De wetenschap die de relaties tussen organismen en hun milieu bestudeert, noem je ecologie.
Ecologen bestuderen de natuurgebieden, waarbij ze ook inventariseren welke organismen in een
gebied voorkomen. Het aantal verschillende soorten dat in een gebied voorkomt, is de biodiversiteit.
Organismen beïnvloeden hun milieu (leefomgeving). Als konijnen hollen graven, veranderen ze de
bodem, en planten geven zuurstof of aan de atmosfeer. Het milieu heeft ook invloed op organismen.
Dat kan bijvoorbeeld gaan om soortgenoten, maar ook om dieren of planten die als voedsel dienen of
om ziekteverwekkers. Invloeden die afkomstig zijn van de levende natuur zijn biotische factoren. Er
zijn ook invloeden die afkomstig zijn van de niet-levende natuur, zoals de temperatuur, de
hoeveelheid water en de samenstelling van de bodem. Dit zijn abiotische factoren.
- DE NIVEAUS VAN DE ECOLOGIE
De relaties tussen organismen kin je op verschillende niveaus bestuderen. Een enkel
organisme noem je een individu. Als je de relaties van deze individu en zijn omgeving
onderzoekt, doe je onderzoek op het niveau van organismen.
Een individu behoort tot een populatie (groep individuen van dezelfde soort in hetzelfde
gebied, die zich onderling voortplanten).
In een bepaald gebied leven populaties van verschillende soorten. Deze populaties vormen
de levensgemeenschap. Deze populaties beïnvloeden elkaar. Alle abiotische factoren krijgen
de naam van biotoop.
Een ecosysteem is een gebied waarin alle biotische en abiotische factoren een eenheid
vormen (bijvoorbeeld een duingebied, bos, sloot of heideveld).
Leven op aarde komt alleen voor op een dunne laag om de aarde. Dit is de biosfeer. Hierin
kun je grote gebieden met een kenmerkend klimaat onderscheiden, bioom.
§ 6.2: Voedselrelaties (blz. 78-80)
In ecosystemen spelen voedselrelaties een belangrijke rol. Een wolf komt alleen in een ecosysteem
voor als hij er prooien in kan vangen. Wolven zijn carnivoren (vleeseters), ze eten het liefst herten.
Die zijn herbivoren (planteneters). Braam (wordt gegeten door herten), hert en wolf vormen samen
een voedselketen. Dit is een reeks soorten, waarbij elke soort een voedselbron is voor de volgende
soort. De eerste schakel is altijd een plantensoort.
1
unoconv_2154912751.docx Totaal 11 bladzijden, pagina
, Voedselketens komen in de werkelijkheid bijna nooit alleen voor. Elke soort kan tot voedsel dienen
van veel andere soorten. In een ecosysteem lopen er meerdere voedselketens door elkaar, een
voedselweb. In een voedselweb kunnen dieren voorkomen die zowel planten als dieren eten. Deze
dieren zijn omnivoren (alleseters).
- PRODUCENTEN, CONSUMENTEN EN RUDUCENTEN
We noemen de groene planten ook producenten, omdat ze zelf voedingsstoffen kunnen
produceren. Dieren eten (consumeren) andere organismen, daarom noemen we ze
consumenten. Om aan te geven waar in een voedselketen consumenten staan, worden
planteneters consumenten van eerste orde genoemd, enzovoort.
Niet alle planten en dieren worden gegeten, ze kunnen ook doodgaan. Dieren die leven van
dode resten van planten en andere dieren zijn afvaleters.
Alle resten van organismen worden verder afgebroken door bacteriën en schimmels
(reducenten). Door de reducenten ontstaan stoffen (mineralen) vrij die de producenten weer
kunnen opnemen. Alle stoffen in de natuur maken een kringloop.
- AUTOTROOF EN HETEROTROOF
Stoffen uit de levenloze natuur, zoals water en koolstofdioxide, bevatten weinig energie.
Planten kunnen deze energiearme stoffen omzetten in energierijke stoffen dankzij
fotosynthese.
Planten voeden zich niet met andere organismen . de energie die ze nodig hebben halen ze
uit zonlicht, daarom noemen we ze autotroof (letterlijk: zelf voeden). Dieren, schimmels en
de meeste bacteriën hebben geen bladgroen. Deze organismen voeden zich met andere
organismen, daarom worden ze heterotroof genoemd (letterlijk: ander voeden). Heterotrofe
organismen kunnen zelf geen energierijke stoffen maken uit energiearme stoffen. Ze moeten
die binnenkrijgen via hun voedsel, daarom moeten ze (delen van) andere organismen eten.
2
unoconv_2154912751.docx Totaal 11 bladzijden, pagina
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller danilaveenstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.79. You're not tied to anything after your purchase.