LET OP: Deze samenvatting is geschreven in het jaar 2014/2015. Inmiddels kan het zijn dat bepaalde onderwerpen in de katern veranderd zijn die niet opgenomen zijn in deze samenvatting.
Samenvatting van de katern 'Het Midden-Oosten' van de methode Feniks. Op het eind van elke paragraaf staat een ...
Het Midden-Oosten: Honderd jaar brandhaar van de wereldpolitiek
Hoofdstuk 1: De nadagen van het Ottomaanse Rijk
Verval, verdeling, vernieuwing 1870-1923
1.1 De zieke man van Europa
Het Ottomaanse Rijk werd in de 13e eeuw gesticht op het schiereiland Anatolië door Turken. In de 14e
eeuw werd de Balkan onderworpen, met in 1453 de inname van de Byzantijnse hoofdstad Constantinopel.
Vanaf de 16e eeuw was ook het Midden-Oosten onderdeel van het Ottomaanse Rijk. Het was een erg
machtig rijk, in de 1683 stonden ze zelfs voor de poorten van Wenen!
In de 18e eeuw brokkelde de macht snel af door de volgende oorzaken:
- Een technologische achterstand op het Westen, vooral op het gebied van scheepsbouw en
bewapening. De ideeën van de Renaissance, de wetenschappelijke revolutie en de Verlichting
gingen aan de Ottomaanse heersers in Constantinopel voorbij. Invloedrijke conservatieve
Islamitische geestelijken verzetten zich tegen elke vorm van modernisering.
- De opkomst van Rusland. Begin 18e eeuw drongen de troepen van tsaar Peter de Grote door tot
de Zwarte Zee, de noordrand van het Ottomaanse Rijk. Kort na 1800 drongen de Russen ook door
in de Kaukasus.
- Een economische achterstand in de periode dat er een wereldeconomie ontstond. Europese
landen konden veel grondstoffen en voedingsmiddelen goedkoop betrekken uit Amerika.
- De meeste sultans in de 18e en 19e eeuw misten leiderscapaciteit. Dit verval kwam voort uit het
haremsysteem. Hierin was een overvloed aan slavinnen, omringd door harembeambten.
Eunuchen, gecastreerde harembewakers, oefenden invloed uit op de sultan. Hierdoor raakte hij
het zicht kwijt op wat er zich in zijn rijk afspeelde.
- Ontwaken van een vurig nationalisme onder de niet-Turkse onderdanen. De Grieken vochten
zich los en stichten een eigen staat. Hierna volgden Roemenië, Bulgarije en Servië. In 1912-1913
bestond Europees Turkije nog slechts uit Constantinopel en omgeving.
- Het verlies van Noord-Afrika. De oorzaak hiervan was het modern imperialisme. Europese
mogendheden als Engeland en Frankrijk wilden hun overzeese bezetting uitbreiden, want ze
zochten naar grondstofgebieden en afzetmarkten.
1.2 De rol van de Britten
Het Suezkanaal opende in 1869. Hierdoor nam het strategisch belang van het Midden-Oosten enorm toe.
De huidige Egyptische heerser Ismail wilde zijn land moderniseren. Al deze projecten kostten de
Egyptische schatkist zo veel geld dat Ismail afhankelijk werd van buitenlandse financiers. Uit geldnood
werd hij in 1875 gedwongen om zijn aandelenpakket in de Suezkanaalmaatschappij te verkopen.
De Britse premier Benjamin Disraeli kocht de aandelen van het kanaal. Hierdoor werd de vaarroute tussen
Londen en Bombay 8.000 kilometer korter. Het Britse rijk kreeg verder ook Cyprus en Sudan in handen en
maakte zich meester van de kusten van de Rode Zee en de Perzische Golf. Hiermee werd de route van
Britse schepen naar India veilig gesteld.
In 1882 braken er in Egypte antiwesterse rellen uit. Britse troepen gingen aan land om die rellen de kop in
te drukken. Hierop volgde de Britse bezetting van Egypte die tot 1956 zou duren. Het werd een Brits
protectoraat. De Britten investeerden in de verbetering van de economie en infrastructuur.
De Turkse sultan Abdul Hamid II was officieel nog altijd opperheer over Egypte, maar hij kon slechts
machteloos toekijken.
Na 1880 kwam in Europa en de Verenigde Staten de auto-industrie op gang. Dat vergrootte de vraag naar
aardolie. In 1909 werd in Iran de Anglo-Persion Oil Company opgericht, later British Petroleum (BP). De
Britse regering kreeg in 1914 hiervan 51% van de aandelen in handen. Het Midden-Oosten werd van nog
groter belang, na het Suezkanaal, toen bekend werd dat hier zich in de grond grote hoeveelheden olie
bevonden.
