In deze samenvatting komen de 10 tijdvakken met de 49 kenmerkende aspecten aanbod en de 4 historische contexten: de Lage Landen, de Verlichting, China en Duitsland in Europa. De 49 kenmerkende aspecten staan op volgorde van 1-49 verdeeld over de 10 tijdvakken.
,Tijdvak 1: Tijd van jagers en boeren 2
Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen 5
Tijdvak 3: Tijd van monniken en ridders 10
Tijdvak 4: Tijd van steden en staten 14
Tijdvak 5: Tijd van ontdekkers en hervormers 18
Tijdvak 6: Tijd van regenten en vorsten 23
Tijdvak 7: Tijd van pruiken en revoluties 27
Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines 32
Tijdvak 9: Tijd van wereldoorlogen 39
Tijdvak 10: Tijd van televisie en computer 47
Historische context 1: Steden en burgers in de Lage Landen 52
Historische context 2: Verlichting 62
Historische context 3: China 73
Historische context 4: Duitsland in Europa (1918-1991) 82
1
, Tijdvak 1: Tijd van jagers en boeren
K.A. 1: De levenswijze van jagers en verzamelaars.
Bronnen: bouwstenen waarop de geschiedenis wordt gemaakt.
Bronnen uit jager en verzamelaars zijn ongeschreven en primair
Ongeschreven: schrift nog niet uitgevonden -> prehistorie: “voor de geschiedenis”
Primair:
● Uit de tijd zelf
● Uit de “eerste hand”
Middelen van bestaan -> samenlevingstype
Middel van bestaan: jagen en verzamelen.
Samenleving van jager-verzamelaars
maatschappij: bevolking die een sociaal geheel vormt.
De geschiedenis/ samenleving kun je vanuit verschillende invalshoeken bestuderen:
● Politiek: Hoe wordt de samenleving bestuurd?
● Economie: Wat zijn de middelen van bestaan?
● Sociaal: Hoe zijn de verhoudingen in de bevolking?
● Cultuur: Wat denken en voelen de mensen en hoe uiten zij dit?
Samenleving van jager-verzamelaars:
● Economie:
● jagen en verzamelen
● Politiek:
● kleine nomadische groepen, dus geen georganiseerd bestuur
● Sociaal:
● weinig sociale verschillen.
● Kleine groep, dus geen arm-rijk.
● wel sterke rolverdeling tussen man en vrouw.
● Cultuur:
● magische jacht- en vruchtbaarheidsrituelen
● grafgiften.
K.A. 2: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
11.000 v.Chr.: Het begin van de Neolithische Revolutie (landbouwrevolutie) in de vruchtbare
halve maan.
Landbouw:
Oorzaken:
● Het klimaat was gunstig, gematigd. veel planten en beesten.
● rivieren Eufraat, Tigris en Nijl
Gevolgen:
● niet meer hoeven rondtrekken, dus:
● akkerbouw
● veeteelt
2
,Ontwikkelingen van de middelen van bestaan in de vruchtbare halve maan:
● tot ong. 9000 v.Chr. jagen en verzamelen
● rond 10.000 v.Chr. landbouw
Landbouwsamenleving / agrarische samenleving:
● Economie:
● Landbouw: akkerbouw en veeteelt.
● Politiek:
● Dorpen werden waarschijnlijk bestuurd door dorpsoudsten en priesters, of
soms door meest succesvolle boeren.
● Sociaal:
● Sedentaire revolutie : vaste woonplaats
● Toename sociale verschillen.
● Strikte rolverdeling tussen man-vrouw
● Cultuur:
● Magische rituelen, nu meer landbouwrituelen.
● Ontstaan godsdiensten. Veel uitvindingen.
Verspreiding van de landbouw: overal ter wereld ongeveer tegelijkertijd.
K.A. 3: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
Vanaf 10.000 V.Chr. begint de Neolithische revolutie in de vruchtbare halve maan.
● zelf planten van zaden (akkerbouw)
● houden van vee (veeteelt)
● nieuwe uitvindingen
Gevolg:
● verhoging van de voedselproductie
Landbouw gekenmerkt door irrigatielandbouw: Eufraat, Nijl en Tigris traden buiten hun
oevers ieder jaar, het waterpeil steeg en werd het land overstroomd met water. Dit liet een
laag vruchtbaar slib achter → goed voor de landbouw.
Ook proberen water op te vangen en via kanaaltjes het water steeds verder het land in
krijgen.
Ontwikkeling van de middelen van bestaan in de vruchtbare halve maan:
Nieuwe middelen zijn de ambacht en handel.
Vruchtbare halve maan:
In Mesopotamië en Egypte ontstaan eerste steden.
