Dit is een samenvatting voor de keuzecursus Jeugdcriminologie. De samenvatting is kort en bondig geschreven. De samenvatting is geschreven door middel van de kennisclips, de werkcolleges en de literatuur. Onderwerpen die samengevat staan zijn criminologische theorieën, adolescentie, psychologie, s...
Week 1
Jeugdcriminaliteit= Delinquent of strafbaar gedrag van jongeren tussen de 12 - 23.
Jeugdcriminaliteit daalt al 10 jaar. 15 op de 1000 minderjarigen registeren verdachte
handelingen.
Mensen denken vaak dat jeugdcriminaliteit al overlast plegen en grenzen verkennen is, wat
niet persé strafbaar is. Dit is niet jeugdcriminaliteit.
Vier typen strafbare feiten=
Geweldsdelicten
Vermogensdelicten
Vernielingen
Overige delicten
Overtredingen= Lichte strafbare feiten zoals zwartrijden en vuurwerk afsteken.
Misdrijven= Zware strafbare feiten zoals diefstal, inbraak, mishandeling en verkrachting.
Wordt op drie manieren onderzoek gedaan naar jeugdcriminaliteit=
CBS= Geeft belangrijke en betrouwbare cijfers over jeugdcriminaliteit. Echter niet alle
gepleegde criminaliteit, en is gekleurd door beleid en prioriteit van politiek.
Zelfrapportage= Goed beeld van meest voorkomende vorm van criminaliteit. Echter
betrouwbaarheid discutabel en daders niet makkelijk te vinden.
Slachtofferenquête= Brengt ontwikkeling in kaart maar niet alle slachtoffers willen
antwoord geven.
Jeugdcriminaliteit daalt bij elke leeftijdsgroep en de meeste bevolkingsgroepen vanaf 2015.
Jeugdcriminaliteit neemt in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht sterker af dan in
de rest van Nederland.
Afname in jeugdcriminaliteit betreft de meeste typen delicten, behalve vermogensdelicten
die hetzelfde blijven en ernstige, voorkomende feiten die klein beetje stijgen.
Het aandeel minderjarigen dat wegens een misdrijf een Halt-afdoeningen krijgt, neemt toe.
Het aandeel minderjarigen dat straf krijgt van OM en rechter neemt af.
Er zijn wel dark numbers dus niet alle cijfers zijn bekend.
Cybercriminaliteit wordt telkens complexer.
Nature= Biologische factoren.
Nurture= Hoe je bent opgevoed.
Cognitief= Het vermogen om kennis op te nemen en verwerken bedoeld, maar ook zaken als
waarnemen, denken, taal, bewustzijn, geheugen, aandacht en concentratie.
Antisociaal gedrag= Al het gedrag dat tegen de sociale norm in gaat, waaronder wetten.
Criminaliteit valt onder antisociaal gedrag, maar niet andersom.
, Week 2
Tweepadenmodel (Moffitt)= 2 typen namelijk,
Vroege kindertijd vertonen van antisociaal gedrag, en geleidelijk aan een chronisch
crimineel levensstijl ontwikkeld (vroege starters).
Het type delinquent die begint in adolescentie, en voor de volwassenheid ermee
ophoudt (late starters).
Dus kinderen die jong beginnen, gaan vaker als ze volwassen zijn ook door. Dus vroeg
ingrijpen waardoor jongeren de criminaliteit uitgaan.
Maturity gap= Het verschil tussen fysiek en maatschappelijk volwassen zijn.
3W= Wonen, werken, wederhelft. Verklaart waarom criminaliteit verminderd naarmate
jeugdcriminelen ouder worden (vanaf 20 jaar minder). Dit komt omdat volwassenen
doorhebben dat ze de 3W’s makkelijker krijgen als ze geen criminaliteit plegen.
Bij invloedsfeer is school indirect verbonden met jongeren. Voornamelijk vrienden die daar
worden gemaakt belangrijk. Invloedsfeer familie bij 12 jarige groot, maar kleiner bij 16
jarige. Daar is de invloedsfeer van vrienden groter.
Theorieën zijn te verbinden aan een bepaald niveau:
Micro: individu (Differentiële associatietheorie)
Meso: gezin, buurt (Subcultuurtheorie, sociale controletheorie)
Macro: wijk, maatschappij (Strain theorie)
Risicofactoren kunnen op vier factoren ingedeeld worden= Intrapersoonlijk, ouders en gezin,
school en vrienden (peers), buurt.
Proximale factoren= Hebben betrekking op de alledaagse interactie tussen ouder en kind.
Ouderlijke steun, kwestie van hechting. Ouderlijke steun is vaak afwezig bij
jeugdcriminaliteit.
Controle, disciplinering en straf. Kan ook averechts werken als het te streng of heftig
is.
Distale gezinsfactoren= De kenmerken van de opvoeder. Sommige van deze kenmerken
zitten in de persoonlijkheid van ouder, dat de opvoeding beïnvloed.
Psychopathologie
Persoonlijkheid
Competentie/zelfvertrouwen
Cognities= Wat je zelf hebt meegemaakt in jou jeugd gebruik je wel voor opvoeding,
maar sommige dingen ook niet.
Contextuele factoren=
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SanderIVK. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.87. You're not tied to anything after your purchase.