Samenvatting Voeding en Diëtiek jaar 1
week 11 t/m 16
Inhoudsopgave
Week 11 Lichaamssamenstelling............................................................................................................2
Week 12 kwantitatief onderzoek..........................................................................................................10
Week 13 bloedsomloop en ademhaling...............................................................................................15
Week 14 bloed, vocht en nieren...........................................................................................................19
Week 15/16 hypertensie en hypercholesterolemie.............................................................................26
, Week 11 Lichaamssamenstelling
Hydrofiel: Buitenkant (koppen) – hydrofiele bolletjes – wateraantrekkend
Hydrofobe: Binnenkant (staarten) – hydrofobe vetzuren – waterafstotend
Staarten trekken elkaar aan en vormen een membraan
Celmembraan: selectief permeabel
Selectief permeabel: afhankelijk van de lading, vorm en oplosbaarheid
Semipermeabel: half doorlaatbaar (voornamelijk water door de celwand, door fosforlipiden)
1. Passief transport (kost geen energie, van hoge naar lage dichtheid)
- Diffusie, gassen zoals O2 en CO2 & osmose
- Gefaciliteerde diffusie, transporteiwit voor nodig
- Filtratie, druk die wordt uitgeoefend op de vloeistof
2. Actief transport (kost wel energie, van lage naar hoge dichtheid)
- Door middel van een transporteiwit
- ATP --> ADP
3. Vesiculair transport (lysosomen)
- Endocytose, blaasjes worden opgenomen
- Exocytose, blaasjes worden afgestoten
Osmose verplaatsing van water van een lage naar een hoge concentratie.
Diffusie Vorm van passief transport, opgeloste stoffen in een waterig milieu kunnen zich verplaatsen.
, Onderdelen van de cel – organellen
Celkern: DNA opgeslagen, processen aangestuurd.
Ribosomen: DNA naar eiwitten (eiwitsynthese).
ER (ruw): Ribosomen, eiwitten modificeren & transport.
ER (glad): Opslag triglyceriden & vet cellen.
Golgi apparaat: Opslag, transport & bewerken van
vetten & eiwitten.
Mitochondriën: energie uit voeding (ATP).
Cytocel/skelet: stevigheid, trekdraden.
Lysosomen: zakjes enzymen, afbraak in de cel
Membraan: beschermd te cel, structuur en transport.
week 11 t/m 16
Inhoudsopgave
Week 11 Lichaamssamenstelling............................................................................................................2
Week 12 kwantitatief onderzoek..........................................................................................................10
Week 13 bloedsomloop en ademhaling...............................................................................................15
Week 14 bloed, vocht en nieren...........................................................................................................19
Week 15/16 hypertensie en hypercholesterolemie.............................................................................26
, Week 11 Lichaamssamenstelling
Hydrofiel: Buitenkant (koppen) – hydrofiele bolletjes – wateraantrekkend
Hydrofobe: Binnenkant (staarten) – hydrofobe vetzuren – waterafstotend
Staarten trekken elkaar aan en vormen een membraan
Celmembraan: selectief permeabel
Selectief permeabel: afhankelijk van de lading, vorm en oplosbaarheid
Semipermeabel: half doorlaatbaar (voornamelijk water door de celwand, door fosforlipiden)
1. Passief transport (kost geen energie, van hoge naar lage dichtheid)
- Diffusie, gassen zoals O2 en CO2 & osmose
- Gefaciliteerde diffusie, transporteiwit voor nodig
- Filtratie, druk die wordt uitgeoefend op de vloeistof
2. Actief transport (kost wel energie, van lage naar hoge dichtheid)
- Door middel van een transporteiwit
- ATP --> ADP
3. Vesiculair transport (lysosomen)
- Endocytose, blaasjes worden opgenomen
- Exocytose, blaasjes worden afgestoten
Osmose verplaatsing van water van een lage naar een hoge concentratie.
Diffusie Vorm van passief transport, opgeloste stoffen in een waterig milieu kunnen zich verplaatsen.
, Onderdelen van de cel – organellen
Celkern: DNA opgeslagen, processen aangestuurd.
Ribosomen: DNA naar eiwitten (eiwitsynthese).
ER (ruw): Ribosomen, eiwitten modificeren & transport.
ER (glad): Opslag triglyceriden & vet cellen.
Golgi apparaat: Opslag, transport & bewerken van
vetten & eiwitten.
Mitochondriën: energie uit voeding (ATP).
Cytocel/skelet: stevigheid, trekdraden.
Lysosomen: zakjes enzymen, afbraak in de cel
Membraan: beschermd te cel, structuur en transport.