Samenvatting Inleiding in het Nederlandse recht - H6,7,8,9.7 (vak afgerond met een 8)
31 views 1 purchase
Course
Inleiding in het Recht (1100INLR22)
Institution
Hogeschool Van Amsterdam (HvA)
Book
Inleiding in het Nederlandse recht
Volledige samenvatting van het boek Inleiding in het Nederlandse recht. Bevat hoofdstukken 6, 7 ,8 en 9 §7. De samenvatting is netjes met hoofdstukken en paragraven. Bevat overzichten als foto's vanuit het boek ter verduidelijking.
Deze hoofdstukken waren literatuur voor ons tweede blok.
Ond...
BLOK 2 ‘voorbereiding voor de weken
J.W.P. Verheugt, Inleiding in het Nederlandse recht:
Hoofdstuk 6, 7, 8, 9.7
✎﹏﹏
J.W.P. Verheugt, Inleiding in het Nederlandse recht:
Hoofdstuk 6
Paragraaf 1 Het Burgerlijk wetboek
Het burgerlijk wetboek dateert uit de eerste helft van de
negentiende eeuw.
Het burgerlijk Wetboek (BW) is als volgt ingedeeld;
Boek 1: Personen- en familierecht
Boek 2: Rechtspersonen
Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen
Boek 4: Erfrecht
Boek 5: Zakelijke rechten
Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Boek 7: Bijzondere overeenkomsten
Boek 7A: Bijzondere overeenkomsten (tijdelijk)
Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer
Boek 10: Internationaal privaatrecht
Het burgerlijk recht kan onderscheiden worden in die
rechtsgebieden; het personen- en familierecht (boek 1 BW), het
rechtspersonenrecht (boek 2 BW), en het vermogensrecht (overige
boeken).
Onder een vermogen wordt verstaan het geheel van op geld
waardeerbare rechten en verplichten dat op een bepaald moment
aan iemand toekomt. Iedere persoon heeft een vermogen. Dat is het
geheel van zijn activa en passiva.
Tot het objectieve recht behoort ook vermogensrecht. Het
vermogensrecht omschrijft alle subjectieve rechten en plichten die
onderdeel van een vermogen kunnen zijn. Onder een subjectief
recht verstaan we de bevoegdheid die iemand in een concreet geval
aan een regel van objectief recht ontleent. In art. 7:26 BW staat bijv.
dat de koper de koopprijs moet betalen. Aan deze regel van
objectief recht ontleent de verkoper het subjectieve recht (de
bevoegdheid) om van de koper de koopprijs te vorderen.
,Het vermogensrecht valt uiteen in het goederenrecht (boeken 3, 4 &
5) en het verbintenissenrecht (vanaf boek 6). Het goederenrecht
heeft betrekking op de verhouding tussen een persoon en een goed.
Het verbintenissenrecht heeft tot onderwerp de verhouding tussen
twee of meer personen.
Goederenrecht gaat het om te beginnen over het eigendomsrecht
van een huis of welk ander stoffelijk voorwerp dan ook, zoals een
fiets, tandenborstel, of een smartphone.
Maar ook bijvoorbeeld het recht van vruchtgebruik en het recht van
hypotheek.
Belangrijke onderwerpen zijn onder meer de vraag wie van een zaak
de eigenaar is en hoe de eigendom van een zaak rechtsgeldig kan
worden overgedragen.
In het verbintenissenrecht gaat het om de aanspraak van de ene
persoon jegens de andere persoon. Niet alleen bij een overeenkomst
zoals koop, maar ook uit bepaalde gedragingen waaraan het recht
een gevolg verbindt, zoals het toebrengen van schade aan een
derde.
Paragraaf 2 Het rechtssubject
De drager van die rechten en plichten (van het objectieve recht)
wordt rechtssubject genoemd.
Het recht kent twee typen rechtssubjecten; natuurlijke personen en
rechtspersonen;
Natuurlijke personen, mensen van vlees en bloed, als rechtssubject
gezien. Het verschijnsel noemen we rechtssubjectiviteit. Bij de dood
eindigt de rechtssubjectiviteit en gaan de rechten en plichten óf
over op de erfgenamen óf teniet. Rechtssubjectiviteit, Art. 1:1 BW.
Rechtspersonen, nauwkeurige groepen en organisaties, zijn om
redenen van doelmatigheid als juridische eenheid in het leven
geroepen en kans als gevolg daarvan zelfstandig drager zijn van
rechten en plichten. Ze worden onderscheiden in privaatrechtelijke
en publiekrechtelijke rechtspersonen. De belangrijkste
privaatrechtelijke rechtspersonen zijn: de vereniging, de stichting,
de besloten vennootschap (de BV) en de naamloze vennootschap
(de NV).
Voorbeelden van publiekrechtelijke rechtspersonen zijn de Staat, de
provincies, de gemeenten en de waterschappen (Art. 2:1 BW).
Volgens art. 2:5 BW staat een rechtspersoon wat het
vermogensrecht betreft gelijk aan een natuurlijk persoon.
