100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting micro-economie voor bedrijfskunde - behaald resultaat 17/20 $10.72   Add to cart

Summary

Samenvatting micro-economie voor bedrijfskunde - behaald resultaat 17/20

 46 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit document is een samenvatting van het vak micro-economie voor bedrijfskunde in de opleiding schakelprogramma voor bedrijfskunde.

Preview 4 out of 37  pages

  • July 3, 2023
  • 37
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Micro-economie voor bedrijfskunde
= vertrouwd maken met de (micro-)economische manier van denken in alle denkbare contexten
De wereld analyseren vanuit een rationeel perspectief
 rationaliteitsbenadering heeft ook haar beperkingen
 economie herkennen

Economie: definitie
Economics is the science which studies human behaviour as a relationship between ends and scarce
means that have alternative uses.
= Het feit dat u oneindige behoeften heeft (steeds meer willen), maar er zijn beperken die u
tegenhouden hierin (beperkte middelen); economie gaat over keuzes
 Er is iets dat we willen, maar er zijn zaken die dit beperken = keuze maken
Wat produceren? Hoe produceren? Voor wie produceren?

De 10 economische principes:
Economie onderzoekt …:
- hoe mensen beslissingen nemen (micro)
- hoe mensen interageren met elkaar (micro)
o Bestudeert manier waarop huishoudens en bedrijven beslissingen nemen en hoe ze
in specifieke markten met elkaar omgaan
o Micro-economie als manier van denken omtrent individueel menselijk gedrag in het
algemeen; methode om menselijk gedrag te bestuderen




- invloeden op economie als geheel (macro)
o bestudeert fenomenen die de gehele economie bestrijken




7 micro-economische principes:
- M&T principe 1: mensen moeten keuzes maken
o Voor- en nadelen t.o.v. elkaar afwegen: keuze voor hetgeen de meeste voordelen heeft,
meest voordelige
o Baten – kosten ipv voordelen – nadelen
- M&T principe 3: rationele mensen denken in de marge
o Je beslist seconde per seconde, uur per uur (eig per microseconde)



1

,- M&T Principe 2: de kosten van iets worden bepaald door datgene wat we opgeven om het te
krijgen
o Voordelen  alles uitdrukken in geld
 Marginale baten bv. het is me €28 waard om naar de les te komen
 Marginale kosten
 expliciete kosten = het geld dat je moet geven om een bepaalde keuze te
realiseren bv. huur voetbalplein
 impliciete kost = waarde van het beste alternatief waaraan je verzaakt bv. door
in de les te zitten kan je niet naar de voetbal
 Opportuniteitskost = expliciete kost + impliciete kost
Opportuniteitskost = wat je moet opgeven
- M&T principe 4: mensen reageren op prikkels
o Gedrag verandert doordat de bedragen veranderen
o Insentives = prikkels: rationele agenten veranderen gedrag als kosten of baten (voldoende)
veranderen
 Bv. indien je te laat komt, verdien je 4 punten minder

H3: The market forces of supply and demand: vraag en aanbod
Markt = verzameling van alle kopers en verkopers van een bepaald product
Marktvormen = markt kan verschillende vormen aannemen
1. Monopolie: één bedrijf heeft de macht over een bepaalde markt/product
 Prijszetter, kan zijn zin doen, bepaald alles zelf, kiest de prijs vrij
2. Volmaakte concurrentie: Veel bedrijven verkopen homogene goederen, identieke goederen
bv. flesje Spa en Chaufontaine
 Nooit helemaal hetzelfde, plaats waar je iets kocht maakt ook een verschil
Kenmerken:
 Veel vragers en veel aanbieders
 Perfecte informatie
 Vragers en aanbieders zijn prijsnemer: V&A bepalen de prijs, kan je niet veranderen!
 Homogene goederen
 Vragers en aanbieders handelen onafhankelijk
 Vragers en aanbieders nemen alle kosten en baten in aanmerking
 Prijsnemer  V&A
Bv. de graanmarkt
 Model van V&A veronderstelt volmaakte concurrentie
3. Oligopolie: Enkele bedrijven die homogene of heterogene goederen verkopen
 Bv. producent van computers
4. Monopolistische concurrentie: Veel bedrijven die heterogene goederen verkopen
 Bv. frituur

De vraag:
De individuele vraag = hoeveel een consument bereid (en in staat) is te kopen bij verschillende
prijzen
Marktvraag = hoeveel alle consumenten samen bereid (en in staat) zijn te kopen bij verschillende
prijzen
 Geeft de hoeveelheid qD die gevraagd wordt als functie van de prijs p: qD = f ( p )
 Dezelfde relatie kan ook worden geschreven als: p = f (qD) = de inverse (markt)vraag
bv. als je 20 flesjes water koopt, hoeveel is de prijs per flesje water dan?
Beide functies drukken zelfde uit maar worden doorgaans anders gelezen:
q = f (p) : “hoeveel goederen – q – willen consumenten kopen bij een gegeven prijs P?”
D D
p = f (q ): “welke prijs (per eenheid product) – p - zijn consumenten bereid te betalen voor een
D
2 gegeven q ?”
D

,Inverse vraag = hoeveel consument bereid is te betalen (per eenheid) voor verschillende qD
vraagschema (inverse) vraagcurve (inverse) vraagvergelijking/functie
p = a – b * qD

p = prijs
a = een getal
b = een getal, de helling
qD = gevraagde hoeveelheid

 vorm van een rechte


- Absolute verandering in een variabele = ∆ p = p2 – p1 of ∆ q = q2 – q1
∆p
- De helling van een rechte:
∆ q
o bv. ¼ : Als de prijs met één eenheid daalt … dan stijgt de gevraagde hoeveelheid met 4
eenheden.
- Relatieve (procentuele) verandering in een variabele:
∆p
o procentuele verandering p= = P2 – P1/P1
p1
∆q
o procentuele verandering q= = Q2 – Q1/Q1
q1

