Bijzondere strafmaxima = per delict heeft de wetgever opgesteld hoeveel straf maximaal mag
worden gegeven.
Je kan iets strafbaar stellen, maar je moet ook bedenken hoe je het gaat handhaven.
Op veel manieren kan worden gehandhaafd, ook in een wat meer proactieve manier.
Bronnen van strafrecht
Verlichting - Beccaria
- Rechtszekerheid door middel van geschreven wetgeving;
- Wetgeving dus de belangrijkste rechtsbron en kennisbron.
1886: Wetboek van Strafrecht.
1926: Wetboek van Strafvordering.
Jurisprudentie - rechterlijke uitspraken, uitleg van de wet en de ‘leer’ die daaruit naar voren komt.
Ongeschreven rechtsbeginselen - o.a.:
- Beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit;
- Beginselen van een goede procesorde;
- Gelijkheidsbeginsel.
Materieel - formeel strafrecht
Formeel en materieel strafrecht lijken gescheiden vakgebieden, maar ze zijn onderling sterk
verbonden. Die verbinding is een rode draad in dit vak.
Materieel strafrecht (strafrecht) = regelt wie, voor welk gedrag en onder welke omstandigheden,
strafbaar is en welke sanctie kan volgen.
- Normstelling: strafbaar feit is schending van materiële norm.
Formeel strafrecht (strafprocesrecht) = regelt de opsporing, vervolging en berechting.
Juridisch mogelijk maken en tegelijkertijd normeren van de strafrechtspleging door de overheid.
Oftewel: het wettigt (ingrijpend) optreden van de overheid jegens de burger - instrumentaliteit - en
beperkt tegelijkertijd dat optreden - rechtsbescherming.
Onderzoeken of een strafbaar feit heeft plaatsgevonden: opsporingsbevoegdheden toegekend
aan ambtenaren en in mindere mate ook aan burgers.
- Formeel strafrecht heeft een schakelfunctie tussen kort gezegd ‘een strafbaar feit en de
op te leggen sanctie’;
- Strafbaar feit met bijbehorende sanctiebepaling is ook van invloed op formeelrechtelijke
beslissingen;
- Sanctierecht (voorwaarden w.o. de sanctie mag worden opgelegd en ter uitvoer gelegd)
zowel in het WbSr als Wbsv.
Wetboek van Strafvordering: zes boeken in de chronologie van het strafproces. Thans is een
grootscheeps moderniseringsproces gaande.
Wetboek van Strafrecht:
- Boek I: algemene leerstukken;
- Boek II: misdrijven;
- Boek III: overtredingen
- Art. 91: boek I is ook van toepassing op bij andere wetten of verordeningen strafbaar
gestelde feiten.
Commuun strafrecht - bijzonder strafrecht
Commuun: strikt genomen het geheel van strafbare feiten zoals omschreven in boeken 2 + 3
Wbsr.
- Alleen materieel strafrecht.
Bijzonder: bijzondere strafwetten zoals Opiumwet, WVW en WED. Alles wat niet in het Wetboek
van Strafrecht is neergelegd.
Let op: genormeerd door boek I WbSr! En ze behelzen zowel materieel als formeel strafrecht!
Bijvoorbeeld:
1
, - Art. 8 WVW: verbod rijden onder invloed;
- Art. 163 VWV: bevel tot meewerken aan een onderzoek na handeling in strijd met art. 8.
Stafrechtelijk beleid
College van procureurs-generaal: kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven voor
uitoefening taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie (OM) art. 130 lid 6 RO.
- Art. 167 Sv (Opportuniteitsbeginsel): vervolging door het OM.
Uit uitvloeisel van dit beleid heeft het OM richtlijnen en aanwijzingen gemaakt.
Invloed internationaal recht - EVRM
1948: Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (AV van de VN) Nav WO2. Doel:
opname van mensenrechten ter voorkoming van nieuwe schendingen door overheden.
1949: Raad van Europa toepassing en handhaving van die mensenrechten verzekeren.
1950: Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele
Vrijheden (EVRM) behelst mensenrechten. Zelden absolute werking; dan is belangenafweging
nodig of de inbreuk gerechtvaardigd was.
- EVRM heeft interne, directe werking voor NL: Art. 94 Gw: ieder verbindende bepalingen
zijn van toepassing.
1959: Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) opgericht ter handhaving van de
mensenrechten. Beoordeelt altijd n.a.v. een (individuele) concrete klacht of het EVRM is
geschonden door een lidstaat (art. 33 en 34 EVRM).
Invloed EVRM: Van belang voor het Nederlandse straf- en strafprocesrecht zijn oa:
- Art. 3 EVRM, verbod van foltering;
- Art. 5 EVRM, recht op vrijheid en veiligheid;
- Art. 6 EVRM, recht op een eerlijk proces.
Dit botst wel eens met het Nederlandse recht.
