1. Jouw Autobiografie (Ontwikkelingspsychologie)
1.4 Culturele gevoeligheid
In elke klas zijn culturele verschillen, verschillen waar je een zekere gevoeligheid voor moet
ontwikkelen. Als je die gevoeligheid ontwikkelt, kun je de leerlingen zien als persoon, los van de
beelden of verwachtingen die je misschien hebt vanwege achtergrond. Het gaat erom dat je leert
kijken naar de manier waarop de ander naar de wereld kijkt. Als daar verschillen in zijn, kan dat
conflicten veroorzaken. Culturele gevoeligheid is een houding van openheid, interesse en respect. Er
valt te denken aan verschillen in waarden en normen, communicatiestijlen, kleding stijlen. Iemand
die cultureel gevoelig is, ontwikkelt een goed oog voor de kwaliteiten van ieder kind in zijn omgeving.
Kennis van ontwikkelingspsychologie, oog voor culturele verschillen en respect voor persoonlijke
verschillen liggen aan de basis van werken met kinderen. Een goede leerkracht zal een kind maken en
niet breken. Dit veronderstelt een grondhouding van acceptatie, respect, nieuwsgierigheid en
bemoediging.
2. Ontwikkelingspsychologie (Ontwikkelingspsychologie)
2.2 Hoe leer je kinderen kennen?
Betrokkenheid bij het leven van kinderen geeft meer inzicht dan alleen een objectieve toets. Beide
zijn belangrijk, ze vullen elkaar aan.
2.2.1 Observatie
Goede observaties kunnen veel duidelijk maken. Een observatie is het belangrijkste instrument die
een leerkracht tot zijn beschikking heeft om een kind te leren kennen. Gerichte, concrete vragen die
je als leerkracht hebt, zijn essentieel voor een beoordeling en aanpak. Zo kan de samenhang van
gedrag, omstandigheden en situatie eromheen, soms verrassend veel helder maken. Het is van
belang dat er een afstemming van observatiemiddelen binnen een school bestaat. Doelgerichtheid
onderscheidt observeren dan ook van gewoon kijken of opletten. Wanneer je observeert, leg je
doelbewust het accent op een bepaald aspect van het gedrag, dat je vervolgens letterlijk beschrijft.
Observeren = Het doelgericht en systematisch waarnemen van gedragingen en uitingen van 1 of
meer personen of van een gebeurtenis, met de bedoeling om wat je ziet samen te vatten.
Observaties moeten voldoen aan:
- Observeren moet gericht en bewust gebeuren.
- Observeren moet zo objectief mogelijk gebeuren. Je moet dus alleen beschrijven wat je ziet.
Als we naar signaleringsmiddelen kijken die op de markt zijn, beoordeeld de leerkracht het kind op
de aanwezigheid van omschreven gedragskenmerken. Het in kaart brengen van de
ontwikkelingstaken die kinderen in opeenvolgende fasen moeten leren beheersen, leidt in de
schoolpraktijk tot concreet benoembare onderwijs-/opvoedingstaken. Het systematisch volgen van
het al dan niet voldoen aan essentiële ontwikkelingstaken, biedt een bruikbaar kader waaraan je als
leerkracht jouw eigen ondersteuning kunt aflezen. Je kunt de verschillende observatiemethoden
onderverdelen in:
- De longitudinale observatie: Observatie van een kind of een groepje over een langere periode.
- De cross-sectional observatie: Observatie van verschillende kinderen in dezelfde periode op
hetzelfde aspect, er ontstaat dan een ontwikkelingslijn van gedrag in verschillende leeftijdsfasen.
- De transfersale observatie: hierbij worden verschillende kinderen van dezelfde leeftijd op hetzelfde
aspect geobserveerd om verschillen en overeenkomsten zichtbaar te maken.
De klassengroep en de school zullen in de meeste gevallen uitstekende omgevingen vormen om
sociale vaardigheden te leren. In de veiligheid van de klas kunnen naast gedragingen ook gevoels- en
belevingsaspecten van kinderen zo nodig aandacht krijgen. Dat geld ook voor het kijken naar de
relatie leerkracht-kinderen. Zo help je kinderen gericht zich sociaal-emotioneel te ontwikkelen. De
kwaliteit tussen de klassenleerkracht en de kinderen in het geheel alsook de individuele kinderen
hierin, blijkt belangrijk voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Kinderen moeten zich
,prettig en veilig voelen op school. Dit kan je een algemene leervoorwaarde noemen.
Interactieanalyse is een voorbeeld van een techniek waarbij de gebeurtenissen tijdens een les
geobserveerd en vastgelegd worden. Een voorbeeld is VICS: Verbale interactieve
categorieënsysteem. Je scoort daarbij een bepaalde tijd bij een bepaalde lesactiviteit. Om de 2
seconden turf je welke interactie gaande is. Dat levert een bruikbaar beeld op van interacties. Hieruit
kun je consequenties afleiden voor jouw onderwijsgedrag, en consequenties met betrekking tot de
aard van de inbreng van de kinderen. Je kunt ook observeren met een doel.
2.2.2 Het sociogram
Je kunt via een sociogram veel te weten komen over verhoudingen in de klas. Je stelt kinderen als
wie is je beste vriendin, met wie ga je veel om. Naast wie wil je in de bus zitten? De antwoorden zijn
geheim. Je krijgt door de antwoorden inzicht in de onderlinge relaties.
