de
zogenaamde triaspolitica als uitgangspunt heeft.

Dus Nederland is:
Een parlementaire democratie de inwoners mogen kiezen wie hen vertegenwoordigen in
het parlement.
Constitutionele monarchie de positie van de Koning staat in de Grondwet.

,Trias politica/ scheiding der machten = Een theorie over de inrichting van de staat waarin
bevoegdheden van de overheid in drie categorieën worden verdeeld en over drie machten:

- Wetgevend = Koning + Ministers + Parlement
- Uitvoerend = Koning + Ministers = Regering
- Rechtsprekend = Rechters

Doel = tirannie voorkomen en de vrijheid van de burger vergroten.

Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat => taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden zijn op verschillende niveaus (rijk, provincie, gemeente) belegd.

Twee soorten:
Territoriale decentralisatie => hier worden bepaalde taken die eerst centraal werden
uitgevoerd, doorgegeven aan in verschillende gebiedsdelen bestaande organisaties.
(de macht van de gemeente is bijvoorbeeld beperkt tot de gemeentegrenzen).

Functionele decentralisatie => hier worden bepaalde taken die eerst op centraal werden
uitgeoefend, doorgegeven aan organisaties die zich op een specifieke taak concentreren.
(Productschap Tuinbouw mag alleen regels uitvoeren t.a.v. de tuinbouwsector).
Combinatie van functionele en territoriale decentralisatie: waterschap

Grondwet
In het Staatsrecht is de Grondwet de grondslag van een staat. In de Grondwet staan regels
voor de inrichting van de Nederlandse staat.

Wijzing van de grondwet:
- De Eerste en Tweede kamer moeten het eens worden over de wijziging.
- Daarna wordt de Tweede Kamer ontbonden en worden verkiezingen gehouden.

Belangrijkste functies van de Nederlandse staat: (staat in de Gw)
1. Staatshoofd = De koning is het staatshoofd van Nederland.

2. Koning = Nederland is een koninkrijk. Dat betekent dat een Koning het staatshoofd is
of eigenlijk: het ‘onscheidbare deel’ van de regering. De ministers zijn ook politiek
verantwoordelijk voor de uitspraken/gedrag van de koning (= ministeriële
verantwoordelijkheid). Tot aftreden kan de koning niet gedwongen worden, wel een
minister.

3. Kroon = De regering (de Koning + ministers). In Nederland wordt de term ‘Kroon’
gebruikt om de koning aan te duiden in de uitoefening van een staatsrechtelijke taak
onder ministeriele verantwoordelijkheid.

4. Regering= Koning + ministers

, 5. Ministers = zij geven leiding aan hun ministerie en mogen ook zelf regels
uitvaardigen (ministeriële regelingen). De ministers beraadslagen in de ministerraad
onder voorzitterschap van de minister-president.

6. Kabinet = ministers en hun staatssecretarissen.

7. Staatssecretarissen (ook wel onderministers) = Een staatssecretaris heeft een
afgeleide taak van de minister. De staatssecretaris mag wetten en besluiten
medeondertekenen, verantwoordelijkheid nemen voor de indiening van
wetsvoorstellen en kan een raadgevende stem hebben in de ministerraad. Hij/zij
vertegenwoordigt de minister bij zijn afwezigheid in de ministerraad en heeft vaak
eigen portefeuilles op het ministerie waar hij naast de minister werkzaam is.

8. Ministerraad = de ministers hebben allen zitting in de ministerraad. Belangrijke
taken:
a. vergaderd en besluit over het algemeen regeringsbeleid
b. bevordert de eenheid van het besluit

9. Minister-president = De voorzitter van de ministerraad. De premier staat aan het
hoofd van het ministerie van Algemene Zaken. Hij/zij wordt gekozen door het volk,
geeft leiding aan de vergadering van de ministerraad en is het ‘gezicht’ van de
regering. Hij heeft geen extra bevoegdheden of een zwaarder stemgewicht.

Vorming van het kabinet (Eerste en Tweede kamer)
Staten Generaal = Eerste + Tweede Kamer
De leden van de Tweede Kamer worden door directe verkiezingen gekozen. De leden van de
Eerste Kamer worden getrapt gekozen: de leden van de provinciale staten van de twaalf
provincies kiezen de leden.

Aantal leden Eerste kamer = 75 leden
Aantal leden Tweede kamer = 150 leden

De taken en bevoegdheden van de Tweede Kamer:
• Vertegenwoordiging van de kiezers
• Rol bij regeringsvorming, benoemt de informateur
• Regeling eigen werkzaamheden.
• Aandeel in de wetgeving.
• Controle van de regering.

De Tweede Kamer heeft een aantal belangrijke rechten om haar rol als
volksvertegenwoordiger goed te vervullen:
 Recht van amendement (art. 84 Gw). Recht om wetsvoorstellen van de regering of
andere kamerleden te wijzigen of zelfs helemaal terug te sturen naar de indiener.
 Recht van initiatief (art. 82 lid 3 en 86 Gw). Regelt dat de Tweede Kamer
wetsvoorstellen kan indienen.
 Recht van budget (art 105 Gw). Recht om de begroting te kunnen goed- of afkeuren.
 Recht van interpellatie (art 68 Gw). Regelt dat de Tweede Kamer een minister ter

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ceesjewehmeijer. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.05  4x  sold
  • (1)
Add to cart
Added