Leerdoel 1: Wat zijn neuronen en neurotransmitters en wat is de relatie tussen neuropsychologie,
neurotransmitters en antisociaal gedrag?
Leerdoel 2: Hoe werken hormonen en wat is de relatie tussen bepaalde hormonen en antisociaal gedrag?
Leerdoel 3: Wat is het zenuwstelsel en wat is de relatie tussen hartslag en huidgeleiding en antisociaal gedrag?
Leerdoel 4: Wat is de functie van de cerebrale cortex en de subcortiale structuren?
Leerdoel 5: Wat is de relatie tussen de orbitale, anterieure cingulate en prefrontale cortexen en antisociaal
gedrag?
Leerdoel 6: Wat is de relatie tussen de amygdala en antisociaal gedrag?
Leerdoel 7: Wat is de relatie tussen grijze stof en antisociaal gedrag?
Leerdoel 8: Wat is de relatie tussen elektrische activiteit en antisociaal gedrag?
Boek 1: Overzicht stand van de kennis over neurobiologische factoren en antisociaal gedrag, hoofdstuk 3, p.
31-52
Leerdoel 1: Wat zijn neuronen en neurotransmitters en wat is de relatie tussen neuropsychologie,
neurotransmitters en antisociaal gedrag?
Relatie tussen neuropsychologie, neurotransmitters en antisociaal gedrag:
Neuropsychologie: de relatie tussen enerzijds de werking van de hersenen en anderzijds cognitie,
emotie, waarneming en gedrag.
Meting van de executieve functies: complexe cognitieve vaardigheden die betrokken zijn bij het
beheersen en reguleren van doelgericht handelen.
Relatie antisociaal gedrag: tekorten in executieve functies en een verminderde sociale cognitie.
Sociale cognitie: het begrijpen van andermans gedrag en het adequaat reageren in sociale
situaties.
Vooral individuen met crimineel gedrag en kinderen met ernstige antisociale
gedragsproblematiek.
Onafhankelijk van leeftijd en geslacht.
Met name jongeren met antisociaal gedrag, worden gekenmerkt door een kloof tussen performaal
en verbaal IQ. Waarbij performaal groter is dan verbaal.
De verbale vaardigheden zijn achter gebleven op de performale ontwikkeling bij jongeren met
antisociale gedragsproblematiek.
Er is een link tussen antisociale gedragsproblematiek en gebrekkige herkenning van angstige
gezichtsuitdrukkingen.
Zowel voor jongere als oudere individuen met antisociaal gedrag.
Neurotransmitters: stoffen die boodschappen tussen hersencellen doorgeven.
Neurotransmitters bevinden zich in synaptische blaasjes, die zich bevinden aan het uiteinde van
de uitlopers van zenuwcellen > wittestofbanen > axonen.
Relatie met antisociaal gedrag: een verlaagde concentratie serotonine-metaboliet. De bevindingen
zijn wel inconsistent.
Leerdoel 2: Hoe werken hormonen en wat is de relatie tussen bepaalde hormonen en antisociaal gedrag?
Relatie tussen hormonen en antisociaal gedrag:
Cortisol en antisociaal gedrag: het hormoon wordt van nature aangemaakt in situaties waar spanning
en stress een rol spelen.
Hoe ernstiger het externaliserend probleemgedrag is, des te lager het cortisolniveau in rust is.
Blootstelling aan stressfactoren kan leiden tot een verhoogde afgifte van cortisol op jonge leeftijd,
waardoor antisociaal gedrag kan ontstaan.
Er is een relatie tussen een laag cortisolniveau en sensatiezoeken, verminderde gevoeligheid voor
straf en agressief gedrag bij kinderen, jongeren en volwassenen.
, Testosteron en antisociaal gedrag:
Redelijk sterk verband tussen testosteronconcentraties en antisociaal, delinquent en crimineel
gedrag bij jongeren tussen de 12 en 20 jaar. Vooral voor jongens.