,1.3 De Jong-Turken
Het Ottomaanse Rijk werd voor 1900 al ‘de zieke man van Europa’ genoemd. Dit omdat het politiek en
economisch in de greep van Europese mogendheden was, alles werd met westers geld onderhouden.
Sultan Abdul Hamid II probeerde zijn gezag te versterken. Hij dreigde zelfs met een jihad (heilige oorlog
van de moslims) om het westers imperialisme te bestrijden. Met die oproep wilde hij zich verzekeren van
de trouw van de Arabische inwoners van zijn rijk. De Turken en Arabieren waren de voornaamste
bevolkingsgroepen in het Ottomaanse rijk.
Het nationalisme groeide op het schiereiland Anatolië en onder de Turkssprekende bevolking in Istanbul.
De Turkse nationalisten vonden dat het verzwakte rijk een nieuwe impuls nodig had. De bevolking moest
zich bewust worden van haar eigen wortels, geschiedenis en cultureel erfgoed. Etnische minderheden
moesten, desnoods met dwang, geturkificeerd worden.
Het nationalisme leefde het sterkst onder officieren van het Ottomaanse leger. Zij stichtten een
genootschap, het Comité van Eenheid en Vooruitgang. Zij werden de Jong-Turken genoemd. Zij streefden
naar modernisering van de staat en afschaffing van voorrechten voor buitenlandse ondernemers. Ze
koesterden haat tegen de Europese overheersing, maar bewonderden de westerse techniek en
vooruitgang.
In 1908 pleegden de Jong-Turken een staatsgreep. Sultan Abdul Hamid II werd in 1909 afgezet en
vervangen door zijn broer Mehmed V. Onder hem kwamen de Jong-Turken aan de macht, en zij begonnen
met het moderniseren van het rijk. Als reactie hierop ontwikkelden de Arabieren een eigen bewustzijn,
arabisme genoemd. De Arabische taal werd nieuw leven ingeblazen. Nationalistische Arabische
genootschappen verspreidden geschriften en kranten. Deze werden vaak gesteund door Westerse
mogendheden. Zij zagen in het steunen van het arabisme een middel om het Ottomaanse Rijk van
binnenuit te verzwakken.
1.4 De Armeense genocide
In oktober 1914 koos het Jong-Turkse driemanschap de kant van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije.
Hiermee kwam het rijk in oorlog met drie grote mogendheden tegelijk: Rusland, Frankrijk en Groot-
Brittannië. De Jong-Turken dachten alle drie de vijanden de baas te kunnen zijn. Een aanval op het
Suezkanaal werd door de Britten afgeslagen en in Oost-Anatolië en in de Kaukasus werden zware
verliezen tegen Rusland geleden. Hierop werd wraak genomen op de christelijke Armeniërs. Deze
minderheid werd wantrouwt als mogelijke helper van de Russen. In april 1915 werd besloten de hele
Armeense bevolkingsgroep te deporteren naar de Syrische woestijn. Tussen 600.000 en 1.000.000
Armeniërs vonden de dood in 1915 en in de latere jaren nog honderdduizenden.
De organisatoren van de Armeense genocide stonden onder direct gezag van de regeringspartij. Zij
maakten de plaatselijke bevolking medeplichtig: zij moedigden de mensen aan de huizen van Armeniërs
te plunderen. Omstanders die de Armeniërs hielpen onder te duiken, riskeerden zelf de dood. De
Armeense genocide wordt vaak vergeleken met de Joodse genocide.
1.5 Midden-Oosten verdeeld
Er was een list nodig om het Ottomaanse Rijk op de knieën te krijgen. Het moest van binnenuit worden
verzwakt. De Britten besloten de Arabische inwoners van het rijk los te weken uit het Turkse
staatsverband. Er werd contact opgelegd met de Arabische vorst Hoessein Ibn Ali. Hoessein was hoeder
van de heilige plaatsen Mekka en Medina, en zijn stamboom ging terug tot profeet Mohammed. Dit
verschafte hem veel aanzien. Hij droomde ervan een eigen koninkrijk te stichten uit de Arabische delen
van het rijk. In 1916 kwam een Brits-Arabische overeenkomst. Hoesseins bedoeïenen-legers zouden in
opstand komen tegen de Turkse regering, in ruil voor de belofte dat Hoessein een onafhankelijk koninkrijk
mocht stichten op het grondgebied van de latere staten Syrië, Irak en Saudi-Arabië.
