100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting voor Tentamens 1&2 $8.07   Add to cart

Summary

Samenvatting voor Tentamens 1&2

3 reviews
 27 views  5 purchases
  • Course
  • Institution

Volledige samenvatting/overzicht van de stof die je moet leren voor beide tentamens van dit vak!

Preview 4 out of 46  pages

  • July 6, 2023
  • 46
  • 2022/2023
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: pipleopold • 7 months ago

Translated by Google

Clear!

review-writer-avatar

By: maudvoorhoeve04 • 8 months ago

review-writer-avatar

By: esmeehart2003 • 4 months ago

avatar-seller
SAMENVATTING EVOLUTIE 2

Evolutie 2
1e tentamen

Hc 1 Geografie van evolutie (H18, 19)
Historical en ecological biogeography: Soms hangt de distributie van soorten af van historical events,
soms van de ecologie. Voorbeelden van historical biogeography zijn tektonische plaatbeweging,
extinctie en dispersie. Maar dispersie is twijfelachtig. Migratie (en dispersie) vergroot je range. Als je
gaat kijken naar dispersie is de vraag een beetje waarom verspreiden ze zich? Dispersie door
groeiende populatiegrootte is historisch gerelateerd; door de tijd heen krijgt een soort een grotere
dispersie. Dispersie door uitbreiden van de ecologische niche is ecologisch. Het vergroten van de
range geldt niet voor trekvogels, want die gaan elk jaar heen en weer, dat is al hun range.
Scheepvaart neemt soorten mee naar andere gebieden zonder dat daar verbreding van de
ecologische niche bij komt kijken, dus dat is historisch.

Historische factoren/processen:
- Vicariantie: belemmeringen veroorzaken divergentie, kunnen populaties scheiden ->
geen genenstroom, verdelen van verspreidingsgebieden
- Extinctie: kan leiden tot hiaten in de verspreiding, kan verspreidingsgebieden verkleinen
- Dispersie: kan leiden tot uitbreiding van verspreidingsgebieden
Ecologische factoren/processen:
- Dispersiebeperking: beperkt het verspreidingsgebied (sommige soorten kunnen zich
gemakkelijker verspreiden dan andere)
- Beschikbaarheid van niches: verandert het potentiële verspreidingsgebied (de
mogelijkheid om in een gebied te blijven en zich daar voort te planten)
- Concurrentie-uitsluiting: kan leiden tot afname van het verspreidingsgebied en zelfs
(lokaal) uitsterven
Ecological biogeography:
- Ecologische niche vergroting
- Vrijkomen / verwijderen van niches (door klimaatverandering)
- Dispersal limitation (is niet vicariance, want dispersal limitation hoeft niet te betekenen dat
populaties zijn gescheiden door disjunct distribution) o Mossen verspreiden zich via sporen o
Anderen door gwn te budden, die komen veel minder ver.
- Competitieve exclusie
- Gene flow

,De realized enviromental space zijn de mogelijkheden in de omgeving los van welk organisme daar
leeft. Als deze overlapt met de factoren waaronder een soort kan leven en reproduceren, de
fundamental niche space, dan spreek je van een potentiële niche. Dat is de niche waar de soort zou
kunnen leven in de environmental niche. Predatie en competitie verkleinen dit gebied echter tot de
realized niche, de range waar de soort daadwerkelijk zit in de potentiële niche. Phylogenetic niche

Conservatisme = met een zusterlijn vergelijkbare ecologische eisen hebben als gevolg van overerving
van die eisen van een gemeenschappelijke voorouder.

Het verschil tussen

- Competitive exclusion principle = zelfs als de niche goed is, kan een
andere soort het door competitie alsnog onmogelijk maken om daar te
leven voor een invasieve soort. Exclusion = uitsluiting En
- Competitive displacement = het ontstaan van een nieuwe soort zorgt
voor uitsterven van de eerdere soort door competitie. Displacement = vervanging (A) En
- Incumbent replacement = dat twee soortgelijke soorten naast mekaar hebben geleefd, maar
soort B kon niet de niche van soort A overnemen doordat soort A daar al zat (competitie). Nu dat
soort A is uitgestorven, kan soort B zich gaan diversificeren naar die niche. Dit hoeft niet om een
invasieve soort te gaan. (B)

Wallace's line = in West Indonesië zijn alle soorten verwant aan zuidoost Azië en in Oost Indonesië
zijn alle soorten verwant aan Australië.