Als een natuurlijk persoon optreedt namens een rechtspersoon is er
sprake van vertegenwoordiging. Elk rechtspersoon heeft zijn eigen
vermogen. BV en de NV zorgen voor het handelsrecht, stichtingen
,komen veel voor in onder meer de gezondheidszorg en het
welzijnswerk. De vereniging biedt de juridische mogelijkheid om
mensen met een gemeenschappelijk belang, zoals een bepaalde
vrijetijdsbesteding, voor dat doel bijeen te brengen en te houden.
rechtssubjecten; entiteiten die drager zijn van rechten en plichten
natuurlijke personen, en rechtspersonen
rechtsobjecten: entiteiten die voorwerp kunnen zijn van een recht
vb. zaken.
Paragraaf 3 Rechtsfeiten
Het vermogen van ieder natuurlijke of rechtspersoon bestaat uit
rechten en plichten. Zij zijn alle het gevolg van gebeurtenissen die
als zodanig door de regels van het recht worden benoemd en
geordend. We noemen deze gebeurtenissen rechtsfeiten. Een
rechtsfeit is een feit waaraan het recht een of meer rechtsgevolgen
verbindt.
Bv; een automobilist suft en rijdt een verkeerszuil omver. de kosten
bedragen 500,-. de aanrijding is een rechtsfeit, want het recht
verbindt daaraan het rechtsgevolg dat de automobilist verplicht is
om de schade aan de gemeente te vergoeden, art. 6:162 BW.
Rechtsfeiten worden in zogenaamde blote rechtsfeiten en
menselijke handelingen onderscheiden;
a. Bloot betekent in dit verband dat het feit niet is aan te
merken als een actieve menselijke handeling, zoals geboorte
en dood, ziekte, blikseminslag, overstroming. Onder het begrip
vallen ook het feit dat men als buren naast elkaar wonen of het
verstrijken van een verjaringstermijn, hier zijn geen menselijke
handelingen.
b. Bij menselijk handelen. Zoals koop en aanrijding.
Paragraaf 3.1 Rechtshandelingen
De menselijke handelingen met rechtsgevolg worden onderscheiden
in twee groepen, te weten rechtshandelingen en feitelijke
handelingen met rechtsgevolg.
Een rechtshandeling = een gedraging van een of meer
rechtssubjecten waarbij een rechtsgevolg wordt beoogd, terwijl het
objectieve recht dat rechtsgevolg ook aan de gedragingen verbindt.
Ofwel menselijke handelingen met een beoogd rechtsgevolg.
Uit de definitie van het begrip rechtshandeling volgt dat het
doorslaggevende criterium voor een rechtshandeling het oogmerk
van de handelende persoon is; hij beslist of hij de rechtsgevolgen
die het recht hem biedt in het leven wenst te roepen.
, Daarmee is de wil een eerste vereiste voor het ontstaan van een
rechtshandeling. De wil moet gepaard met een uiting daarvan, er
moet ook een zogenoemde wilsverklaring zijn.
Rechtshandelingen worden onderscheiden in eenzijdige en
meerzijdige rechtshandelingen. Van eenzijdige rechtshandeling is er
sprake als het beoogde rechtsgevolg door één persoon tot stand
wordt gebracht. De medewerking van anderen is daarbij niet vereist.
Meerzijdige rechtshandeling is er sprake als voor de geldigheid van
een rechtshandeling de op elkaar aansluitende wil van twee of meer
rechtssubjecten is vereist. Meerzijdig betekent dat er
wilsovereenstemming met zijn tussen twee of meer rechtssubjecten.
De belangrijkste meerzijdige rechtshandeling is overeenkomst!
Paragraaf 3.2 Feitelijke handelingen met rechtsgevolg
Feitelijke handeling = Handeling waaraan het recht rechtsgevolg(en)
verbindt zonder dat betrokkenen dat wensen.De belangrijkste
feitelijke handeling is de onrechtmatige daad.
In het dagelijks leven is de meest voorkomende feitelijke handeling
de onrechtmatige daad. Dat is kortweg de feitelijke handeling
waarbij iemand aan een ander op onrechtmatige wijze schade
toebrengt.
De wet eist niet dat de schade door de pleger van de onrechtmatige
daad is beoogd en dat er dus op een of andere manier opzet in het
spel is. Anders dan bij rechtshandelingen doet bij de feitelijke
handelingen, zoals de onrechtmatige daad, de wil niet terzake.
Zoals de term al aangeeft, ontstaat bij de rechtmatige dat het
rechtsgevolg schadevergoedingsplicht omdat die daad in strijd is
met het recht. Daarnaast kennen we feitelijke handelingen waaraan
het objectieve rechts eveneens een rechtsgevolg verbindt, maar die
niet in strijd zijn met de wet; de rechtmatige daad.
Drie belangrijkste rechtmatige daden; zaakwaarneming,
onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking.
Een feitelijke handeling kan ook bestaan in wanprestatie.
Wanprestatie is het toerekenbaar tekortkomen in de nakoming van
een verbintenis. Voorbeelden zijn de schilder die de kozijnen groen
verft i.p.v. de afgesproken kleur blauw, de garagehouder die een
ander type auto lever dan was overeengekomen, en de koper van
een machine die de rekening niet op tijd betaalt. Wanprestatie
verbindt het recht diverse rechtsgevolgen. Ook hier doet het er niet
toe of zij zijn beoogd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller drey. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.