Hoessein kwam zijn afspraak na. In juni 1916 begon de Arabische opstand. Turkse garnizoenen in Mekka
en Medina werden verslagen en onder leiding van Hoesseins zoon Feisal begon de opmars naar het
noorden. Ook de Britten kwamen in actie. Hun troepen namen samen met de Arabische legers Aqaba,
Jeruzalem en Damascus in. In 1918 werden de Britse en Arabische troepen door de Arabische bevolking
onthaald als bevrijders van het Turkse juk. Echter kwamen de Britten hun afspraak niet na. Het Midden-
Oosten was té rijk aan olievoorraden en lag té strategisch om zomaar cadeau te doen aan Hoessein.
,Bovendien verdienden de christelijke minderheden in Syrië westerse bescherming. Achter de rug van de
Arabieren om sloten de Britten en Fransen in 1916 de Sykes-Picotovereenkomst. Hierin spraken ze af dat
het Midden-Oosten onder Brits-Franse controle zou blijven. In 1920 werd in het Verdrag van Sèvres
bekrachtigd dat de Arabieren geen eigen koninkrijk zouden krijgen. Ze werden wel losgemaakt van het
Ottomaanse Rijk, maar kwamen in Brits-Franse handen.
De voormalige Arabische gebieden van het Ottomaanse Rijk werden mandaatgebieden.
Hoesseins zoon Feisal liet zich in Damascus tot koning van Syrië uitroepen, maar de Franse troepen
trokken Syrië binnen en bezetten Damascus. Feisal ging in ballingschap, en kreeg als troost van de Britten
de koningstroon van hun mandaatgebied Irak aangeboden. In 1932 werd Irak een onafhankelijk
koninkrijk, maar de Britten hielden de controle over de olievelden.
1.6 Turkije onder Kemal Atatürk
Na het Verdrag van Sèvres bestond Turkije alleen nog maar uit het schiereiland Anatolië en een klein
stukje Europees gebied rond Istanbul. Onder leiding van Mustafa Kemal reorganiseerden de Turken hun
troepen. De Armeense republiek in Oost-Anatolië werd ingenomen. Vervolgens trokken de Italianen zich
terug van het schiereiland en werden de Grieken verslagen. In 1922 werden 1,5 miljoen Grieken
uitgewisseld tegen 400.000 Turken die in Griekenland woonden.
Bij het Verdrag van Lausanne in 1923 werden de nieuwe grenzen van Turkije internationaal erkend.
De Koerden, de grootste etnische minderheid in Oost-Turkije, kwamen in 1925 in opstand. De Turken
rekenden op bloedige wijze met ze af.
In 1923 zette oorlogsheld Mustafa Kemal de laatste sultan af en riep hij de Republiek Turkije uit. Hij werd
zelf president. Ankara werd de hoofdstad. Kemal streefde naar modernisering. Hij beschouwde de islam
als de voornaamste hindernis voor vooruitgang. Een proces van secularisering (verwereldlijking) begon.
Op alle terreinen moest de invloed van godsdienst worden teruggedrongen. De sharia, het islamitische
rechtssysteem, werd vervangen door een burgerlijk wetboek uit Zwitserland en een wetboek van
strafrecht uit Italië. In 1926 werden de westerse klok en kalender overgenomen.
Vanaf 1931 regeerde Kemal met een eenpartijstelsel. Zijn dictatuur had fascistische trekken. Een groot
deel van de Turken bleef echter tegenstander van de westerse koers. De fundamentalistische
onderstroom bleef bestaan.
Kemal werd Atatürk genoemd, de vader der Turken. Hij stierf in 1938.
Tijdlijn H1
1453 – Verovering Constantinopel
1869 – Opening Suezkanaal
1875 – Engeland koopt aandelenpakket Suezkanaal van Egyptische heerser Ismail
1882 – Antiwesterse rellen Egypte, begin Engelse bezetting, Egypte wordt protectoraat
1908 – Staatsgreep Jong-Turken
1909 – Oprichting Anglo-Persian Oil Company, later British Petroleum (BP)
1915 – Begin Armeense genocide
1916 – Brits-Arabische overeenkomst
1916 – Sykes-Picotovereenkomst
1920 – Verdrag van Sèvres
1923 – Verdrag van Lausanne
1925 – Koerdische opstand tegen Turken
1932 – Onafhankelijk koninkrijk Irak
1956 – Einde Britse bezetting van Egypte
, Hoofdstuk 2: Geboren uit onrecht, gegrondvest op onrecht
Joden en Palestijnen in Brits Palestina 1917-1948
2.1 Het zionisme
De verspreiding van Joden over de hele wereld, rond 70 na Christus, heet de diaspora. In en rondom
Jeruzalem, de heilige stad voor Joden, bevonden zich de graven van aartsvaders Abraham, Isaac en Jacob
en de resten van de tempel van de Bijbelse koning Salomon. Joden werden in veel Europese landen
gediscrimineerd als religieuze minderheid. Ze werden het mikpunt van antisemitisme (Jodenhaat). Dit
antisemitisme nam in de 19e eeuw af onder invloed van mensenrechtenidealen van de Verlichting.
