Privaatrecht voor Vastgoed is ontwikkeld voor de Vastgoedbranche, het onderdeel Privaatrecht van het examen SVMNIVO. De inhoud is ook op de eindthermen gebaseerd en het curriculum van de opleiding Vastgoed en Makelaardij van de Hogescholen in Nederland.
Een nauwkeurige samenvatting van het Priva...
Hi, thanks for your review! Too bad to see that you gave the summary 1 star. I'd love to hear what this review is based on so I can understand what could be better. Let me know if I can help you with anything!
Seller
Follow
JeffreyWelles
Reviews received
Content preview
1. Inleiding
1.1 Wat is recht?
= kan men omschrijven als een gerelde wijze van omgaan van mensen met elkaar volgends
geldende maatschappelijke opvattingen, begrenst door plaats en tijd.
Rechtsgebieden = staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht, burgerlijk recht en internationaal
recht.
Privaatrecht
- Vermogensrecht
- Het personenrecht
- Familierecht
- Erfrecht
- Rechtspersonenrecht
- Burgerlijk procesrecht
Erfdienstbaarheid = is een last waarmee een onroerende zaak ten behoeve van een andere
onroerende zaak is bezwaard; het dienende erf draagt de last van het heersende erf dat er
gebruik voor maakt (bijvoorbeeld recht van overpad).
1.2 Indelingen in het recht
Privaatrecht (burgerlijk recht) = regels tussen personen onderling.
Publieksrecht = regels die specifiek voor overheidsorganen gelden, tussen overheidsorganen
onderling of tussen een overheidsorgaan en een persoon.
Materieel recht = verwijst naar de regels over rechten en plichten.
Formeel recht = verwijst naar regels over hoe men zijn recht bij de rechter kan halen.
Objectief recht = recht zoals dat op dat moment geldt.
Subjectief recht = wanneer een persoon aan het objectiefrecht een recht ontleent waar hij
aanspraak op wil maken.
,Dwingend recht (regelend recht) = recht dat rechtsregels stelt waarvan (contractueel) niet
mag worden afgeweken (om burgers te beschermen). Bindende rechtsregels waarvan
partijen contractueel wél mogen afwijken, noemt men regelend recht.
Aanvullend recht = de regeling die geldt als het anders niet geregeld is.
1.3 Codificatie van het recht
= het op schrift stellen en door de overheid als exclusief geldend erkennen van regels in
wetten en regelingen.
Jurisprudentie = gezaghebbende rechtsvorm. Dit zijn uitspraken van rechters die op schrift
zijn gesteld.
Gewoonten = ook een rechtsbron, ongeschreven recht.
Verdragen en internationale overeenkomsten = ook rechtsbronnen. Deze zijn internationaal
op schrift gezet.
Rechtsleer = ook een rechtsbron. De wijze waarop iets is uitgelegd door geleerden in
gezaghebbende rechtsliteratuur, want regels worden doorgaand anders geïnterpreteerd.
Rechtsbronnen van hoog naar laag:
- verdragen
- wetgeving: bijv. formele weg, materiele wet: ook lagere wetgeving als AMvB en
verordening.
- Jurisprudentie
- Rechtswetenschap = rechtsleer.
Ongeschreven rechtsbronnen = gewoonterecht en invulling van ‘redelijkheid en billijkheid’.
1.4 De persoon in het recht
Natuurlijke personen = een mens.
Rechtspersonen = een constructie, bijvoorbeeld een B.V. of vereniging. In BW 2:1-3 staat dit
aangegeven.
Rechtsbevoegd = een natuurlijk persoon is in beginsel dit.
Rechtshandeling = een handeling die erop gericht is een bepaald rechtsgevolg tot stand te
brengen.
Handelingsbekwaam = dat iemand in staat is om zelfstandig rechtshandelingen te verrichten.
Handelingsonbekwaam = bijvoorbeeld minderjarigen of geestelijke gestoorden (onder
curatele gesteld).
Handelingsbevoegd = dat iemand geschikt is om een bepaalde rechtshandeling te verrichten.
Handelingsonbevoegd = iemand die vanwege zijn maatschappelijke positie beroepsmatig is
betrokken bij zaken en die niet altijd vrij kan handelen.
1.5 Meer begrippen in het recht
Rechtsfeiten = feiten die voor het recht relevant zijn.
Bloot rechtsfeit = dat geldt voor iedereen.
Menselijke handelingen = kunnen rechtsfeiten zijn. Onder te verdelen in rechtshandelingen
en feitelijke handelingen. Zie figuur.
Overgangsrecht = als een wet wordt gewijzigd, zijn er regels nodig om te bepalen in welke
situaties de oude wet nog geldt en in welke situaties de nieuwe wet van toepassing is.
à Eerbiedige werking = de nieuwe rechtsregels zijn van toepassing op feiten en
omstandigheden die zich vanaf de inwerkingtreding voordoen.
à Onmiddellijke/exclusieve werking = nieuwe regels zijn op alle feiten en omstandigheden
,meteen van toepassing.
