100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting micro-economie $5.92   Add to cart

Summary

Samenvatting micro-economie

2 reviews
 265 views  12 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Nederlandse samenvatting van het boek Microeconomics with Calculus, Global Edition. Het bevat de hoofdstukken die tevens tentamenstof zijn: hoofdstuk 1 t/m 14, 17, 18 en 19. Figuren uit het boek ter verduidelijking, daarnaast ook verwijzingen naar belangrijke voorbeelden.

Last document update: 7 year ago

Preview 8 out of 134  pages

  • No
  • Hoofdstukken 1 t/m 14, 17, 18 en 19
  • March 20, 2017
  • March 24, 2017
  • 134
  • 2014/2015
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: yitjongchen • 3 year ago

review-writer-avatar

By: lambertttran • 7 year ago

avatar-seller
Hoofdstuk 1 Introduction
Micro-economie is de studie hoe individuen en bedrijven het beste er van af kunnen zijn in
een wereld vol schaarste. De consequenties van die individuele beslissingen voor de markt
en voor de gehele economie worden bekeken. Micro-economie wordt ook wel price theory
genoemd, omdat prijzen zo’n belangrijke rol spelen in de uitkomst van de markten.

1.1 Microeconomics: the allocation of scarce resources
Een samenleving wordt geconfronteerd met 3 kern trade-offs (afwegingen):
1. Welke goederen en diensten worden geproduceerd. Dit hangt af van de beschikbare
productiemiddelen.
2. Hoe te produceren. Vaak wordt tegen de laagste kosten geproduceerd.
3. Wie de goederen en diensten krijgt.

Het kan zijn dat de overheid deze 3 beslissingen maakt, of dat de keuzes een interactie
tussen onafhankelijke afwegingen reflecteren tussen individuele consumenten en bedrijven.

Marktprijzen beïnvloeden deze afwegingen. Daarnaast bepaalt de interactie van de
afwegingen van consumenten en bedrijven de marktprijzen. De hoeveelheid bedrijven en de
informatie dat consumenten hebben spelen een grote rol of de prijs gelijk of hoger is als de
break-even prijs.

1.2 Models
Om te begrijpen hoe individuen en bedrijven hulpmiddelen toewijzen en hoe marktprijzen
worden bepaalt, maakt een econoom gebruik van modellen: een beschrijving van de relatie
tussen 2 variabelen of de verandering van een variabele voorspellen aan de hand van een
verandering in de andere variabele.
Economische modellen zijn een simplificatie van de werkelijkheid. Er worden veel aannames
gemaakt. De belangrijkste aanname is dat individuen hun schare hulpmiddelen zo toewijzen
dat ze er het beste van af komen.

Positive statement: een hypothese die kan worden getest.
Normative statement: een conclusie of iets goed of slecht is, vaak een mening en kan niet
worden getest.

1.3 Uses of micro-economic models
Individuen, bedrijven en overheden gebruiken vaak micro-economische modellen en
voorspellingen om beslissingen te maken.

,Hoofdstuk 2 Supply and Demand
2.1 Demand
Veel economen gebruiken het supply-and-demand model. Hierbij is aanbod gelijk aan de
vraag.
Quantity demanded: is de hoeveelheid dat consumenten willen kopen van een goed
gegeven de prijs en gedurende een bepaalde periode. Waarbij andere factoren constant
worden gehouden:
- Smaak
- Informatie (wanneer bijvoorbeeld goja-bessen goed voor gezondheid blijken te zijn,
zal er meer vraag naar zijn).
- Prijzen van andere goederen (substitutiegoederen ps en complementaire goederen
pc).
- Inkomen Y
- Overheid regels en regulations

Vraagfunctie: Qd = D(p, ps, pc, Y)
De demand curve is downward sloping (afgeleide is negatief) wanneer prijs stijgt zal er
minder vraag zijn.
∆p
Helling=
∆Q

Een verandering in de prijs van het goed zal een verschuiving langs de demand curve te weeg
brengen, een verandering in alle andere factoren zal de demand curve in zijn geheel
verschuiven.

De totale gevraagde hoeveelheid gegeven de prijs, is de som van de gevraagde
hoeveelheden van elke consument bij die prijs:
Q = Q1 + Q2 = D1(p) + D2(p)

2.2 Supply
De aangeboden hoeveelheid is de hoeveelheid eenheiden van een goed dat een bedrijf wil
verkopen, gedurende een bepaalde periode en een gegeven prijs, waarbij andere factoren
constant worden gehouden:
- Productiekosten
- Overheid regels en regulations: zoals belastingen of alcoholverbod onder de 18.

