100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting onderdeel locomotorisch stelsel pathofysiologie II $10.21
Add to cart

Summary

samenvatting onderdeel locomotorisch stelsel pathofysiologie II

 16 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Complete samenvatting van het onderdeel locomotorisch stelsel van het vak pathofysiologie 2. Ziektes inbegrepen.

Preview 10 out of 40  pages

  • June 27, 2023
  • 40
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1: het locomotorisch stelsel

Inhoudsopgave
1 Het skelet ................................................................................................................................................ 2
1.1 Basisbegrippen anatomie & gewrichtsbeweging ................................................................................. 2
1.2 Structuur & functies vd skeletelementen ............................................................................................. 4
1.3 Het metabolisme van calcium .............................................................................................................. 5
1.3.1 De huishouding van calcium............................................................................................................ 5
1.3.2 Regeling plasma Ca2+-spiegels ......................................................................................................... 6
1.4 Gewrichten ........................................................................................................................................... 9
1.4.1 Classificatie van gewrichten ............................................................................................................ 9
1.4.2 Gewrichtskraakbeen ..................................................................................................................... 11
1.5 Bursae (slijmbeurzen) ......................................................................................................................... 12
1.6 Aandoeningen van het skelet ............................................................................................................. 12
1.6.1 Fracturen ....................................................................................................................................... 12
1.6.2 Osteoporose .................................................................................................................................. 13
1.6.3 Lage rugpijn ................................................................................................................................... 15
1.6.4 Osteoartritis of artrose .................................................................................................................. 17
1.6.5 Reumatoïde artritis ....................................................................................................................... 19
1.6.6 Spondyloartropathie ..................................................................................................................... 21
1.6.7 Lupus ............................................................................................................................................. 22
1.6.8 Jicht ............................................................................................................................................... 22

2 Skeletspieren ........................................................................................................................................ 24
2.1 Inleiding: structuur, contractie & metabolisme ................................................................................. 24
2.2 Invloed van inspanning ...................................................................................................................... 26
2.2.1 Energieleveringssysteem ............................................................................................................... 26
2.2.2 Spiervermoeidheid ........................................................................................................................ 27
2.2.3 Trainingseffect ............................................................................................................................... 28
2.3 Invloed v verouderen .......................................................................................................................... 29
2.3.1 Sarcopenie ..................................................................................................................................... 29
2.4 Aandoeningen van de skeletspieren................................................................................................... 31
2.4.1 Tendinopathie ............................................................................................................................... 31
2.4.2 Spierscheur .................................................................................................................................... 33
2.4.3 Musculaire dystrofie...................................................................................................................... 34

3 Ligamentaire structuren ........................................................................................................................ 35
3.1 Inleiding.............................................................................................................................................. 35
3.2 Aandoeningen aan ligamentaire structuren ...................................................................................... 36
3.2.1 Voorste kruisband letsel................................................................................................................ 36
3.2.2 Enkeldistortie ................................................................................................................................ 36
3.2.3 Plantaire fasciopathie .................................................................................................................... 38




1

, HOOFDSTUK 1: HET LOCOMOTORISCH STELSEL
1 Het skelet
1.1 Basisbegrippen anatomie & gewrichtsbeweging

 Voet- en enkelcomplex: 26 botstructuren  complexe taken (mobiliteit & stabiliteit) bij staan &
voortbewegen




 Beschrijving beweging menselijk lichaam: tov anatomische positie = rechtopstaande houding met
armen naast lichaam & handpalmen nr voor

 Eigenlijke beschrijving beweging: tov 3 vlakken rond 3 assen:
o Frontale vlak (breedtevlak)
▪ Beweging: rond diepte-as = ventrodorsale as
o Sagittale vlak (dieptevlak)
▪ Beweging: rond breedte-as = laterolaterale as
o Transversale vlak (horizontaal vlak)
▪ Beweging: rond lengte-as = craniocaudale as




