HOOFDSTUK 1: BASISBEGRIPPEN EN CENTRALE THEMA’S VAN HET
GRONDWETTELIJK RECHT
Afdeling 2: De grondwet
I. Functies van de grondwet
A. Democratische organisatie van de overheidsmacht
= positieve functie: de grondwet brengt de overheid tot stand, creëert een regering en legt de
bevoegdheden vd verschillende overheidsorganen vast politieke gemeenschap constitueert zich tot een
rechtsgemeenschap
Grondwet = primaire rechtsbron: ze transformeert feitelijke macht in rechtsmacht
Niet elke staat met een grondwet is een democratische staat, bv Islamitische Republiek Iran
Moderne grondwetsconcept = volkssoevereiniteit: hoogste macht berust niet bij vorst maar bij het volk
B. Beperken van de overheidsmacht
= negatieve functie: het aan banden leggen van het overheidsgezag
Deze grondwetsfunctie is geïnspireerd door John Locke en Charles De Montesquieu
Grondwet moet machtsmisbruik door de overheid en haar organen tegengaan en zo de vrijheid vd burgers
beschermen: twee technieken
1) Machtenscheiding
a. Horizontale machtenscheiding = verschillende taken en bevoegdheden vd overheid horizontaal verdelen
tussen meerdere instellingen van diezelfde overheid: trias politica (WM, UM, RM)
- absolute machtenscheiding = de drie overheidsfuncties kunnen zuiver worden afgebakend en
moeten elk afzonderlijk aan drie volledig onafhankelijke organen worden toebedeeld
- machtsevenwicht = geen scheiding, maar een evenwicht tussen de machten om
machtsconcentratie te voorkomen d.m.v. een systeem waarbij de verschillende machten elkaar
controleren of wederzijds participeren in de uitoefening van elkaars functies (= checks and
balances)
Horizontale machtenscheiding maakt arbeidsverdeling en functionele specialisatie mogelijk, bv bij rechters
b. Verticale machtenscheiding = verschillende taken en bevoegdheden vd overheid verticaal verdelen
tussen verschillende territoriaal omschreven overheden
Gelaagde rechtsorde = het recht dat op ons van toepassing is, kan niet worden herleid tot één overheid of
beslissingsstructuur, we maken deel uit van verschillende overheidsverbanden, bv gemeente, provincie …
- federalisme = spreiding van bevoegdheden tussen verschillende autonome rechtsordes
- decentralisatie = centrale overheid kent bepaalde taken toe aan ondergeschikte besturen
Het is niet zo dat slechts één overheidsverband een grondwet heeft, bv Duitsland heeft grondwetten van de
staten, een federale Grondwet en Europese constitutionele verdragen
1
,Constitutioneel pluralisme = verhouding tussen verschillende grondwetten
Subsidiariteitsbeginsel = hogere overheid moet zich niet inlaten met taken die ook door lagere instanties
kunnen worden afgehandeld
2) Verankering van rechten en vrijheden
Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring en Franse Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger
zijn gebaseerd op Locke
Volgens Locke zijn er drie onvervreemdbare rechten - life, liberty en property – en is het de taak vd
overheid om deze te beschermen
Grondrechten houden in tegenstelling tot de trias politica een inhoudelijke beperking vd overheidsmacht in
C. Overige functies
Streven naar natie- of staatvorming, aangezien een grondwet pas zin heeft als er een overheid (staat) is
waarvan de macht georganiseerd en beperkt dient te worden
Programmatorische functie = naast het organiseren van het overheidsgezag bevatten grondwetten soms
ook doelstellingen die de staat moet nastreven, bv bescherming van het leefmilieu
D. Besluit
Grondwet = maatschappelijk contract: individu staat zijn vrijheid af aan de overheid, die d.m.v. handhaving
van het recht, de orde, vrede en veiligheid moet waarborgen
Thomas Hobbes: de menselijke natuurtoestand is een staat van oorlog van allen tegen allen
“Elke menselijke handeling is gebaseerd op eigenbelang en de mens is voor zijn medemens een wolf”
Om de natuurstaat te ontvluchten, sluit het vrije individu het maatschappelijk contract
II. Grondwet in materiële en formele zin
Materiële zin = alle fundamentele rechtsregels die het overheidsgezag organiseren en beperken
Formele zin = specifieke tekst die in de codex staat
Kenmerken grondwet in formele zin:
- kan slechts op bijzondere wijze gewijzigd worden
- hiërarchisch hoogste norm
Niet alle grondwettelijke regels in materiële zin staan in de formele grondwet
III. Enkele belangrijke classificaties
A. Grondwet en democratievorm
Directe democratie = bevolking maakt zelf de wetten en de burgers nemen rechtstreeks deel aan de
politieke besluitvorming, bv volksvergaderingen in Oude Griekenland of town meetings in VS
Representatieve/indirecte democratie = burgers verkiezen vertegenwoordigers die de politieke beslissingen
nemen, het door de bevolking gekozen parlement representeert de samenleving
2
,Voordelen representatieve democratie:
- praktischer dan directe democratie op grote schaal
- laat professionalisering vd politiek toe
- zorgt ervoor dat burgers zich niet op dagelijkse basis met het bestuur moeten bezighouden
Nadelen representatieve democratie:
- bestuur is in handen van een beperkte groep professionele politici en politieke partijen
- verkiezingen worden herleid tot een selectie vd leiders
- gevolg: betrokkenheid vd gewone burger bij de besluitvorming dreigt beperkt te worden