Wallace heeft ook biological realms opgezet, gebieden met karakteristieke flora en fauna (fig. 18.2).
Deze karakteristieke flora en fauna komen niet of nauwelijks in andere realms voor en zijn het meest
divers binnen deze realms. Taxa binnen biogeographic realm zijn meer verwant aan mekaar dan
buiten zo’n realm. Dit komt door historical biogeopraphy, want
- alle taxa hebben een origin en zijn rondom hun origin het meest divers
- de scheidingslijnen tussen de realms komen overeen met tektonische platen

,- Darwin had hier nog een toevoeging op: Similar habitats and climates occur in both the Old and
the New World, yet the organisms inhabiting them are unrelated. Verschil in soorten hangt dus
niet alleen af van omgevingsfactoren (plaattektoniek speelt dus ook mee). Deze barrières zijn in
de oceanen veel moeilijker te definiëren, dus dat doen we niet. De grenzen van de biogeographic
realms zijn niet blijvend, want dispersie, originatie en extinctie van taxa verandert met de tijd. De
scheidingslijnen tussen de realms verschillen daarnaast ook een beetje voor planten en dieren.
Dierensoortensamenstelling zal niet snel veranderen als de tropen ophouden bij Mexico, maar
plantsoortensamenstelling verandert wel sterk.

Disjunct distribution = Dat dieren verdeeld zijn over de aarde met her en der onderbrekingen in hun
verdeling. Sommige soorten komen bijv. in West Europa en Oost Azië voor maar niet daar tussenin

Vicariance = het proces van scheiden van populaties door barrières in geografie, klimaat of habitat.
Dit kan leiden tot disjunct distributions. In ijstijden kan dispersie ervoor zorgen dat soorten
aangepast op kou naar gebieden trekken die meer rond de evenaar liggen. Wanneer de kou
terugtrekt, vindt extinctie plaats van soorten die te dicht bij de evenaar zitten. Alleen soorten die in
bergketens voorkomen zitten nog in hun koude klimaat, maar staan door ecologische factoren niet
meer in contact met andere populaties (vicariance).

Evolutionaire synthese = combi van ideeën van Darwin en andere wetenschappers. Darwin
observeerde dat
1. Ondanks dat dezelfde habitats en klimaten in de oude en nieuwe wereld voorkomen, zijn de
organismen in de oude en nieuwe wereld die ze bewonen niet verwant.
2. Geografische barrières spelen een grote rol in de verschillen tussen soorten uit twee
soortgelijke gebieden
3. Soorten uit het zelfde gebied of continent zijn verwant, al variëren ze wel onderling.
Hieruit concludeerde Darwin: God kan niet de distributie van soorten hebben bepaald als een soort
1) een plaats van origine heeft, 2) een bredere distributie krijgt door dispersie en 3) zich modificeert
en andere soorten voortbrengt in de verschillende regio's waar de soort zich naar verspreid.

Verder zei Darwin dat eilandsoorten goed zijn in ver reizen, zoals vleermuizen. Yet, species who are
not capable of such travel can flourish in Islands when they are introduced there. En soorten die op
eilanden voorkomen zijn verwant aan het vasteland, dus ze moeten daar wel vandaan zijn gekomen.

Dispersie kan plaatsvinden doordat stukken vegetatie (met grond) afbreken van het mainland en dan
met de zee naar andere plaatsen migreren. Dat kan helemaal naar de andere kant van de oceaan.

Op de eilanden van Hawaii zouden de meest basale soorten voor moeten komen in het oudste eiland
en de jongere lineages op de jongere eilanden, mits de soorten naar andere eilanden kunnen
migreren, geen dispersie vertonen van jongere naar oudere eilanden en geen extincite plaatsvindt.

