100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Probleem 8 $3.80   Add to cart

Summary

Samenvatting Probleem 8

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van de leerdoelen van probleem 8

Preview 2 out of 6  pages

  • Yes
  • June 30, 2023
  • 6
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Probleem 8a – Bedrogen?!

Leerdoelen:

Leerdoel 1: Wat zijn de beginselen van behoorlijk bestuur?

Leerdoel 2: Welke middelen staan bestuursorganen ter beschikking bij de handhaving tegen overtredingen?

Leerdoel 3: Is een bestuursorgaan verplicht om op te treden tegen een overtreding?

Boek 1: Bestuursrecht in het Awb-tijdperk, hoofdstuk 7 en 10

Leerdoel 1: Wat zijn de beginselen van behoorlijk bestuur?

 Formele normen: geven spelregels voor de besluitvorming. Als een bestuursorgaan een formele norm
schendt moet deze vaak een nieuw besluit nemen en alsnog de juiste regels volgen.
 Formeel zorgvuldigheidsbeginsel: het bestuursorgaan moet bij de voorbereiding van een besluit de
nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaren. (art. 3:2 Awb) Dit
wordt de onderzoeksplicht genoemd.
 Formele rechtszekerheidsbeginsel: degene die te maken krijgt met een overheidsbesluit moet
duidelijk geïnformeerd worden over wat er van diegene wordt verlangd.
 Besluiten moeten wat betreft de rechtsgevolgen duidelijk en ondubbelzinnig zijn geformuleerd.
 Materiële normen: geven regels die de inhoud van een besluit mede bepalen. Als het bestuursorgaan een
materiële norm schendt wordt duidelijk dat het besluit inhoudelijk niet klopte.
 Materieel zorgvuldigheidsbeginsel: het besluit berust op feiten die met de waarheid overeenkomen.
 Zowel bij de voorbereiding als bij de besluitvorming zelf van belang.
 Aan het besluit moet een deugdelijke feitenvaststelling en een deugdelijke inventarisatie van de
af te wegen belangen ten grondslag liggen. (art. 3:2 Awb)
 Verbod van vooringenomenheid (art. 2:4 lid 1 Awb): het bestuur mag zich niet door persoonlijke
belangen of voorkeuren laten beïnvloeden. Het kan blijken uit gedrag of uit de motivering van een
beslissing.
 Beginsel nemo iudex in re sua: personen die tot een bestuursorgaan behoren of daarvoor werkzaam
zijn en een persoonlijk belang bij een besluit hebben, mogen niet de besluitvorming beïnvloeden. (art.
2:4 lid 2 Awb)
 Persoonlijke belangen: belangen vanuit de privésfeer.
 Verbod van willekeur: het bestuursorgaan moet op basis van de beschikbare informatie alle
betrokken belangen afwegen. (art. 3:4 Awb)
 Wanneer de belangenafweging bij wettelijk voorschrift is verricht hoeft het bestuursorgaan dat
niet opnieuw te doen.
 Specialiteitsbeginsel: bij het gebruikmaken van een wettelijke bevoegdheid mag het bestuur
alleen de belangen meewegen die de betreffende regeling specifiek beoogt te beschermen.
 Evenredigheid: er moet evenredigheid bestaan tussen het door het bestuur gediende belang en het
belang dat het bestuur daarvoor moet aantasten. Ook mogen burgers niet onevenredig zwaar worden
getroffen in vergelijking met burgers die in een vergelijkbare positie verkeren. Dit wordt het beginsel
van égalité devant les charges publiques genoemd.
 Verbod van détournement de pouvoir: een bestuursorgaan mag een bevoegdheid niet voor een
ander doel gebruiken dan waarvoor de bevoegdheid is verleend. (art. 3:3 Awb)
 Motivering van besluiten: een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering. (art. 3:46
Awb) De motivering moet hiermee het besluit kunnen dragen en de motivering moet kenbaar zijn.
(art. 3:47 Awb)
 De motivering moet inzicht verschaffen in de gevolgde gedachtegang van het bestuursorgaan.
 Er moet een verwijzing zijn naar een wettelijk voorschrift en naar beleid.
 Er moet steeds duidelijk zijn van welke feiten het bestuur uitgaat en hoe het bestuur op basis
van wet en beleid tot zijn conclusie komt.
 Er kan gebruik gemaakt worden van ingewonnen adviezen. Wel moet er gekeken worden
naar de deugdelijkheid van het advies.
 De motivering moet voor de belanghebbende begrijpelijk zijn.
 De motivering moet bij bekendmaking van het besluit worden vermeld. Als dit door spoed niet
mogelijk is moet de motivering binnen een week volgen. (art. 3:47 lid 3 Awb)