- oplossing: aanvullen met participatieve en deliberatieve vormen van democratie
Participatieve democratie = burger rechtstreeks betrekken bij het beleid, technieken van directe
democratie, bv referenda of volksraadplegingen
Deliberatieve democratie = democratische legitimiteit vloeit voort uit deliberatie, de uitwisseling van
argumenten tussen geïnformeerde burgers die vrij kunnen oordelen, en niet uit verkiezingen
Nadelen participatieve en deliberatieve democratie:
- soms gebrekkige representativiteit
- elitaire karakter
Meerderheidsdemocratie = iedereen wordt gelijk behandeld dankzij de meerderheidsregel en de vrijheid
van elke burger wordt gegarandeerd dankzij de meerderheidsregel
Wanneer een bijzondere meerderheid (bv 2/3) nodig is, weegt de stem vd minderheid zwaarder door
Consensus- of pacificatiedemocratie = democratische legitimiteit is niet gebaseerd op
meerderheidsbesluitvorming, maar op consensus tussen de verschillende segmenten vd samenleving
(= tegenhanger vd meerderheidsdemocratie, doet afbreuk aan de meerderheidsregel)
B. Grondwet en regeringsvorm
Binnen representatieve democratie is er een onderscheid tussen parlementaire en presidentiële systemen
Parlementair systeem:
- Regering is samengesteld uit of minstens politiek verantwoording verschuldigd aan de meerderheid
in het parlement
- Er is een staatshoofd, maar die functie is eerder ceremonieel, hij is ook onschendbaar en politiek
onverantwoordelijk
- Echte leiding vd regering is in handen vd eerste minister
- Er is een institutionele samenhang tussen UM en WM (parlement en regering): regering wordt
gevormd door het parlement en de ministers kunnen in het parlement ter verantwoording worden
geroepen, ze oefenen gezamenlijk de wetgevende functie uit (er is dus geen strakke scheiding
tussen UM en WM)
- Wanneer de volksvertegenwoordiging (parlement) het vertrouwen in de regering opzegt, dient zij
ontslag te nemen, maar regering heeft macht om parlement voortijdig te ontbinden en nieuwe
verkiezingen uit te schrijven
- Nadeel: parlement en regering worden meestal gedomineerd door dezelfde politieke meerderheid,
waardoor het zwaartepunt bij de UM komt te liggen
3
, Presidentieel systeem:
- Hoofd vd UM (president) wordt rechtstreeks en afzonderlijk verkozen, maakt geen deel uit van het
parlement en is ook geen verantwoording verschuldigd aan het parlement
- President benoemt en ontslaat zelf de leden vd regering (ministers), en deze ministers zijn enkel
verantwoording verschuldigd aan president, niet aan parlement
- Striktere scheiding tussen UM en WM: afzonderlijk verkozen en gescheiden bevoegdheden
- Ook hier bestaat er echter een systeem van checks and balances, bv Amerikaanse president die
veto kan instellen tegen wetsvoorstellen van het Congres, ook al neemt hij zelf niet deel aan
wetgevende functie
- Nadeel: het bestuur dreigt vast te lopen in patstellingen omdat president niet per se beschikt over
een getrouwe meerderheid in het parlement (door afzonderlijke verkiezingen)
In de praktijk worden deze twee modellen gecombineerd
C. Grondwet en staatsvorm
Staatsvorm verwijst naar de wijze waarop de verhoudingen worden geregeld en de bevoegdheden worden
verdeeld tussen de verschillende overheden in de gelaagde rechtsorde
De klassieke staatsvormen zijn slechts theoretische modellen, in de werkelijkheid zijn niet altijd alle
kenmerken aanwezig, en sommige staatsvormen combineren eigenschappen van verschillende modellen
Externe soevereiniteit = niet afhankelijk van andere staten of bovenstatelijke verbanden
Interne soevereiniteit = hoogste gezag binnen een overheidsverband
1) Gecentraliseerde eenheidsstaat
- soevereiniteit ligt onverdeeld bij centrale overheid
- alle overheidsfuncties worden uitgeoefend door instellingen of organen die behoren tot een en
hetzelfde centrale bestuur
- deconcentratie = overdragen van taken vanuit het centrale bestuur naar lagere instanties/ambten
- deze lagere besturen hebben geen rechtspersoonlijkheid en staan onder hiërarchisch toezicht:
centrale overheid kan bevelen geven en zich in de plaats van het ondergeschikte bestuur stellen
(= subsititutiebevoegdheid)
2) Gedecentraliseerde eenheidsstaat
- soevereiniteit ligt onverdeeld bij centrale overheid
- er zijn ondergeschikte besturen die geen onderdeel zijn vd centrale overheid
- deze besturen hebben wel eigen rechtspersoonlijkheid en staan onder administratief/bestuurlijk
toezicht: centrale overheid gaat enkel na of het gedecentraliseerde bestuur handelt in
overeenstemming met hogere normen en algemeen belang
- deze besturen zijn echter niet volledig autonoom: ze blijven aan de wetten vd centrale overheid
onderworpen en hun regels hebben zelf geen kracht van wet
Territoriale decentralisatie = een aantal algemeen omschreven bevoegdheden worden toegekend aan
overheden die voor een bepaald grondgebied bevoegd zijn, bv provincies en gemeenten
Functionele decentralisatie = centrale overheid kent specifieke bevoegdheden toe aan overheidsdiensten
die in een bepaald beleidsdomein over de nodige expertise beschikken
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller G03G. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.41. You're not tied to anything after your purchase.