De werkcolleges met antwoorden
Door alleen de antwoorden te leren heb ik mijn tentamen gehaald. Soms heb ik de antwoorden wat uitgebreider opgeschreven, zodat je nog wat uitleg bij de stof hebt.
Succes met leren!!
Leerdoelen
Je kunt:
de totstandkomingsgeschiedenis van de EU op hoofdlijnen beschrijven;
de doelstellingen en de rechtsbeginselen van de EU benoemen en uitleggen;
uitleggen wat staatssoevereiniteit is en hoe die kan worden beperkt;
de begrippen intergouvernementeel en supranationaal uitleggen;
uitleggen welke rollen de Europese Raad, de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie,
het Europese Parlement en het Europees Hof van Justitie spelen binnen de Europese Unie;
uitleggen waarom de EU een autonome rechtsorde is;
Literatuur
H1
H2.1 t/m 2.7 + 2.9
Verplichte jurisprudentie
HvJ EU 11 juli 1974, 26/62 (Van Gend & Loos) In dit arrest is bepaald, dat het Europees Recht
een eigen rechtsorde is.
HvJ EU 11 juli 1974, 6/64 (Costa/ENEL) IN dit arrest heeft het Hof van Justitie bepaald, dat het
gemeenschapsrecht voorrang heeft boven nationale wetgeving als die nationale wetgeving in strijd is
met het gemeenschapsrecht.
Opdracht 1
a. Beschrijf in het kort de ontstaansgeschiedenis van de EU zoals we die nu kennen. Betrek in je
antwoord de termen ‘EGKS’, ‘EEG’, ‘EG’, ‘EU’ en ‘pijlers’.
1951 De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) wordt opgericht.
1957 De oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. (EEG)
1993 De Europese Gemeenschap wordt opgericht (EG)
2009 De Europese Unie is opgericht (EU)
Het Verdrag van Maastricht (1992) Dit verdrag richtte de Europese Unie op.
Het Verdrag van Amsterdam (1997) Dit is een wijziging van het Verdrag van Maastricht.
Het Verdrag van Nice (2001)
Het verdrag van Lissabon (2009)
b. Benoem de twee verdragen die de juridische basis vormen van de EU als internationaalrechtelijke
organisatie.
Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VwEU)
Verdrag Europese Unie (VEU)
c. Maak duidelijk wat de onderlinge juridische verhouding is tussen de twee verdragen als genoemd
onder b. Verwijs hierbij naar de relevante verdragsbepaling(en).
Het VEU geeft de beginselen en de structuur weer van de EU. Het VwEU is een nadere uitwerking van het
VEU. In artikel 1 VEU staat dat de Unie is gegrond op basis van het VEU en op het verdrag: VwEU. Volgens
dit artikel hebben deze verdagen dezelfde juridische waarde. In artikel 1 lid 2 VwEU staat eigenlijk precies
dezelfde informatie. Ook dit artikel bevestigt dat de VwEU en de VEU de grondvest vormen van de Europese
Unie. De verdragen hebben dezelfde juridische waarde.
d. Geef in eigen woorden de doelstelling(en) van de EU weer. Verwijs hierbij naar de relevante
verdragsbepaling(en).
Artikel 3 VEU:
- De EU heeft als doel de waarden en het welzijn van de volkeren van de Unie te bevorderen (artikel
3 lid 1 VEU)
- De EU wil geen binnengrenzen en een vrij verkeer van personen. Er moeten wel maatregelen zijn
met betrekking tot controles aan de buitengrenzen om immigratie en asiel te controleren. (artikel
3 lid 2 VEU)
, - De Unie brengt een interne markt tot stand. (artikel 3 lid 3 VEU)
- De Unie heeft een gemeenschappelijke munt, de euro. (artikel 3 lid 4 VEU)
- De Unie draagt bij aan de verbetering van de wereld en haar volkeren. (artikel 3 lid 5 VEU)
- De Unie heeft als doel deze doelstellingen met passende middelen na te streven. (artikel 3 lid 6
VEU)
e. Bij het vak ‘P3 Internationaal publiekrecht’ is besproken dat de EU is te beschouwen als een
supranationale organisatie. Tegelijkertijd kun je zeggen dat de EU ook een intergouvernementele
organisatie is. Geef een juridische onderbouwing voor deze visie. Verwijs hierbij naar de relevante
verdragsbepaling(en).