Hogere prijs heeft 2 effecten:
- Inkomenseffect: Koopkracht daalt => als de prijs stijgt, worden we armer, we verliezen
koopkracht waardoor de gevraagde hoeveelheid afneemt
 Prijs daalt: ik word rijker, ik koop meer = koopkracht stijgt
- Substitutie-effect: goed wordt relatief minder aantrekkelijk in vgl met alternatieven,
alternatieven worden aantrekkelijker bv. prijs gas stijgt – we kopen zonnepanelen
- De wet van de vraag: gevraagde hoeveelheid daalt als prijs daalt, gevraagde hoeveelheid stijgt
als de prijs daalt

De inverse marktvraag wordt verkregen door horizontale sommatie van individuele vraagcurves
De marktvraagcurve:
 beschouwt de gevraagde hoeveelheid bij verschillende prijzen … in de veronderstelling dat
andere factoren die de vraag kunnen beïnvloeden constant zijn. = ‘ceteris paribus’
Algemeen is de marktvraag voor goed n: (qD)n = f (pn , p1 , p2 , …, pn-1 , Y, T, PLS, A, E)
Gevraagde hoeveelheid = prijs van het goed + vele andere dingen zoals …
- prijzen van andere goederen P1, P2, …, Pn-1
- inkomen Y
- voorkeuren/smaken T
- niveau en samenstelling van de bevolking PLS
- reclame A
- verwachtingen E
De inverse marktvraagcurve: (qD)n = f (pn , gegeven [p1, p2, …, pn-1 , Y, T, PLS, A, E])

Verandering in Pn  verandering in gevraagde hoeveelheid qD
- Verschuivingen langs de vraagcurve: (qD)n = f (pn , gegeven [p1, p2 , …, pn-1 , Y, T, PLS, A, E])

3

, Verandering in andere determinant van D  verandering in de vraag
- Verschuivingen van de vraagcurve: (qD) n = f (pn , gegeven [p1, p2 , …, pn-1 , Y, T, PLS, A, E])
o verandering in prijzen andere goederen – prijs koffie stijgt en gevraagde hoeveelheid suiker
daalt (= complementen)
o prijs koffie stijgt en gevraagde hoeveelheid thee stijgt (= substituten)
o inkomen stijgt we kopen meer appels (qD)n stijgt (= normale goederen)
o als het inkomen stijgt gaan we minder van dat goed kopen bv. spaghetti of aardappelen
(qD)n daalt (= inferieure goederen)

Het aanbod:
Het individuele aanbod = hoeveel een producent bereid is te verkopen bij verschillende prijzen
Het marktaanbod = hoeveel alle producenten samen bereid zijn te verkopen bij verschillende prijzen
 Geeft dus de hoeveelheid qS die aangeboden wordt als functie van de prijs p: qS = f ( p )
 Dezelfde relatie kan worden geschreven als: p = f (qS ) = de inverse aanbodfunctie

aanbodschema aanbodcurve aanbodvergelijking


p = prijs
a = een getal
b = een getal, de helling
qD = gevraagde hoeveelheid
 vorm van een rechte

Wet van het aanbod: aangeboden
hoeveelheid stijgt als prijs stijgt.
.
Het inverse marktaanbod wordt verkregen door horizontale sommatie van de individuele
aanbodcurves.
 beschouwt de aangeboden hoeveelheid bij verschillende prijzen … in de veronderstelling
dat andere factoren die het aanbod kunnen beïnvloeden constant zijn. = ‘ceteris paribus’
Algemeen is het marktaanbod voor goed n: (qS)n = f (pn, p1, ..,pn-1, H, N/S, F1,F2, ..,Fm ,E , Sq )
- winstgevendheid andere te produceren goederen P1, P2, …, Pn-1
- technologie H
- natuurlijke schokken, sociale factoren N/S
- kosten productiefactor i Fi
- aantal aanbieders Sq
- verwachtingen E
De inverse marktaanbodcurve: (qS)n = f (pn , gegeven [p1, ..,pn-1, H, N/S, F1,F2, ..,Fm ,E , Sq ])

Verandering Pn  verandering in aangeboden hoeveelheid qS
- Verschuiving langs de aanbodcurve: (qS)n = f (Pn , gegeven [P1,P2, ..,Pn-1 , H, N/S, F1,F2, ..,Fm ,E , Sq ])
Verandering in andere determinant van q S = Verschuiving van de aanbodcurve:
(qS)n = f (Pn , gegeven [P1,P2, ..,Pn-1 , H, N/S, F1,F2, ..,Fm ,E , Sq ])
Verandering in andere determinant van q S  verandering in winstgevendheid andere goederen:
o als de prijs van houten speelgoed stijgt (winstgevenheid van dit speelgoed stijgt dus meer
geproduceerd)  aanbod stoelen daalt (we maken minder stoelen, minder winstgevend)
o als de prijs van schapenvlees stijgt ga je meer schapen hebben en zal het aanbod van wol
stijgen (= goederen in ‘joint supply, als je de goederen aanbiedt, bied je beiden aan)

Het marktevenwicht:


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller User20232024. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.72
  • (0)
  Add to cart