Werkwijze
Je stelt vragen of laat een vragenlijst invullen waarbij je bijv. 2x laat kiezen. Eerst een naam
opschrijven en daarna en 2e keer laten kiezen en opschrijven. Zo krijg je een onderscheid tussen de
belangrijkste eerste keus en de tweede keus. Daarna kun je kiezen: je verwerkt zelf de gegevens op
papier of je gaat dit digitaal verwerken. Je maakt een tabel waarin je de gegevens verzameld, een
zogenoemde sociomatrijs. Je maakt een grafische weergave van de tabel om zo het netwerk van
sociale relaties zichtbaar te maken. Daarna kun je de uitkomsten interpreteren, met de bedoeling er
gericht iets mee te doen. Let op de groepjes in je klas en arceer die zodat ze er in het sociogram
meteen uitspringen. Zichtbaar wordt welke kinderen elkaar kiezen, welke kinderen veel en welke
kinderen weinig gekozen worden. De groepjes in de klas worden zichtbaar, het netwerk dus. Je krijgt
enigszins inzicht in hun gevoelens ten opzichte van elkaar.
Soorten sociogrammen
1. De relaties op basis van vriendschap (vriendschapssociogram).
2. De relaties op basis van samenwerken aan een taak, uiteraard met een andere vraagstelling
(werksociogram).
De gebruikswaarde van een sociogram is beperkt, omdat het een momentopname is. Je krijgt pas
een goed beeld wanneer je:
- De sociometrische methode gebruikt in samenhang met observatie en gesprek.
- De methode een aantal keren toepast.
- Let op de wijze waarop je hem toepast (bijv. 2x op verschillende momenten of verschillende
vraagstelling).
- De verzamelde gegevens nader onderzoekt. Bijv. een observatieplan opstelt.
- Met de verzamelde gegevens daadwerkelijk iets doet om negatief gedrag te buigen in de gewenste
richting: hoe stel je groepen samen, wat voor opdrachten en wat voor begeleiding?
- Observeert of je ingrepen ook werkelijk effect hebben.
2.2.3 Gesprek
1 van de meest directe manieren waarop je contact kunt maken met een kind is door het voeren van
een kindgesprek. Als je het gesprek gebruikt om informatie in te winnen, dan moet je het goed
voorbereiden. Zorg er vooral voor dat bij de vragen die je voorbereidt het kind tot zijn recht komt.
Observatie, sociogram en gesprek geven samen inzichten die nodig zijn voor het begrijpen van de
interactie tussen leeftijdsgenoten.
Carl Rogers, een Amerikaanse psycholoog, noemt een aantal voorwaarden voor een goed gesprek
(een gesprek waarbij gesprekpartners tot hun recht komen).
1. Congruentie, de leerkracht is ‘echt’. Hij doet en zegt geen dingen die hij niet meent of voelt. Er
moet overeenstemming zijn tussen wie hij is en wat hij zegt.
, 2. Empathie, de leerkracht moet zich inleven in de belevingswereld van het kind.
3. Positieve blik, je moet het kind aanvaarden zoals hij is en dus openstaan voor de gedachtes en
gevoelens van het kind.
Gespreksvoering is tweerichtingsverkeer. Als er een duidelijk verschil in macht is tussen de 2
personen, is het moeilijk om in het gesprek niet tot eenrichtingsverkeer te vervallen. Delfos stelt de
volgende eisen aan een goed, open gesprek, basale kenmerken dus:
- Een goed gesprek betekent dat alle deelnemers zich prettig voelen, dat ze elkaar respecteren, los
van de inhoud van het gesprek.
- Een open gesprek betekent dat het kind zijn mening en gevoelens kan vertellen zonder geleid of
misleid te worden door volwassenen. Dus niet iemand die de richting van het gesprek bepaald.
- Een goed interview betekent dat het kind informatie geeft en niet dat de informatie hem
onttrokken wordt.
Een goed gesprek betekent warmte, respect en belangstelling. Om tot een goed gesprek te komen
zijn enkele communicatievoorwaarden te formuleren:
- Ga op dezelfde ooghoogte zitten.
- Kijk naar een kind terwijl je spreekt.
- Wissel het wel en niet maken van oogcontact met een kind af terwijl je spreekt.
- Stel het kind op zijn gemak.
- Luister naar wat een kind zegt en laat dat ook merken.
- Laat met behulp van voorbeelden zien dat wat een kind zegt, effect heeft.
- Vertel het kind dat het je moet zeggen wat het vindt of wat het wil, omdat je het niet kunt weten
als het kind het je niet vertelt.
- Probeer spelen en praten te combineren.
- Signaleer dat je het gesprek afbreekt en later zult voorzetten wanneer het kind afhaakt.
- Wanneer je een moeilijk gesprek hebt gehad, zorg dan dat het kind daarna tot zichzelf kan komen.
Metacommunicatie
Metacommunicatie is het communiceren over communicatie. Het is verstandig om bij het
voorbereiden van het gesprek enkele basisregels in de gaten te houden:
- Maak het doel duidelijk, in verband met gelijkwaardigheid.
- Laat je intenties weten, naast het algemene doel zijn er ook subdoelen.
- Laat een kind weten dat je feedback nodig hebt, oogcontact en non-verbale seinen kunnen ook
voor feedback zorgen.
- Laat een kind weten dat het mag zwijgen. Het is belangrijk dat het kind voelt dat hij vrij is om ergens
niet over te praten en dat je dat niet teleurstelt.
- Probeer te benoemen wat je voelt en volg wat je voelt, gebruik je intuïtie.
- Nog het kind uit zijn of haar mening te geven over het gesprek.
- Om de juiste gespreksvoering toe te passen en aan de kunnen sluiten bij het kind, is het
noodzakelijk om een grove inschatting te kunnen maken van de mentale leeftijd van het kind.
Voorbereiding
In het volgende overzicht noemt Delfos een aantal punten dat bij verschillende soorten gesprekken
voorkomt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsejeensma. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.39. You're not tied to anything after your purchase.