Een supranationale organisatie is een organisatie die boven de lidstaten staat. Deze organisatie kan
verplichtingen opleggen aan de lidstaten. De EU is niet alleen een samenwerkingsverband, maar ze kan
ook verplichtingen opleggen aan de lidstaten.
Van een intergouvernementele organisatie zijn lidstaten gebonden aan het verdrag, als zij er uitdrukkelijk
mee hebben ingestemd. Bij een intergouvernementele organisatie dragen leden geen bevoegdheden over.
De besluiten worden de internationale regeringen samen genomen en niet door een instelling die boven de
staten staat.
Artikel 288 VwEU is een voorbeeld van de supranationaliteit van de EU. In dit artikel staat dat de Unie
verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen uit mag brengen. Een verordeningen heeft
een algemene strekking en is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke
lidstaat. Aanbevelingen en adviezen zijn niet bindend.
De instellingen: De Europese Raad (intergouvernementeel), De Commissie (supranationaal), De Raad van
Ministers (intergouvernementeel), Europees Parlement (supranationaal) en het Europese Hof
(supranationaal).
Het Hof / Commissie / Europees parlement (Supranationaal)
De Europese Raad / De Raad van Ministers (Intergouvernementeel)
,Opdracht 2
In het verlengde van opdracht 1e ligt de steeds terugkerende discussie over de machtsverdeling tussen de
lidstaten en de EU. ‘Brussel’ zou teveel macht hebben en ook niet luisteren naar wat de EU-burgers willen.
Dit zou één van de voornaamste redenen zijn dat de Nederlandse bevolking op 1 juni 2005 middels een
referendum ‘nee’ zei tegen een zogenaamde Europese grondwet. Volgens de uitslag was 38,5% vóór en
61,5% tegen. Hetzelfde gebeurde met het referendum over het EU-associatieakkoord Oekraïne op 6 april jl.
De kiesdrempel van 30% werd gehaald (32,28%) en 38,2% en vóór 61% stemde tegen. Dat men in Groot-
Brittannië ook niet onverdeeld enthousiast is over de EU is wel gebleken met een referendum over de
zogenaamde ‘Brexit’. Op 23 juni jl. stemde 48% van de Britten ‘bremain’ en 52% ‘brexit’! Lees in het verlengde
hiervan onderstaand nieuwsbericht en maak dan de bijbehorende opdrachten.
a. Leg aan de hand van de relevante verdragsbepaling(en) uit hoe de ‘machtsverdeling’ tussen de EU
en de lidstaten is geregeld. Betrek in je antwoord de termen ‘attributie’, ‘subsidiariteit’, ‘evenredigheid’,
‘exclusief bevoegd’ en ‘gedeeld bevoegd’.
Attributiebeginsel Volgens dit beginsel mag de Europese Unie (EU) alleen regels maken en optreden
op grond van bevoegdheden die de lidstaten aan de EU hebben toegekend. Alle andere bevoegdheden
behoren toe aan de lidstaten zelf. (artikel 5 lid 2 VEU) Het moet in een verdrag te zijn herleiden.
Subsidiariteitsbeginsel Dit beginsel moet garanderen dat besluiten op een zo laag mogelijk niveau (zo
dicht mogelijk bij de burger) worden genomen. Een besluit mag alleen op Europees niveau genomen
worden, als dat niet net zo goed (of beter) op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau kan gebeuren.