Invloed supranationaal recht - EU
1993: Verdrag van Maastricht omvorming EG tot EU. Werking met 3 pijlers, met als ‘derde
pijler’ sindsdien de mogelijkheid van justitiële en politiële samenwerking. Beperkt tot vrij verkeer
personen en goederen. Primair Unie-recht via VwEU (werkingsverdrag).
1999: Verdrag van Amsterdam geleidelijk toewerken naar ‘ruimte van vrijheid, veiligheid en
rechtvaardigheid’. In de ‘derde pijler’ werd het aannemen van minimumvoorschriften tzv materieel
strafrecht mogelijk, doch beperkt tot georganiseerde misdaad, terrorisme en illegale drugshandel.
1999: Europese Top beginsel wederzijdse erkenning is hoeksteen van justitiële samenwerking
in strafzaken.
2002: Europees aanhoudingsbevel (dus geen verzoek).
2008: Wederzijdse erkenning van vrijheidsbenemende sancties, alternatieve sancties en
proeftijdbeslissingen.
2009: Verdrag van Lissabon pijlerstructuur losgelaten. Mogelijk om invloed uit te oefenen op
de nationale strafrechtspleging in brede zin, bij gekwalificeerde meerderheid waarbij ook
Europees parlement betrokken is.
Ook secundair Unie-recht: verordeningen (directe werking) en richtlijnen (binden vwb het te
bereiken doel en dan via implementatie doorwerking in nationale wetgeving: harmonisering).
Thans: een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht waarin passende maatregelen worden
genomen ter voorkoming en bestrijding van de criminaliteit.
1. Intensieve samenwerking op basis van wederzijdse erkenning - oa Europees
aanhoudingsbevel en Europol.
2. Harmonisatie van strafprocesrecht - oa Raadsman bij politieverhoor.
3. Harmonisatie van delictsomschrijvingen en sancties - minimumvoorschriften materieel
strafrecht. Mbt delicten die Unie-brede aanpak vragen, oa terrorisme, mensenhandel,
computercriminaliteit, maar ook wezenlijke doelstellingen EU zoals milieubescherming.
LEGALITEITSBEGINSEL
2
,Wetboek van Strafrecht (Sr) art. 1 lid 1 Sr: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een
daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
- Gaat dus ook over welke sancties zijn toegestaan! (want het staat niet in WbSr).
Wettelijke strafbepaling het mag ook door een lagere wetgever zijn vastgesteld.
Voorafgegane verbod van terugwerkende kracht.
Wetboek van Strafvordering (Sv) art. 1 Sv: Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de
wet voorzien.
- Moet dus wel een wettelijke grondslag hebben. Wet = wet in formele zin!
- De overheid mag optreden op de manier waarop het in de wet is neergelegd.
MUILKORF Legaliteit art. 1 Sv = het moet echt gaan om een wet in formele zin.
Het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel verwijst naar het formele wetsbegrip. Strafprocesrecht moet
dus (‘zoveel mogelijk’) bij wet in formele zin worden geregeld.
De hond was te groot om zonder muilkorf rond te mogen lopen. Deze regel zou zijn vastgelegd in
de Gemeentewet. De HR oordeelde dat een regeling inzake de opsporing van strafbare feiten in
een plaatselijke verordening in strijd was met de wet (persoonlijke vrijheid).
Alleen de formele wetgever mag regels van strafprocesrecht opstellen.
Legaliteitsbeginsel - functie en betekenis
Art. 1 Sr ‘uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling’
- Functie: rechtszekerheid!
- Betekenis oa:
o Verbod van terugwerkende kracht.
o ‘Lex certa’-beginsel = een precieze bepaling vereist (bepaaldheidsgebod).
- Verhouding wetgever en rechter?
o Wetgever kan niet in detail elke strafbare gedraging in de wet omschrijven.
Interpretatie door de rechter in het concrete geval gevergd.
o Oa Verbod van analogische interpretatie als grens.
- Strafbaarstelling is taak van wetgever (nieuwe ontwikkelingen, maatschappelijke
opvattingen, verdragen, etc.), niet van rechter.
- Strafrecht heeft te gelden als ultimum remedium.
BELMINUTEN art. 310 Sr = wat is een ‘goed’? Er is interpretatie nodig van een rechter.
Belminuten vertegenwoordigen waarde. De wet en eerdere jurisprudentie bieden als antwoord
voor deze vraag. HR over uitspraak hof: geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en het
oordeel is toereikend gemotiveerd.
De simkaart was van de oude werkgever van de verdachte. Het heeft een economische waarde
en kan weggenomen worden. De HR kan zich vinden in dit oordeel van het hof, maar vernietigt
de uitspraak toch. De verklaring van de verdachte mag niet gebruikt worden voor het bewijs,
omdat de verdachte niet is gewezen op zijn recht een advocaat te raadplegen. Desondanks werd
de verklaring als bewijsmiddel gebruikt. De HR ziet hierin een tegenstrijdigheid.
EXAMEN welke waarde (als al) vertegenwoordigt een examen?