2

, Benaming bewegingen: uitgegaan vd 3 hoofdvlakken:
o Flexie & extensie  in saggitale vlak, rond laterolaterale as
▪ Flexie = buigen, hoek tss 2 bewegende segmenten kleiner
▪ Extensie = strekken, hoek tss 2 bewegende segmenten groter
o Abductie & adductie  in frontale vlak, rond ventrodorsale as
▪ Abductie = beweging weg v middellijn (bij hand weg v middelvinger)
▪ Adductie = beweging nr middellijn toe (bij hand nr middelvinger toe)
o Endo- en exorotatie  in transversale vlak, rond craniocaudale as
▪ Endorotatie (inwendige rotatie) = interne rotatie, voorzijde v lichaamsdeel draait nr
binnen
▪ Exorotatie (uitwendige rotatie) = externe rotatie, voorzijde lichaamsdeel draait nr
buiten
o Circumductie  in cirkelbeweging
▪ Pronatie = onderarm nr binnen & enkelgewricht nr buiten
▪ Supinatie = onderarm nr buiten & enkelgewricht nr binnen

 Mogelijke beweginge in gewrichten: bepaald door vorm gewricht (niet alle bewegingen steeds
mogelijk!)
o Schoudergewricht: alle beschreven bewegingen mogelijk
o Vb vinkerkootje: enkel flexie (buigen) & extensie (strekken) mogelijk




3

,1.2 Structuur & functies vd skeletelementen
 Botweefsel:
o Soort steunweefsel
o Componenten:
▪ Anorganische kristallen (60%)
▪ Organische component (30%) (Mineralen  vnl calcium)
▪ Water (10%)
o Calcium  rigiditeit (harde onelastische struct)
o Ook zekere mate v flexibiliteit  aanpassen aan veranderende
belastingen
o Goede vascularisatie

 Componenten: cellen + extracell mat
o 4 celtypes:
▪ Ongedifferentieerde mesenchymale cellen
▪ Osteoblasten: jonge cellen, vormen organische bestanddelen v matrix (vezelvorming +
rol in ossificatieproces)
▪ Osteocyten: mature botcellen, in geossificeerd EC materiaal
▪ Osteoclasten: functie in botresorptie (afbraak botmatrix)
 Samenspel osteoblasten & -clasten: modellering bot
 Extracellulair materiaal:
o collageenvezels (type 1) omgeven door hydroxyapatietkristallen
o grondstof uit proteoglycanen

 Goede doorbloeding!
o Uitwisseling voedings- en afvalstoffen
o Sterk verspreid vatensyst
 Bot = levend cellulair weefsel
o Metabool actief gedurende heel h leven (groeit niet alleen in jonge pers)
o Continu geremodulleerd

 Functies bot:
o Dragend
▪ Tg zwaartekr in bewegen + staande houden
o Beschermend
▪ Thorax beschermt inwendige organen, schedel & wervelkolom h ZS
o Vormgevend
▪ Thorax, bekken, schouders, schedel bepalen vorm mens
o Aanhechtingsplaats voor spieren & ligamenten
▪ Beweging mogelijk + stabiliseren
o Producerend
▪ Vormen bloedcellen in binnenste (= beenmerg) (rood beenmerg: hematopoëse 
RBC/WBC + bloedplaatjes) (geel beenmerg: opslag vet als energiebron + stamcellen:
bot, vet, kraakbeen of spiercellen)
o Opslagfunctie voor calcium & fosfaten
▪ Belangrijk!  mineralen op veel plaatsen v lichaam nodig




4

, Calcium:
o Verschillende doeleinden:
▪ Contractie spieren (hartspier!)
▪ Bloedstollingsproces na verwondingen
▪ Functioneren v enzymen
▪ Impulstransport v zenuwen + prikkelbaarheid zenuw- en spiermembranen