à Terugwerkende kracht = zijn de nieuwe rechtsregels van toepassing op nieuwe feiten en
omstandigheden en op bestaande situaties met een in het verleden gelegen tijdstip.
Schakelbepaling = een wetsbepaling waarin wordt aangegeven dat een bepaalde groep
regels niet alleen van toepassing is in de gevallen x, maar ook in de gevallen y.
1.6 Specifiek privaatrechtelijke begrippen
Goederen = vermogen en zaken.
Vermogen = alle op geld waardeerbare rechten en plichten toebehorend aan een persoon.
Absolute vermogensrechten = geldt tegenover eenieder; heeft zaakgevolg.
Relatieve vermogensrechten = geldt tegenover een persoon of een beperkte groep
personen.
Zaken = zijn voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
Vermogensrechten = rechten die ertoe dienen om de rechthebbende stoffelijk voordeel te
verschaffen.
Verbintenis = er is een bevoegdheid om een prestatie te ontvangen tegenover een plicht om
een tegenprestatie te leveren.
Vorderingsrecht = een recht dat volgt uit een verbintenis.
Overeenkomst = over en weer bestaande rechten en plichten die zijn ontstaan uit een
contract.
Overdracht van goederen:
1. Bestaat er een geldige titel?
à Zoals geschenk, ruil, koopovereenkomst
2. Is persoon A beschikkingsbevoegd?
à Beschikkingsbevoegd = als hij bijvoorbeeld
eigenaar is.
à Beschikkingsonbevoegd = als hij de fiets te leen
heeft.
3. Is de levering geldig?
Als persoon A het voorwerp aan de persoon B
geeft.
, 2. Personen- en familierecht
2.1 Huwelijk en geregistreerd partnerschap
Burgerlijk huwelijk = twee personen van verschillend of van gelijk geslacht kunnen een
huwelijk aangaan. Ze moeten 18+ zijn en voldoende naar geest zijn om hun eigen wil te
bepalen. Ze mogen niet getrouwd zijn, of geregistreerd partnerschap hebben gesloten. Ook
mag er geen bloedverwantschap zijn in opgaande of neergaande lijn en mag men geen
(half)broer of (half)zus zijn. Gaat zowel om juridische als biologische verwantschap.
Verwanten in derde graad (oom, neef, nicht, tante) mogen wel trouwen. Minderjarigen
mogen trouwen met toestemming ouders en iemand onder curatele mag trouwen met
toestemming curator.
Trouwakte: zo kun je bewijzen dat je bent getrouwd.
Akte van omzetting geregistreerd partnerschap: bewijs.
Eindigen huwelijk:
- Door overlijden een van de echtgenoten
- Door sluiting van nieuw huwelijk na vermissing en vermoedelijk overlijden van een
echtgenoot
- Door echtscheiding
- Door ontheffing van het huwelijk na scheiding van tafel en bed
Geregistreerd partnerschap: alternatieve duurzame samenlevingsvorm. Verschil is dat dit
kan worden geëindigd zonder tussenkomst van de rechter met wederzijds goed vinden van
partijen, tenzij er kinderen bij betrokken zijn.
Samenlevingsovereenkomst: is geen wettelijk benoemde overeenkomst. Daarin kan men
afspraken maken over de kosten van de huishouding.
Verblijvensbeding: als er in het samenlevingscontract iets wordt afgesproken over wat er
gebeurd nadat een van de partijen overlijdt.
2.2 Rechten en plichten tussen echtgenoten of partners
= echtgenoten, die niet van tafel en bed gescheiden zijn, bieden elkaar trouw, hulp en
bijstand.
Alimentatieplicht: partners zijn verplicht elkaar het nodige te verschaffen. Dit is meer dan
kosten huishouden. Dat is ook vakanties en uitgaven om bepaalde levensstijl te behouden.
Daarnaast ook verplicht om kinderen (ook stiefkinderen en pleegkinderen) op te bieden en
kosten te dragen.
Hoofdelijke aansprakelijkheid: beide echtgenoten zijn hoofdelijk aansprakelijk. Als een van
de twee enorm veel schulden maakt, dan kan de andere echtgenoot de rechter verzoeken
dat de andere echtgenoot niet aansprakelijk is voor die schulden.
Titel 6 (art. 1:81-92a BW): staan alle rechten in waar niet vanaf geweken kan worden.
‘Aansprakelijkheid is extern en draagplicht is degene die uiteindelijk de moet voelen ofwel
moet betalen oid (intern)’.
Rechtshandelingen met toestemming echtgenoot: rechtshandelingen in verband met de
gezamenlijk bewoonde woning, bijbehorende zaken en inboedel. Ook al is een van de twee
eigenaar. Toestemming is daarnaast nodig bij koop of afbetaling, voorgenomen gift of in
geval van zekerheidstelling voor de schuld van een derde.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JeffreyWelles. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.84. You're not tied to anything after your purchase.