Taxa zijn over het algemeen het meest divers op hun plaats van origine. Toch zijn er uitzonderingen.
In zuid Amerika kunnen soorten zich via waterroutes sneller verspreiden dan in Afrika, wat veel
droger is. Daarom kunnen soorten wel ontstaan in Afrika, maar breder verspreid of divers zijn in
Amerika nadat ze daar naartoe zijn gemigreerd.

Phylogeography = onderzoek naar de processen die de oorzaak zijn voor de geografische distributie
van genen. Hiermee kun je bijvoorbeeld kijken naar hoe Europeanen vanuit Afrika zijn getrokken.
Hoe verder verwijderd je bent, hoe minder verwant je bent aan de voorouderlijke populatie maar
hoe meer verwant je bent aan je eigen groep.

, 𝑑𝑁
N = number of taxa (soorten). S = speciation rate. E = extinction rate. =(𝑆−𝐸)𝑁=𝐷𝑁 =
𝑑𝑡 verandering in aantal
soorten per tijdsinterval. D = diversification rate = de gemiddelde snelheid in toe of afname in
diversiteit per taxon. Als D constant is, neemt het aantal soorten exponentieel toe of af. Het kan zo
zijn dat extinctie en originatie afnemen terwijl diversiteit toeneemt, doordat je op het verkeerde
taxa niveau kijkt. Soorten kunnen nog wel origineren, maar voordat hele clades uitsterven, moeten
alle soorten binnen die clade dood zijn. Volatility = correlatie S en E = vluchtigheid van taxa




Dit zijn 3 hypotheses voor het verschil in latitudinal species gradient.
A. het ene gebied heeft een andere carrying capacity
B. Diversification rate hypothesis = in de tropen ontstaan meer soorten en sterven er minder
uit dan op andere plekken
C. Tijd- en gebiedshypothese = de meeste lineages hebben in de tropen langer soorten
geaccumuleerd dan in extratropische milieus door speciatie en zijn niet uitgestorven. Het
gaat naar het zelfde punt toe, ze komen op het zelfde maximum uit. Er is geen ander
evenwicht, geen verschil in carrying capacity bij c.

Massa-uitstervingen waren selectief: sommige taxa hadden een grotere kans op overleving dan
anderen. 5 grootste massa extincties:
1. Aan het eind van het ordovicium
2. Late devonian
3. Permian/Triassic boundary door vulkaanuitbarstingen in siberië.
4. Eind triassic
5. Cretaceous / paleogene boundary: komeet

Van Valen vroeg zich af of oudere soorten beter bestand zijn tegen extinctie dan jongere soorten. Van
Valen heeft echter ontdekt dat extinctionrate relatief constant is. Hierna stelde Van Valen de red
queen hypothese op; elke soort moet zo snel mogelijk evolueren om te overleven. / each species has
to run as fast as possible to stay in the same place, because competitors, predators and parasites
evolve as well. Maar andere studies hebben aangetoond wat Van Valen eerst voorspelde; overleving
neemt wel toe met leeftijd van de soort. Dit impliceert dat soortgelijke veranderingen in de fysieke
omgeving met regelmaat gebeuren. Als je deze vaak genoeg hebt meegemaakt, ben je daar steeds
beter op aangepast.

Ecological opportunity = many open ecological niches.

Key adaptation = karakteristiek voor een soort waarmee de soort de omgeving op een nieuwe manier
kan exploiteren.

Hoe bepaal je welke karaktereigenschap leidde tot de grote diversiteit in een groep? Als de rate of
diversification geassocieerd is met een bepaalde karaktereigenschap die onafhankelijk is ontwikkeld
in meerdere clades. Vervolgens vergelijk je het aantal soorten met deze karaktereigenschap met het
aantal soorten in een zustergroep zonder die karaktereigenschap. Zustertaxa zijn even oud, dus het
verschil in aantal soorten hangt niet af van leeftijd. Maar dit kan schijn zijn. Sometimes higher

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller renslisw. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.07. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.07  5x  sold
  • (3)
  Add to cart