Art. 416 Sr opzetheling: je weet dat het door iemand anders is gestolen. Vertegenwoordigt dit
een economische waarde? Ja, zei het hof. Je kunt het overdragen, het is een goed.
HR: Niet begrijpelijk dat het Hof op de enkele grond dat de gefotografeerde examens ‘in het
maatschappelijk verkeer een zekere economische waarde tot het moment van het examen’
vertegenwoordigen, heeft geoordeeld dat sprake was van goederen in de zin van art. 416 Sr.
!! HR slaat acht op de wetsgeschiedenis in conclusie A-G !!
Dat de eindexamens van diefstal afkomstig waren staat niet ter discussie, maar wat verdachte
wordt verweten is dat hij foto-opnames van deze gestolen eindexamens heeft verspreid. Het gaat
hier niet om gestolen foto’s of gegevensdragers. Om die reden had het hof niet kunnen komen tot
een bewezenverklaring. Deze verdachte wist heel goed dat hij gestolen examens aan het
verspreiden was, maar om het enkele feit dat hij alleen de foto’s ervan heeft verspreid en niet de
3
, daadwerkelijke examens lijkt een vrijspraak in de redenering van de Hoge Raad het gevolg te
zijn.
STRUCTUUR STRAFBAAR FEIT, VERWIJTBAARHEID
We hebben een bepaalde structuur om vast te kunnen stellen dat sprake is van een strafbaar feit.
In de structuur zit onder andere het legaliteitsbeginsel. Legaliteit schuilt in de voorwaarde dat de
‘delictsomschrijving’ in de wet moet zijn opgenomen.
Waarom hebben we een structuur strafbaar feit? niet onterecht strafrechtelijk aansprakelijk te
worden gesteld. Om iemand strafrechtelijk aansprakelijk te stellen, moet in het Nederlands
strafrechtelijk systeem aan alle vier lagen voor strafbaarheid zijn voldaan. = vier-lagen model.
1. Een menselijke gedraging;
2. Die valt onder een wettelijke delictsomschrijving;
3. Die wederrechtelijk is;
4. En die de verdachte verwijtbaar is.
In de ideaaltypische delictsomschrijvingen:
- Zijn de lagen 1 en 2 wettelijke bestanddelen (moeten door de rechter bewezen worden
geacht);
- En zijn de lagen 3 en 4 elementen (wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid worden, indien
de bestanddelen van de delictsomschrijving vervuld zijn, verondersteld aanwezig te zijn).
Er bestaan ook niet-ideaaltypische delictsomschrijvingen:
- Wederrechtelijkheid ‘kruipt naar boven op’ in het vierlagen-model en wordt bestanddeel in
plaats van element. De vraag naar de wederrechtelijkheid gaat onderdeel uitmaken van
de vraag naar het vervullen van de delictsomschrijving.
- Verwijtbaarheid ‘kruipt naar boven op’ in het vierlagen-model en wordt bestanddeel in
plaats van element. Dit betreft dan het opzet en de culpa.
o Indien culpa als bestanddeel, dan kruipt ook de wederrechtelijkheid op naar
boven in het vierlagen-model! Wederrechtelijkheid zit namelijk in culpa besloten!
Besef u dus dat bij culpoze delicten zowel culpa als wederrechtelijkheid een
bestanddeel is.
Andere lastige verschillen tussen de delictstypen
- Gevolgsdelicten (In verhouding tot handelingsdelicten);
- Opzettelijke gevolgsdelicten, bijvoorbeeld doodslag (art. 287 Sr);
- Opzet = bestanddeel: ziet in casu ‘dus’ op de dood van ander;
- Door het gevolg gekwalificeerde delicten, bijvoorbeeld mishandeling de dood ten gevolge
hebbend (art. 300 lid 3 Sr) causaliteit.
Menselijke gedraging
- Door natuurlijke personen (mensen) of rechtspersonen (BV’s, stichtingen) verricht.
- Gedraging, actieve handeling of nalaten. (dus geen gedachten!).
- Komt tot uitdrukking in de tenlastelegging.
Wettelijke delictsomschrijving
Gedragingen zijn pas strafbaar als ze in de strafwet terug te vinden zijn. Bij het maken van de
vertaalslag van een feitelijke gedraging naar een juridische duiding ontkomt men niet aan het
interpreteren van de wet.
Kwalificatie = hoe het in de wet staat. Hoort het erbij? de rechter zal de bewezen verklaarde
feitelijke gedraging uit de tenlastelegging juridisch moeten benoemen art. 350 Sv.
Wederrechtelijkheid = in strijd met de wet.
Er wordt gekeken naar de gedraging en naar het al dan niet gerechtvaardigd zijn van de daad.
Verwijtbaarheid als vierde voorwaarde:
Schuldstrafrecht: verdachte moet verwijt te maken zijn gaat dus om de dader
Betekenis: niemand mag worden gestraft zonder dat hij (een bepaalde mate van) schuld heeft.
Dat hem een verwijt kan worden gemaakt. Verdachte had anders kunnen handelen, maar heeft
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LatishaHC. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.