100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
RUG ARW1 volledige samenvatting $11.33   Add to cart

Summary

RUG ARW1 volledige samenvatting

 12 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Volledige samenvatting ARW1 (jaar 1, blok 1, rechten)

Preview 4 out of 85  pages

  • Yes
  • July 5, 2023
  • 85
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Algemene Rechtswetenschap 1 – Inleiding in het Nederlandse
Recht
Hoofdstuk 1- inleiding

Een mens leeft in contact met medemensen  deelname aan samenlevingsverbanden met
een mogelijkheid tot conflict  behoefte aan mechanismen die conflict voorkomen +
reguleren.

Het recht:

- Een mechanisme om conflict te voorkomen + reguleren.
- Tracht vrede in de samenleving te bewaren door belangen te beschermen.
- Reguleert tegenstrijdige belangen d.m.v. rechtsregels.
- Bestaat grotendeels uit een verzameling van regels die betrekking hebben op het
handelen van mensen en op de organisatie van de samenleving.

Functies van het recht:

1. Het ordenen van het menselijk gedrag door het stellen van regels.
2. Het beslechten van geschillen (regels moeten gehandhaafd worden, conflicten
daarover worden aan een rechter voorgelegd).

Rechtsregels:

- Doel: ordenen + uniformeren van menselijke gedragingen d.m.v. vaststellen van
voorschriften in bevoegdheden en verplichtingen (vaak gebod / verbod).
- Inhoud van rechtsregels vloeit voort uit:
o Algemeen aanvaarde opvattingen over goed en kwaad;
o Behoefte aan een doelmatige ordening van de maatschappij;
- Vaak moeten rechtsregels gerechtigheid bevorderen en doelmatigheid aanbrengen:
o In geval van diefstal staat gerechtigheid voorop;
o In geval van “verkeer van rechts heeft voorrang” staat doelmatigheid voorop;
(maar ook gerechtigheid  naleving van de regel  minder schade en letsel)

Hoofdstuk 1 - de rechtsbronnen

Recht  het geheel van geldende rechtsregels.
Het recht is “positief recht”, d.w.z. objectief recht. Het positieve recht bestaat uit de
optelsom van alle rechtsregels die hier op dit moment gelden. Hierbij horen niet:

- Voorschriften die uit de moraal / godsdienst voortvloeien (want deze zijn vrijwel nooit
rechtstreeks vastgelegd in rechtsregels);
- Rechtsregels die nog niet zijn ingevoerd;
- Rechtsregels die zijn afgeschaft;

Natuurrecht  het recht dat voor iedereen geldt ongeacht plaats en tijd omdat het door de
‘natuur’ gegeven is.
- Universele waarden en normen die zijn voortgekomen uit de natuur zonder dat de
mens daaraan te pas gekomen is;

, - Normen, waarden en beginselen uit het natuurrecht zijn vastgelegd in wetgeving,
waardoor zij deels uitmaken van het positieve recht  tegenwoordig heeft het
natuurrecht geen rol van betekenis meer (want het is opgenomen in het positieve
recht).
Subjectief recht  de bevoegdheid die iemand in een concreet geval aan een regel van
objectief recht ontleent.
- Bijv.: elke individuele meerderjarige Nederlander ontleent aan art. 4 Grondwet de
bevoegdheid om zijn stem uit te brengen. Het recht om te stemmen is een subjectief
recht ontleend aan het objectieve recht in art. 4 Grondwet, dat iedere Nederlander
kiesgerechtigd is.
- Bijv.: art. 26 Burgerlijk Wetboek: de koper is verplicht de prijs te betalen.
Als Jan zijn auto aan Pieter verkoopt, moet Pieter de koopprijs aan Jan betalen. Jan
heeft recht op betaling van de koopprijs door Pieter. Dit is een subjectief recht op
betaling, gebaseerd op het objectieve recht (art.26 BW)
Een recht (2e betekenis)  een aan het objectieve recht ontleende, individuele
bevoegdheid.
De twee betekenissen zijn:
1. Algemene regel(s)
2. Individuele bevoegdheid
Rechtsbronnen  bronnen waaruit het geldend recht voortvloeit. Het gaat om de vorm
waarin rechtsregels zich voordoen, niet om de inhoud:
1. De wet  elke algemeen geldende geschreven rechtsregel die afkomstig is van een
tot wetgeving bevoegd overheidsorgaan;
2. De jurisprudentie (de rechtspraak)  een rechter legt een onduidelijk regel uit
door het maken van een nadere regel / nieuwe regel. Als andere rechters deze regel
in latere geschillen ook toepassen, is er sprake van jurisprudentie (rechtersrecht).
3. De gewoonte  in veel sectoren heersen gewoontes die niet in de wet zijn
vastgelegd, maar wel als bindende rechtsregels worden beschouwd.
4. Verdragen en sommige besluiten van volkenrechtelijke organisaties  hebben
in ons recht dezelfde werking als gewone wetten.
Hoofdstuk 1 – nationaal en internationaal recht
Soevereiniteit  elk land bepaalt de omvang en inhoud van zijn nationale rechtsstelsel.
Ieder land mag in zijn wetgeving regelen wat het nodig vindt en bepalen welke
bevoegdheden het bestuur en de rechterlijke macht hebben. Geldt zowel naar buiten als
naar binnen:
- Soevereine staten oefenen hun overheidsmacht uit zonder inmenging van andere
staten (buiten);
- De overheid heeft in elk land de exclusieve bevoegdheid tot wetgeving, bestuur en
rechtspraak (binnen);
Nationaal recht  heeft alleen binnen een nationale staat rechtskracht. Bevat ook regels
van internationale oorsprong.
Nederlands recht in Nederland, Braziliaans recht in Brazilië, enzovoort.
Het recht van internationale oorsprong / internationaal recht  verdragen.

