Het bbp kan op 3 manieren berekend worden: de subjectieve en objectieve methode. Via de
arbeidsinkomensquote (AIQ > deel van het nationaal inkomen dat naar de arbeid gaat) komt de
verdeling van het nationaal inkomen over de productiefactoren arbeid en kapitaal aan bod. Hoe
hoger de AIQ, des te lager het aandeel van de kapitaalinkomens. Hierdoor is het minder aantrekkelijk
voor bedrijven om te investeren en als ze al investeren dan zijn dat voornamelijk arbeidsbesparende
investeringen.
Begrippen:
Afschrijvingen: bedragen die elk jaar opzij worden gezet om vaste kapitaalgoederen op het einde van
de economische levensduur te kunnen vervangen door nieuwe kapitaalgoederen. Ze zijn gelijk aan de
vervangingsinvesteringen
Arbeid: inzet van menselijke capaciteit voor de productie van goederen en diensten
Arbeidsinkomen: inkomen verdiend uit arbeid. De optelsom van loon en winst uit eigen zaak
Arbeidsintensief: bij het productieproces wordt relatief veel arbeid ingezet (in relatie tot kapitaal)
Bedrijfskolom: bestaat uit alle bedrijven waarin de opeenvolgende productiestadia worden
doorlopen van oer- tot eindproduct
Bedrijfstak / branche: alle bedrijven die eenzelfde soort productie verzorgen.
Bruto binnenlands inkomen: alle primaire inkomens in een land plus de afschrijvingen in een land
opgeteld. Bbi is gelijk aan bbp (toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid bij elkaar
opgeteld.
Catergoriale inkomensverdeling: de verdeling van het nationaal inkomen over de productiefactoren
arbeid en kapitaal
Consumentenprijsindex: maatstaf voor inflatie. Het CPI geeft aan hoeveel procent van de kosten van
levensonderhoud in een jaar hoger zijn dan in het basisjaar
Diensten van derden: diensten die geleverd worden door andere bedrijven
Dividend: winstuitkering aan aandeelhouders van een nv of bv
Economische groei: stijging van het reëel bbp
Inflatie: stijging algemeen prijsniveau
Kapitaal: fabrieken, machines, gereedschappen, grondstoffen en voorraden eindproduct die bij de
productie worden ingezet. Ook natuur hoort hierbij, evenals als ondernemerschap. Reëel kapitaal=
kapitaalgoederen en geldkapitaal= vermogen
Kapitaalinkomen: inkomen verdiend uit sparen en beleggen. Optelsom van aandelenbezit, rente uit
uitlenen van spaargeld, pacht uit verhuur grond en huur uit verhuur gebouwen.
Kapitaalinkomensquote KIQ: deel van het nationaal inkomen dat naar het kapitaal gaat (%)
Kapitaalintensief: bij het productieproces wordt relatief veel kapitaal ingezet (in relatie tot arbeid)
, Nominale bbp: de waarde van het bbp in geld uitgedrukt.
Onderlinge leveringen: goederen en diensten die bedrijven aan elkaar leveren
Primair inkomen: het inkomen verdiend uit een productieproces. Arbeidsinkomen en
kapitaalinkomen. Is gelijk aan productie(waarde) en toegevoegde waarde.
Productiewaarde / toegevoegde waarde: de waarde die de producent heeft toegevoegd aan
ingekochte producten
Reële bbp: nominale bbp uitgedrukt in goederen en diensten
Toegerekend loon zelfstandigen: de beloning van arbeid die door zelfstandigen wordt verricht
Welvaart: de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien
Zelfstandige: iemand die een eigen onderneming heeft en dus niet in dienst is van een werkgever
Subjectieve methode: de bepaling van het bbp door het optellen van beloningen voor geleverde
productiefactoren (loon, rente, huur/pacht en winst) (> alle primaire inkomens optellen)
Objectieve methode: alle toegevoegde waarden in een land optellen (> bruto toegevoegde waarde
van bedrijven en overheid optellen)
H2
De klassieke economen (aanbodeconomen) gaan ervan uit dat de economische groei op lange
termijn wordt bepaald door de aanbodkant van de economie. Het uitgangspunt van hun is dat de
werkelijke productie zich altijd bevindt op het niveau van de potentiële productie ( hoeveelheid
arbeid en kapitaal in samenhang met de totale factorproductiviteit.
Het markmechanisme stuurt de economie en zorgt dat elke afzonderlijke markt in evenwicht komt.
De overheid moet zich hiermee zo min mogelijk bemoeien omdat dit het evenwicht verstoord.
De potentiële productie kan bepaald worden met een productiefunctie, waarbij steeds uitgegaan
wordt van constante schaalopbrengsten en afnemende meeropbrengsten. Afnemende
meeropbrengsten > in een economie waar arbeid bv niet meer kan groeien, zal economische groei
tot stilstand komen terwijl de factorproductiviteit nog wel kan groeien. Om de eco groei op lange
termijn te bevorderen voert de overheid structuurbeleid.
Begrippen:
Economisch kapitaal / kapitaalgoederenvoorraad: goederen die nodig zijn om andere producten
voort te brengen. Totale waarde van hoeveelheid kapitaalgoederen
Kapitaalproductiviteit: de productie per eenheid kapitaal per tijdseenheid
Afnemende meeropbrengsten: Als de hoeveelheid van een (variabele) productiefactor toeneemt
terwijl de andere in omvang gelijk blijft, krijg je dit bij de productiefactor van de gestegen productie.
De extra productie die 1 extra eenheid van de variabele productiefactor met zich meebrengt wordt
steeds kleiner
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MTeeuw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.