1.3 Het metabolisme van calcium
1.3.1 De huishouding van calcium
 Belastingsprikkels:
o Bot afh v fysiologische prikkels
o Belasting & ontlasting = prikkels nodig vr fysiologische ontwikkeling bot
o Belasting:
▪ In diafyse (schacht bot): veroorzaakt buig- en rotatiekrachten
▪ In epifysen: vervorming van vezelnet door hierbij optredende compressie
 vervorming veroorz verandering in elektr spanning door veranderingen in collagene
netwerk & grondsubstantie = piëzo-elektrisch effect
 minder neg deeltjes in gebied: botafbraak door osteoclasten
 meer neg deeltes in betrokken gebied: botopbouw door osteoblasten
 ook mechanische vervorming v cellen zelf: stimulerend effect op op hun activiteit
 verhoogde belasting (dragen v lasten, krachttraining)  grotere stabiliteit &
hogere mineralisering v bot (piëzo-elektr effect)
o Zonder voortdurende afwisseling belasting & ontlasting  bot niet in staat om stabiliteit te
bewaren + om taken uit te voeren
o Regulatie mineraalgehalte + stabiliteit bot = afh v belastingsprikkels + hormonen, vitaminen,
voeding
o 1 v eerste tekenen kwaliteitsverlies bot: demineralisering = osteoperose

 Vitaminen & hormonen:
o Constante calciumspiegel belangrijk!
▪ Lichaam probeert conc van 2.4 mmol/L of 100 mg/L te handhaven
▪ 99% opgeslagen in skelet (vnl als apatiet-kristallen)
▪ Rest: vnl in geïoniseerde vorm, oa aan eiwitten in bloed gebonden
▪ Geringe hoeveelheid: in niet-geïoniseerde vorm in lichaam
▪ Via voeding opgenomen Ca  in bot opgeslagen of verlaat lichaam via
stoelgang/urine
▪ Regulering Ca-huishouding (alleen geïoniseerde Ca gebruikt) = afh v:
o Vitamine D  hormoon, maakt opname Ca uit voeding/ uit bot naar bloed
mogelijk ()
o Calcitonine  verantw voor opslag Ca ()
o Parathormoon  kan Ca aan bot onttrekken & resorptie Ca uit voorurine
verhogen () (botafbraak)
▪ Concentratie geïoniseerd Ca2+ in plasma (calciëmie): nauwkeurig geregeld!
o Calciëmie daalt (hypercalciëmie)  rustpotentiaal zenuwcellen destabiliseert,
vnl v motorneuronen  onwillekeurige contracties skeletspieren (tetanie)




5

,1.3.2 Regeling plasma Ca2+-spiegels
1.3.2.1 Parathormoon
 Gevormd in bijschildklier (glandula parathyroidea)
 Korte levensduur: half uur
 Bijschildklier:
o gevormd door 4 kliertjes aan achterkant schildklier
o klein, maar levensnoodzakelijk
o cellen gevoelig vr wijzigingen in calciëmie
o hoeveelheid afgegeven parathormoon = afh v Ca-conc in bloed
o daling calciëmie  stimuleert synthese & secretie parathormoon
o stijging calciëmie  daling synthese & secretie parathormoon

 versch mechanismen invloed v parathormoon op verhoging Ca-conc:
o stimuleert osteocyten om Ca & fosfaten af te geven  osteoclasten geactiveerd tot
afbreken bot & daarmee afgifte Ca + tegelijk: osteoblasten in activiteit geremd  Ca uit
botten gemobiliseerd (demineralisatie; kan tot broosheid leiden)
o resorptie Ca uit voorurine verhoogd (maar extractie fosfaten verhoogd)  vermijden dat er
te veel afgegeven Ca uitgescheiden w via urine
▪ parathormoon garandeert: alleen kleine hoeveelheden Ca (5-10%) uitgescheiden via
urine
▪ + betrokken bij stimulaite v synthese v 1,25-dihydroxy-vitamine D (vitamine D
hormoon?) in nieren
 Optimale Ca2+- huishouding: goede werking bijschildklier nodig!
 Parathyroïdectomie (vaak als ongewenst effect bij chirurgie schildklier): hoeveelheid
parathormoon onvoldoende  calciëmie daalt  tetanie  spierspasmen, oa laryngospasmen
(kunnen leiden tot verstikking (asfyxie))
 Hyperparathyroïdie (vb tumor parathyroïden): calciëmie neemt toe  gevaar voor calcificatie
van weke organen & ontwikkelen v nierstenen




