Bewijsrecht
In strafzaken rust de bewijslast op het Openbaar Ministerie. Als het OM zegt dat je iemand hebt
gedood, dan moet het OM bewijzen dat de beschuldigde dit heeft gedaan. Het is niet aan de
beschuldigde om te bewijzen dat hij/zij dit niet heeft gedaan. In het burgerlijk recht is dit anders: Het
is aan elke partij om te bewijzen wat zij zeggen. Maar, dit hoeft alleen wanneer er een discussie
ofwel betwisting is. Dit maakt deel uit van het bewijsrecht. Deze regels bepalen eerst en vooral hoe
de partijen de rechter mogen trachten te overtuigen van de overeenstemming tussen hun weergave
van de feiten enerzijds en de realiteit anderzijds. Met andere woorden: Hoe de partijen de rechter
moeten overtuigen van wat er waar is. Maar, of dit effectief waar is, doet er niet toe, je moet
gewoon de rechter kunnen overtuigen. Er bestaat dus een verschil in het gelijk hebben en het gelijk
krijgen. Het bewijsrecht vertelt ook welke middelen (tools) de rechter ter beschikking heeft om de
overeenstemming na te gaan tussen de feiten zoals weergegeven door de partijen enerzijds en de
realiteit anderzijds. Met andere woorden: De tools die de rechter heeft om na te gaan welk verhaal
van welke partij waar is. Voorbeelden van tools zijn camerabeelden opvragen, getuigen verhoren,
etc..
De bewijsvoering betekent dat alle partijen bewijselementen naar voren moeten brengen. Deze
elementen zijn onderworpen aan de bewijswaardering door de rechter. De bewijswaarde is de mate
waarin een bewijselement de rechter kan overtuigen dat het feit in overeenstemming is met de
realiteit. Dit is dus afhankelijk van rechter tot rechter! Wat voor rechter A bewezen zal zijn, zal voor
rechter B niet bewezen zijn! Is dit erg? Ja, maar kunnen we er iets aan doen? Nee. De bewijswaarde
is dus vrij: de rechter oordeelt hier vrij, soeverein en discretionair over. Bij de waarheidsvinding gaat
het eerder om een graad van waarschijnlijkheid. De partijen moeten feiten en rechtshandelingen
bewijzen, maar niet het objectieve recht, dat is de taak van de rechter! Voorbeeld: Persoon A moet
bewijzen dat hij op het gezicht is geslagen. Persoon A moet niet bewijzen welke wetten of regels nu
zijn overtreden, dat is het objectieve recht en zal de rechter doen. De bewijskracht is in welke mate
de rechter een bewijswaarde van een bewijsmiddel mag of moet waarderen. De rechter moet deze
bewijskracht wel respecteren! De rechter kan niet ontkennen wat een bepaald bewijselement
inhoudt. Voorbeeld: Er is een discussie over de interpretatie van een overeenkomst, bijvoorbeeld
over de leveringstermijn van een goed. Dit staat niet in het contract. Persoon A zegt dat de levering
binnen 1 week is; Persoon B zegt dat de levering binnen 1 maand is. Ze rekenen beide
bewijselementen aan (e-mails, berichten, etc.). De rechter zal hierover oordelen over welke
leveringstermijn is overeengekomen, dit is de bewijswaarde. De bewijskracht is dat de rechter het
bestaan én de inhoud van de overeenkomst niet kan miskennen. De rechter kan niet zeggen: “Ik vind
dat er geen overeenkomst is gesloten / geen contract is getekend”.
De objectieve bewijslast (wat) betekent wat er moet worden bewezen wat dat er wordt betwist.
Zaken die niet worden betwist, moeten niet bewezen worden! Feiten van algemene bekendheid
hoeven ook niet bewezen te worden (als het ijzelt, dat het glad is bijvoorbeeld). De subjectieve
bewijslast (wie) betekent wie moet wat bewijzen: Elke partij die zich beroept op een bepaald feit,
moet dit kunnen bewijzen. Er kan van die partij niet verwacht worden dat zij een negatief bewijs
aanlevert, met andere woorden: zij moet niet bewijzen dat iets niets is gebeurd (zie blz. 82 van het
handboek).
Bewijsmiddelen
Er zijn verschillende bewijsmiddelen die ter beschikking staan aan de partijen, denk aan authentieke
of onderhandse akte, getuigenbewijs, vermoedens, bekentenissen of een eed. Dit zijn zaken die de
partijen kunnen (en soms moeten) gebruiken om bepaalde zaken te bewijzen!
Pagina 1 van 2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisaankersmit. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.04. You're not tied to anything after your purchase.