Aanvallen op Joodse mensen en hun bezittingen heten pogroms. Deze kwamen vaak voor in het Russische
Rijk. Hierom gingen veel Oost-Europese Joden als immigrant naar de Verenigde Staten of Argentinië.
Het streven van Joden om terug te keren naar Palestina heet zionisme, vernoemd naar de berg zion die bij
de stad Jeruzalem staat.
In 1891 spoorde John Lawson Stoddard de Joden aan om terug te keren naar Palestina.
In 1896 publiceerde Theodor Herzl, een Joodse journalist uit Hongarije, het boekje Der Judenstaat. Sinds
de Dreyfusaffaire (Alfred Dreyfus werd ten onrechte van landverraad beschuldigd) zag hij het Europese
antisemitisme als een onuitroeibare ziekte. Hij vond dat de Joden een eigen staat moesten gaan stichten,
genaamd Israël, gefinancierd door rijke Joden.
In 1897 werd in het Zwitserse Basel de Zionistische Wereldorganisatie opgericht.
2.2 De Balfourverklaring
Op 2 november 1917 stuurde de Britse minister van Buitenlandse Zaken, James Balfour, een brief aan de
Zionistische Wereldorganisatie. De Britse regering stond welwillend tegenover de vestiging van een Joods
nationaal tehuis in Palestina. Dit had de volgende motieven:
- In regeringskringen in Londen had men medelijden met de slachtoffers van het antisemitisme.
- De Britse regering zat middenin oorlog, en had geldnood. Joodse bankiershuizen zouden tot
gunstige leningsvoorwaarden bereid zijn als de regering een gebaar maakte naar de Joden.
- De Britten zagen in het zionisme ondersteuning van hun imperialistische ambities. Een westers
gezinde Joodse staat in het Midden-Oosten was een springplank naar het Suezkanaal en de
olievoorraden.
- Chaim Weizmann, een zionistische chemicus, had de Britse regering geholpen met de
vervaardiging van synthetisch aceton.
De Balfourverklaring bevatte twee beloftes: de stichting van een Joods nationaal tehuis, en het bewaren
van de rechten van de ‘niet-Joodse gemeenschappen’ (autochtone Arabieren, de oorspronkelijke
inwoners van Palestina). Deze voorwaardes waren het begin van het latere Israëlisch-Palestijnse conflict.
In januari 1919 spraken Chaim Weizmann en Hoesseins zoon Feisal (zie 1.5) af dat Joden en Arabieren
zouden samenwerken aan de ontwikkeling van Palestina. Feisal wilde wel dat de Arabieren volledige
onafhankelijkheid kregen. Echter kreeg Groot-Brittannië in 1920 het mandaat over Palestina.
2.3 Brits mandaat 1920-1947
Palestina werd tijdens het Brits mandaatschap opengesteld voor grote aantallen Joodse immigranten. Het
was een arm land met een onderontwikkelde Arabische bevolking. De Britten hoopten dat de Arabieren
zouden samenwerken met de Joden, die kapitaal en kennis meebrachten.
Vele Joden leefden in kibboets, een op het socialisme gebaseerde dorpsgemeenschap met
gemeenschappelijk eigendom. Het aantal Joden groeide sterk, en de Arabieren en Joden stonden al snel
tegenover elkaar. Dit kwam doordat de Arabieren in Palestina in de ban raakten van het nationalisme, en
omdat beide bevolkingsgroepen aparte leefgemeenschappen vormden.
De Joden richtten in 1921 het Joods Agentschap op. Ook kwam er een vakbeweging, de Histadroet, die
voor Joodse arbeiders voorzieningen trof. Na bloedige rellen in 1920 richtten de Joden zelfs een eigen
defensiemacht op, de Hagana. In 1930 werd de Mapai opgericht, een politieke partij verwant aan de
Histadroet. Zowel de Mapai als het Joodse Agentschap stonden onder voorzitterschap van de zionist
David Ben Goerion.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tilburgsamenvattingen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.30. You're not tied to anything after your purchase.