,Relaties tussen staten worden beheerst door normen die zijn ontstaan of d.m.v. verdragen
vastgelegd.
Volkenrecht  Het deel van het internationaal recht dat rechtsregels bevat over het verkeer
tussen staten onderling en het verkeer tussen staten en volkenrechtelijke organisaties.
Bestaat uit:
1. Verdragen
2. Besluiten van volkenrechtelijke organisaties (VN, Internationaal Gerechtshof, etc.)
3. Regels van gewoonterecht
Verdrag  Een schriftelijke, bindende regeling tussen staten onderling of tussen staten en
volkenrechtelijke organisaties. Kent verschillende typen en soorten verdragsbepalingen.
In geval van het volkenrecht: verdragen tussen staten waarbij alleen de betreffende
autoriteiten wederzijds verplichtingen aangaan.
Verdragen met rechtstreekse werking  verdragen die ingrijpen in de soevereiniteit van
de aangesloten staten. Verdragen met rechtsregels die rechtstreeks binnen de nationale
rechtsorde van een staat gelden.
Bijv.: Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden (EVRM) (bevat grondrechten die in Nederland zonder meer gelden).
De grondrechten die hierin zijn opgenomen hebben dezelfde gelding als rechtsregels van
Nederlandse herkomst.
De raad van Europa (initiator EVRM):
- Na WOII opgericht door West-Europese staten;
- 1989  groot aantal landen uit Oostblok toegetreden  tegenwoordig in vrijwel alle
Europese staten rechtskracht;
Monisme / monistisch systeem  een systeem waarbij rechtsregels uit een verdrag deel
kunnen uitmaken van het nationale recht zonder dat eerst omzetting in nationaal recht nodig
is, bijv. bij het EVRM.
Verdragen met een eigen rechtsorde  een verdrag waarbij bevoegdheden tot wetgeving,
bestuur en rechtspraak zijn opgedragen aan een internationale organisatie. Deze heeft dan
een eigen rechtsorde.
Bijv.: de EU heeft eigen organen die bevoegd zijn tot wetgeving, rechtspraak en bestuur en
een eigen rechtsorde die deel uitmaakt van de rechtsorde van elke lidstaat.
Het Europees Unierecht / het recht van de Europese Unie  het geheel van rechtsregels
die afkomstig zijn van de Europese Unie.
Als blijkt dat een regel van nationaal recht in strijd is met een internationale regel, is de
vraag welke regel geldt. In de Grondwet is bepaald dat een internationale regel voorrang
heeft boven de nationale regel. Een voorwaarde is dat de internationale regel voor
iedereen geldt.
Bijv.: als een regel van Nederlands recht in strijd is met een bepaling van het EVRM blijft de
Nederlandse regel buiten toepassing.
Hoofdstuk 1 – materieel en formeel recht
Materieel recht  regels die betrekking hebben op de rechten en plichten van personen in
hun onderling verkeer. Gericht op de inhoud.
Bijv.: de koper moet de koopprijs betalen en heeft recht op levering. De verkoper moet
leveren en heeft recht op de betaling van de koopprijs. Gewoonlijk ontstaan hier geen

, conflicten, omdat koper en verkoper beseffen dat zij verplichtingen moeten nakomen.
Bijv.: het recht van studenten op studiefinanciering door de overheid.
Bijv.: verkeersregels.
Formeel recht / procesrecht  regels over de wijze van procederen bij de rechter.
Bijv.: de koper heeft wel betaald, maar de verkoper weigert te leveren.
Bijv.: een bankovervaller wordt met buit en al op heterdaad betrapt.
In alle rechtsgebieden wordt onderscheid gemaakt tussen regels van materieel en formeel
recht.
- Strafrecht: materieel strafrecht vs. formeel strafrecht (strafprocesrecht);
- Bestuursrecht: materiaal bestuursrecht vs. bestuursprocesrecht;
- Privaatrecht: materieel privaatrecht vs. formeel privaatrecht (burgerlijk procesrecht);
Privaatrecht = burgerlijk recht = civiel recht.
In alle drie gebieden heeft het procesrecht een eigen structuur, eigen rechters en eigen
regels; er is vaak een zekere hiërarchie (een uitspraak van één rechter is zelden meteen
definitief).
Hoofdstuk 1 – de rechtsgebieden
Staatsrecht:
- Bevat regels die betrekking hebben op:
o De organisatie van de Staat
o De organisatie van de organen van de Staat
o De bevoegdheden van de organen van de Staat
o De verhouding van burgers tot de Staat
o De mogelijkheden die burgers hebben om invloed uit te oefenen op
staatsorganen
- De Grondwet is het wettelijke fundament van het staatsrecht
o Dateert uit 1815
o Voor het laatst ingrijpend gewijzigd in 1983
- Het staatsrecht bestaat uit:
o De Grondwet
o Organieke wetten  wet die uitwerking bevat van bepaling GW
o Regels die in het parlementaire leven zijn ontwikkeld en niet zijn vastgelegd
 M.n. aangaande de verhouding regering-parlement en
kabinetsformatie;
 Gewoonterecht speelt hier een belangrijke rol;
De Grondwet:
H1  grondrechten (bijv.: het gelijkheidsbeginsel) die berusten op het idee dat:
- De mens meer is dan een onderdaan van de staat;
- De mens op essentiële levensgebieden autonoom moet leven;
- Er bescherming moet zijn tegen de inmenging van de staat op irrelevante
levensgebieden;
Drie categorieën grondrechten:
1. Vrijheidsrechten  o.a. vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting, etc.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller renskebrouwer95. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.33. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73918 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.33
  • (0)
  Add to cart