(artikel 5 lid 3 VEU)
Evenredigheidsbeginsel Dit rechtsbeginsel draagt de Europese Unie op niet verder te gaan dan nodig
is in het uitvoeren van nieuwe regelgeving. (artikel 5 lid 4 VEU)
Exclusief bevoegd Op deze terreinen hebben de lidstaten hun bevoegdheden volledig overgegeven
aan de Europese Unie. (artikel 3 VwEU + artikel 2 lid 1 VwEU)
, Gedeelde bevoegdheid Op deze terreinen delen de lidstaten en de EU bevoegdheden. (artikel 4 VwEU
+ artikel 2 lid 2 VwEU)
b. Op welk EU-rechtsbeginsel doelt Minister Koenders met zijn uitspraak “Minder Europa waar het niet
nodig, en meer op punten waar mensen mee zitten”? Licht je antwoord toe aan de hand van de
relevante verdragsbepaling(en).
Minister Koenders doelt op het subsidiariteitsbeginsel. (artikel 5 lid 3 VEU). De Unie mag pas optreden in
gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen als de lidstaten onvoldoende doen om de
doelstellingen te bereiken / evenredigheidsbeginsel. De Unie mag niet verder gaan dan nodig is om de
doelstelling van de verdragen te verwezenlijken. Beredeneer je antwoord!
c. In de juridische verhouding tussen de lidstaten en de EU geldt ook het ‘beginsel van loyale
samenwerking’. Maak duidelijk wat de (1) betekenis (2) het belang van dit beginsel is. Verwijs hierbij
naar de relevante verdragsbepaling(en).
Artikel 4 lid 3 VEU Het beginsel van loyaliteit (ook wel
unietrouw) houdt in, dat lidstaten de verplichtingen van het Europees recht moeten nakomen en geen
maatregelen mogen nemen die de verwezenlijking van de doelstellingen van het EU-Verdrag in gevaar
kunnen brengen. Hetzelfde geldt voor de Unie.
d. Benoem de zin in bovenstaand artikel waarin je het beginsel van loyale samenwerking ziet
terugkomen.
‘’Europa moet gezamenlijk blijven optreden’’
e. Zoek via de officiële website van de EU het arrest ‘Spaanse Aardbeien’ van het Hof van Justitie van
de EU (C-265/95) op en bestudeer deze. Leg vervolgens uit wat de relatie is tussen dit arrest en het
beginsel van loyale samenwerking. Verwijs hierbij naar de relevante rechtsoverwegingen. Noot:
artikel 30 EG-Verdrag is nu artikel 34 VWEU.
In dit arrest gaat het over het optreden van de Franse overheid tegen de protesten van particuliere Franse
boeren. Een aantal landen heeft geklaagd bij de Commissie en de Commissie heeft op haar beurt een
onderzoek ingesteld. Uiteindelijk is de zaak bij het Europese Hof van Justitie voorgekomen. Het wordt
Frankrijk verweten, dat ze niet hebben opgetreden om de belemmeringen van de Franse boeren tegen te
gaan. Dit zou in strijd zijn met artikel 34 VwEU (verbod invoerbeperkingen)
Doordat de Franse Republiek niet alle maatregelen heeft genomen om de acties van de boeren te
belemmeren, is de Franse Republiek de verplichtingen die rusten op artikel 30 VwEU niet nagekomen.
Dit arrest heeft ook betrekking op het beginsel van de loyale samenwerking. (artikel 4 lid 3 VEU). Dit beginsel
houdt in, dat de lidstaten alle nodige maatregelen moeten treffen om de verwezenlijking van de doelstellingen
van de EU te beschermen. De lidstaten mogen dus geen hinder vormen. De Franse Republiek heeft dit
echter wel gedaan door niet in te grijpen bij de protesten van de Franse boeren. Hierdoor kwam artikel 34
VwEU in gevaar.
f. Beargumenteer – aan de hand van je antwoorden bij opdracht 1 en deze opdracht – of je het vanuit
juridisch perspectief wel of niet eens bent met de Brexit.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentjhsavans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.