6

,1.3.2.2 Vitamine D
 Kan niet direct via voeding opgenomen w, alleen via voorstadium in vorm v 7-dehydrocholesterol
(aanw in dierlijke eiwitprod: eieren, melkprod, lever, vis)
o 7-dehydrocholesterol oiv UV-stralen in huid omgezet in cholecalciferol (vitamine D3) + in
lever en nieren verder gemetaboliseerd
o In lever: hydroxylgroep gebonden aan cholecalciferol & als 25-OH-D3 (25-hydroxy-
vitamine D, calcidiol) aangeduid
o In nier: aanvullende hydroxylering  1,25-dihydroxy-vitamine D (calcitriol) gevormd =
biologisch actieve vorm v vitamine D (vitamine D hormoon genoemd)
o Vit D hormoon getransporteerd nr darmcellen  stimuleert daar prod eiwitten
o Eiwitten  opname Ca uit voeding
o + vit D hormoon waarborgt resorptie Ca uit voorurine in nier
o 1,25-dihydroxy-vitamine D sterke invloed op Ca2+- metabolisme  vorming ervan dient zeer
nauwkeurig geregeld te worden  gebeurt vnl door beïnvloeding vd 1-hydroxylase activiteit
in nier
▪ Stimulerende invloed parathormoon belangrijke rol
▪ Ook prolactine stimuleert 1-hydroxylase activiteit  zorgt via verhoogde
aanwezigheid v vitamine D hormoon voor meer opname Ca tijdens lactatieperiode




➔ optimale Ca2+- huishouding vereist:
 Goede werking bijschildklier + nieren
o Chronisch nierlijden  onvoldoende activiteit 1-hydroxylase  tekort aan vitamine D
hormoon  hypoc alciëmie & demineralisatie
▪ Verhelpen door toediening 1,25-dihydroxy-vitamine D of 1-hydroxy-vitamine D (beide
commercieel beschikbaar)
 Voldoende aanvoer vitamine D
o Tekort vitamine D: bij baby’s & ouderen
o Vitamine D: als supplement (colecalciferol) aan voeding toegevoegd !
o Kinderen in groeifase: tekort  onvoldoende verkalking beenderen  vervormen
gemakkelijk (rachitis)
o Volwassenen: hypocalciëmie & demineralisatie




7

,1.3.2.3 Calcitonine
 Geprod door parafolleculaire cellen (C-cellen) schildklier
 ‘thyreocalcitonine’
 Secretie afh v calciëmie: neemt toe als calciëmie toeneemt
 Oiv calcitonine:
o activiteit osteoclasten ( resorptie Ca uit botten) geremd
o osteoblasten gestimuleerd (botopbouw)
o verhoging calcitonine  excretie Ca via urine
 beperkte fysiologische rol
 na thyroïdectomie: Ca-huishouding niet verstoord
 farmacologisch: behandeling uitgesproken vormen hypercalciëmie & osteïtis deformans (ziekte v
Paget)
o ziekte v Paget = 1 v meest voorkomende skeletziekten  reorganisatie v structuur
beenderen  breken gemakkelijker
o therapeutisch: biotechnologisch aangemaakt calcitonine
▪ onder vorm v humaan calcitonine
▪ calcitonine v zalm (salcatonine, 20 x actiever dan humaan calcitonine)




8

,1.4 Gewrichten
 = plaatsen waar 2 naburige beenderen of kraakbeenelementen met elkaar in contact komen
 Typisch: 2 epifysaire delen v 2 botten kunnen op elkaar rusten & kunnen draaien
 Efficiëntie v beweging in gewrichten = afh v geraffineerde coördinatie v skeletspieren, zenuwen
& skeletelementen

1.4.1 Classificatie van gewrichten
 Classificatie obv aan- of afwezigheid van gewrichtsholte + van soort steunweefsel dat beenderen
samenhoudt
 Onderverdeling:
o Fibreuze gewrichten = synarthrodiaal  geen gewrichtsholte en -vocht
o Kraakbeengewrichten = synarthrodiaal
o Synoviale gewrichten = diarthdrodiaal  wel gewrichtsholte en -vocht