,  Vermelding kan achterwege blijven als hier geen behoefte aan is. (art. 3:48 Awb)
 Als een belanghebbende binnen een redelijke termijn om een motivering vraagt moet deze
gegeven worden. (art. 3:48 lid 2 Awb)
 De feiten moeten juist worden vastgesteld.
 De vastgestelde feiten moeten leiden tot het besluit.
 Vertrouwensbeginsel: ongeschreven, gewekte verwachtingen waarop een belanghebbende
redelijkerwijs heeft mogen vertrouwen, moeten worden gehonoreerd.
 Verwachtingen op basis van beleidsregels: als een bestuursorgaan beleidsregels vaststelt mag
een belanghebbende er in beginsel op vertrouwen dat het bestuur bevoegdheden in
overeenstemming met de op die bevoegdheid betrekking hebbende beleidsregel uitoefent. (art.
4:84 Awb)
 Verwachtingen door een in het algemeen ten aanzien van anderen gevoerd beleid: er kunnen
verwachtingen worden gewekt als er een reeks dezelfde beslissingen waarneembaar is.
 Verwachtingen door toezeggingen: concrete, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde
toezeggingen. Het is relevant wie de verwachtingen heeft gewekt en wat zijn of haar positie
binnen de organisatie is.
 Dispositievereiste: als een burger op grond van gewekte verwachtingen al gehandeld heeft of
juist dingen heeft nagelaten dan heeft deze gedisponeerd. Dit weegt zwaar mee in het besluit.
 Contra-indicaties: een beginsel kan in strijd zijn met de wet. Als hoofdregel gaat de wet dan voor,
vanwege de rechtszekerheid. In de volgende, cumulatieve gevallen gaat het beginsel voor:
 Het betreft een materieel beginsel van behoorlijk bestuur.
 Belangen van derden mogen niet in de knel komen.
 De omvang van de schade als gevolg van schending van het materiële beginsel moet
voldoende vaststaan.
 Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden en ongelijke gevallen naar de
mate waarin zij verschillen. (art. 1 Gw en art. 26 IVBPR)
 Het geval moet een duidelijke fout zijn, welke in strijd is met de wet.
 Materiële rechtszekerheidsbeginsel: het geldende recht moet worden toegepast, zo worden burgers
beschermd tegen onvoorspelbaar handelen van de kant van de overheid. Ook mogen besluiten niet
met terugwerkende kracht ten nadele van de betrokken burgers worden gewijzigd. Het intrekken van
beschikkingen met terugwerkende kracht is in twee gevallen toegestaan:
 De beschikking is in strijd met de wettelijke regeling waarop de beschikking is gebaseerd en de
gemaakte fout is aan de burger te wijten.
 De beschikking is gegeven op grond van onjuiste feiten als gevolg van verkeerde informatie van de
burger of het niet verstrekken van gevraagde inlichtingen.
 Overig:
 Transparantiebeginsel.
 Mededingingsnorm: gaat uit van het bieden van gelijke kansen.
 Functies:
 Voor het bestuur zijn het in acht te nemen rechtsnormen.
 Voor de burger zijn het normen waarop zij zich in een rechtsgang kunnen beroepen.
 Voor de rechter zijn het toetsingsnormen die, bij schending, kunnen leiden tot vernietiging van een
besluit. (art. 8:77 lid 2 Awb)

Leerdoel 2: Welke middelen staan bestuursorganen ter beschikking bij de handhaving tegen overtredingen?

 Handhaving met bestuursrechtelijke instrumenten. (art. 5:1-5:10a Awb)
 Bestuurlijke sanctie: een door een bestuursorgaan wegens een overtreding opgelegde verplichting of
onthouden aanspraak. (art. 5:2 lid 1 Awb)
 Herstelsancties: ook wel reparatoire of atieve sanctie. Een sanctie die strekt tot geheel of
gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, het voorkomen van de herhaling
ervan of het wegnemen van de gevolgen ervan.
 Mag niet worden opgelegd als er al een andere herstelsanctie van kracht is, vanwege
dezelfde overtreding. (art. 5:6 Awb) Dit wordt het cumulatieverbod genoemd.
 Bestraffende sancties: ook wel punitieve of repressieve sanctie. Een bestuurlijke sanctie die
beoogt de overtreder leed toe te voegen.
 Moeten voldoen aan de eisen van art. 6 EVRM en de daarop gebaseerde jurisprudentie.
 Bewijsrecht.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evaverkoren0. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75323 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.80
  • (0)
  Add to cart