3
,Stedelijke beschaving in Mesopotamië:
● Economie:
● Landbouw: akkerbouw en veeteelt
● ambacht
● handel
● Politiek:
● Steden werden bestuurd door koning en priesters
● Steden groeien uit tot rijken (stadstaten)
● sociaal:
● Grote groepen (gemiddeld 10.000 mensen)
● sociale verschillen: hiërarchische opbouw van de samenleving in sociale
klassen (boeren, ambachtslieden, priesters, koning)
● Cultuur:
● Polytheïstische godsdienst
● magische rituelen in tempels
● veel uitvindingen
Stedelijke beschaving in Egypte:
● Economie:
● Landbouw: akkerbouw en veeteelt
● ambacht
● handel
● Politiek:
● Steden werden bestuurd door koningen en priesters
● Boven- en beneden- Egypte vormen een natiestaat (land waarin een groep
mensen leeft die zichzelf bestuurt) met farao als leider.
● Sociaal:
● Grote groepen (gemiddeld 10.000 mensen
● sociale verschillen: hiërarchische opbouw van de samenleving in sociale
klassen.
● Cultuur:
● Polytheïstische godsdiensten (monotheïsme van 1353-1336 v.Chr.)
● magische rituelen in tempels
● veel uitvindingen
4
, Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen
K.A. 4: De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken
over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
Vanaf 850 v.Chr.: Opkomst Griekse stadstaten.
Stadstaat (polis, poleis):
● ‘Stad’ met omringend platteland.
● Klein in oppervlakte en inwonersaantal.
● Autarkisch → zelfvoorzienend
● Autonoom → eigen bestuur en regels
Iedere polis had een eigen staatsvorm:
● Monarchie: Staatsvorm waarbij de macht legitiem bij één persoon ligt.
● Tyrannie: Staatsvorm waarbij de macht niet legitiem bij één persoon ligt.
● Aristocratie: Regering van de adel (aristocraten).
● Oligarchie: Regering van een kleine groep mensen die niet persé van adel zijn.
● Democratie: Regering door de bevolking met burgerrecht.
Athene: om mee te beslissen moest je een Atheense burger zijn.
Burgerschap: Het feit dat je een burger bent met alle politieke en maatschappelijke
rechten die daarbij horen (mannen geboren in Athene).
Vanaf ong. 700 v.Chr.
Filosofen: Proberen de wereld op een rationele manier te verklaren.
Rationele manier. → begin van wetenschap: Opdoen van kennis/theorie op basis van
experimenten, waarneming en gebruik van het verstand:
● natuurwetenschap
● wiskunde
● geneeskunde
● politiek
● etc.
De Griekse wereld (850-338 v.Chr.)
338 v.Chr.: Griekse vasteland overgenomen door Macedoniërs door Philippus II.
Hellenisme (338-30 v.Chr.): verspreiding van de Grieks-achtige cultuur.
Verspreiding van de Griekse cultuur naar het oosten vanaf de tijd van Alexander de Grote.
K.A. 5: De groei van het Romeins imperium waardoor de Griek-Romeinse
cultuur zich in Europa verspreidde.
Bestuur van het Romeinse rijk:
● 753 v.Chr.-509 v.Chr.: koningstijd
● 509 v.Chr.-27 v.Chr. republiek
● 27 v.Chr.-476 n.Chr. keizertijd
Koningstijd:
● niet veel over bekend
● monarchie
republiek:
● macht verdeeld over meerdere functies
5
, ● functionarissen voor een jaar gekozen
● belangrijkste functie: consul
● senaat heeft de meeste macht
● oligarchie
keizertijd:
49-27 v.Chr.: burgeroorlog tussen twee consuls
Keizer Augustus (de verhevene), neefje van Caesar.
● macht in handen van de keizer
● senaat en consuls bleven bestaan, maar hadden weinig macht
● monarchie
Enorme groei van het Romeinse rijk:
Rome groeit uit tot een stadstaat → groeit daarna uit tot Imperium Romanum (een groot rijk
onder de macht van een keizer of één volk)
Redenen voor de groei van het Romeinse rijk:
● sterk en gedisciplineerd leger
● goed verdedigbare grenzen, natuurlijke en aangelegde verdediging
● goede infrastructuur
● goed bestuur
Als veroverde meewerkte behielden zij hun macht en kregen zij het Romeinse burgerschap
gevolg: Romanisering:
Het overnemen van (delen van) de Romeinse cultuur door andere volkeren.
Romeinse bewondering voor Griekse cultuur, maar ook neerkijken op Griekenland.
Vooral toch bewondering.
Veel overnemen van die Grieken bij verovering van Griekenland, dus werd de
Grieks-Romeinse cultuur door veroverd gebied in Europa verspreid.
K.A. 6: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
Grieks-Romeinse cultuur = klassieke cultuur
Klassiek: Voortreffelijk voorbeeld. Iets dat blijvende waarde heeft.
Vooral kijken naar:
● Beeldhouwkunst
● Architectuur
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merelscheffer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.