1.4.1.1 Fibreuze gewrichten (synarthrosen)
 Geen gewrichtsholte
 Verbonden door dens bindweefsel
 Soorten:
o Sutura
▪ Stevige verbinding
▪ Vb. tss schedelbeenderen (belangr tijdens groei hoofd)  niet
permanent & verbenen later
o Syndesmosen
▪ Laten gedeeltelijke beweging toe
▪ Meer fibreus bindweefsel tss botgedeelten
▪ Vb. radius (spaakbeen) & ulna (ellepijp)


1.4.1.2 Kraakbeengewrichten
 Geen gewrichtsholte
 Verbinding in bot bedekt met kraakbeen
 Kraakbeen op zijn beurt verbonden met ander bot
 Vb. sternum-1e ribverbinding; schaambeenvoeg (symphysis pubis)


1.4.1.3 Synoviale gewrichten (!!)
 Meest voorkomende gewrichtsvorm
 Wel gewrichtsholte
 2 versch beenderen verbonden door gewrichtskapsel (stabiliteit!)
o Buitenste laag: dicht collageen bindweefsel  verloopt in periost v begrenzend bot
o Belet dat beenderen tgo elkaar verplaatsen
o Dikke laag collageenvezels in fibreus kapsel = ligament/ gewrichtsband
o Binnenste laag: synoviale cellen
▪ Vormt soms onregelmatige plooien in gewrichtsruimte  kunnen ook nr
buiten uitstulpen  vormen bursae (slijmbeurzen)

 Tss 2 beenderen: gewrichtsspleet met synoviaal vocht (gewrichtsvocht)  smering & voeding
gewricht
o Synoviale membraan: maakt synoviaal vocht aan dat in gewrichtsspleet ligt
o Vrij dik (visceus) vocht = dialysaat uit bloedvaten + hyaluronzuur & eiwitten
o Vloeistof:


9

, ▪ smeermiddel & voedingsbron hyalien kraakbeen
▪ toevoer voedingsstoffen & afvoer afvalstoffen uit kraakbeencellen
(avasculair weefsel)
o Viscositeit synoviaal vocht vermindert bij beweging v gewricht (opwarming!!)
o Verouderen: productie synoviaal vocht in gewrichten vermindert + kraakbeenlaag dunner
+ ligamenten korter en verliezen flexibiliteit

 Botuiteinde zelf bekleed door hyalien kraakbeen (diepste laag wel verkalkt & zit hecht vast aan
bot) (bevat geen bloedvaten of zenuwuiteinden) (vrije opp: geen perichondrium)

 In sommige gewrichten (vb. knie): gewrichtsschijf of meniscus
o = kraakbeenachtige structuren tss de bewegende oppervlakken vd beenderen
o Vastgehecht aan gewrichtskapsel
o Gemakkelijker over elkaar bewegen vd beenderen in gewricht + meer stabiliteit gewricht
o Behandeling gescheurde meniscus: menisectomie




" “Gewrichtskapsels die versterkt zijn met collageenvezels worden fibreuse kapsels genoemd. Een
dikke laag van collageenvezels in een fibreus kapsel wordt ligament of gewrichtsband genoemd.”

 Arthroscopie = onderzoek v gewricht dmv dunne flexibele lichtgeleidende buis
o Bij onderzoek nr beschadigingen in gewricht / bij chirurgische ingrepen in gewricht / bij
collecteren van weefselstukjes vr onderzoek (biopsie)



 Gewrichtstypes:
o Plane (vlak): vb. handwortelbeentjes
o Hinge (scharnier)  alleen flexie & extensie  vb. vingers, elleboog
o Pivot/ trochoid  rolgewricht (pronatie & supinatie)  vb. atlas/axis, radius/ulna
(atlas & axis = bovenste 2 cervicale wervels)
o Sellar (zadel): vb. duim
o Ellipsoid (ellips) condylair  vb. metacarpophalangeaal
o Spheroidal (kogel): vb. heup, schouder
o Bicondylair: vb. knie




10

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller eloisevnn. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.21
  • (0)
Add to cart
Added