De combinatie tussen laag cortisol en hoog testosteron is geassocieerd met een verhoogd risico op
antisociaal gedrag.
Een verhoogd testosteronniveau op zichzelf is niet genoeg als risicofactor voor gewelddadig
gedrag.
Overige hormonen en antisociaal gedrag:
Alpha-amylase: relatief nieuwe neurobiologische factor in onderzoek met betrekking tot
stressgevoeligheid.
Een combinatie van lage waarden van alpha-amylase en lage cortisolwaarden is geassocieerd
met verhoogd agressief/antisociaal gedrag.
Oxytocine: speelt een belangrijke rol in sociaal gedrag, waaronder empathie.
Hoe lager het oxytocinegehalte, des te meer agressief gedrag een individu laat zien.
Oxytocinetoediening hangt samen met zowel beschermend gedrag naar personen uit een in-
group als een competitieve houding naar out-group personen.
Vasopressine: speelt een belangrijke rol in sociaal gedrag bij veel diersoorten, waarbij het
bijdraagt aan agressief gedrag.
Bij mensen bestaat er wellicht een relatie tot crimineel gedrag.
Dehydroepiandrosterone: een soort voorproduct van testosteron.
Interessant in relatie tot crimineel gedrag bij jongeren die nog niet in de puberteit zijn.
Leerdoel 3: Wat is het zenuwstelsel en wat is de relatie tussen hartslag en huidgeleiding en antisociaal gedrag?
De relatie tussen het zenuwstelsel en antisociaal gedrag:
Low arousal theorie: individuen met antisociaal gedrag worden over het algemeen gekenmerkt door
een verminderde activiteit van het autonome zenuwstelsel. Verschillende verklaringen:
Fearlessness hypothese: een verlaagd stressniveau van het lichaam leidt tot een verminderde
gevoeligheid voor negatieve consequenties van gedrag.
Sensation seeking: een verlaagde toestand van het zenuwstelsel is geen plezierige staat en is
vergelijkbaar met een toestand van verveeldheid of vermoeidheid. Om uit deze staat te komen
zou iemand met antisociaal gedrag risicovol gedrag kunnen gaan vertonen.
Terug te zien in een verlaagde hartslag of een verlaagd cortisol level.
Autonoom zenuwstelsel: reguleert onder andere onze ademhaling, hartslag, hormoon- en
zweetproductie. Fungeert als een schakel tussen het centrale zenuwstelsel en de organen in de rest
van het lichaam.
Sympathische zenuwstelsel: komt in actie ten tijde van stress of bedreigende situaties.
Parasympatische zenuwstelsel: zorgt voor fysiologisch herstel en rust.
Hartslag: valt zowel onder het sympathische als het parasympatische zenuwstelsel.
Er bestaat een significante relatie tussen een lage hartslag in rust en problematisch antisociaal
gedrag.
Niet afhankelijk van leeftijd, geslacht en type antisociaal gedrag.
Problematisch antisociaal gedrag hangt samen met een lage hartslag in rust.
Hartslagreactiviteit: hartslag in reactie op mentale inspanning: hangt samen met antisociaal
gedrag bij kinderen.
Huidgeleiding: valt onder het sympathische zenuwstelsel. Meet de werking van het autonome
zenuwstelsel.
Minder duidelijke relatie dan bij hartslag en antisociaal gedrag.
Een verlaagde huidgeleiding hangt samen met antisociaal gedrag.
Leerdoel 4: Wat is de functie van de cerebrale cortex en de subcortiale structuren?
Niet voorbij gekomen in dit boek.
Leerdoel 5: Wat is de relatie tussen de orbitale, anterieure cingulate en prefrontale cortexen en antisociaal
gedrag?
Relatie tussen de orbitale, anterieure cingulate en prefrontale cortexen en antisociaal gedrag:
Verminderde activiteit op groepsniveau bij personen met antisociaal gedrag.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evaverkoren0. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.70. You're not tied to anything after your purchase.