De aanbodfunctie geeft de samenhang tussen de aangeboden hoeveelheid en de prijs weer,
en de andere factoren die invloed hebben op de hoeveelheid eenheden die worden
aangeboden.
Qs = S(p, pi) Waarbij pi de prijzen van belangrijke inputs zijn.

,De aanbodcurve is upward sloping, want de afgeleide is positief en bij een hogere prijs
zullen bedrijven meer willen verkopen/aanbieden.

Een verandering in de prijs van het goed zal een verschuiving langs de aanbod curve te weeg
brengen, een verandering in alle andere factoren zal de demand curve in zijn geheel
verschuiven.

De partiële afgeleide Qp, laat zien met hoeveel eenheden de productie stijgt wanneer de
prijs met $1 stijgt.

De totale aanbodcurve geeft de totale aangeboden hoeveelheid van alle aanbieders van een
product weer tegen elke prijs. Q = Q1 + Q2 = S1(p) + S2(p).

2.3 Market equilibrium
Markevenwicht wanneer Qs = Qd. De markt is in evenwicht wanneer niemand zijn gedrag wil
veranderen. Aanbieder kunnen zo veel verkopen als ze willen en consumenten kunnen zo
veel kopen als ze willen. Bij het marktevenwicht is er een evenwichtsprijs en een
evenwichtshoeveelheid.

Wanneer de markt in disequilibrium is kunnen consumenten of bedrijven niet kopen of
verkopen hoeveel ze zouden willen.
- Bij excess demand is er meer vraag dan aanbod, en is de prijs lager dan de
evenwichtsprijs  Consumenten zullen meer betalen dan de prijs of aanbieders
zullen hun prijzen verhogen om teuleurgestelde consumenten tevreden te stellen.
- Bij excess supply is er meer aanbod dan vraag, en is de prijs hoger dan de
evenwichtsprijs  Bedrijven zullen prijs verlagen om zo toch meer te kunnen
verkopen en bijvoorbeeld opslagkosten te verminderen.
De evenwichtsprijs wordt ook wel de market clearing price genoemd, omdat het alle
gefrustreerde aanbieders en koperns van de markt verwijderd.
De onzichtbare hand van de markt ‘duwt’ de markt naar het evenwicht.

,2.4 Shocking the equilibrium: comparative statics
Comparative statics: de methode die economen gebruiken om te analyseren hoe variabelen
beheerst door consumenten en bedrijven reageren op veranderingen in omgevings/exogene
variabelen, welke zij niet beheersen. Die omgevingsvariabelen omvatten substitutieprijzen,
complementaire prijzen, inkomen en de prijzen van inputs.
 Noteer vraag- en aanbodfuncties als algemene functie van de prijs en de aanbodschok a
(had ook vraagschok kunnen zijn) (daarom alleen expliciet in aanbodfunctie):
Qd= D(p) en Qs = S(p,a)
 Qd = Qs bepaalt evenwichtsprijs als functie van de aanbodschok a:
– p*= p(a) als impliciete uitkomst van D(p) = S(p,a).
– Feitelijk de evenwichtsprijs voor alle mogelijke waarden van a.
– Dan moet ook gelden: D(p(a)) = S(p(a),a).
– Vraag bij evenwichtsprijs die geldt bij a is gelijk aan aanbod bij evenwichtsprijs die
geldt bij a.
 Differentieer de evenwichtsrelatie D(p(a)) = S(p(a),a)
met betrekking tot a (kettingregel!):
𝒅𝑫(𝒑(𝒂) 𝒅𝒑 𝝏𝑺(𝒑(𝒂), 𝒂) 𝒅𝒑 𝝏𝑺(𝒑(𝒂), 𝒂)
= +
𝒅𝒑 𝒅𝒂 𝝏𝒑 𝒅𝒂 𝝏𝒂
– er moet evenwicht blijven  verandering vraag na schok moet gelijk zijn aan
verandering aanbod na schok
 Herschikken (afhankelijkheid van p(a)
niet meegenomen in notatie):
𝝏𝑺
𝒅𝒑 𝝏𝒂
=
𝒅𝒂 𝒅𝑫 − 𝝏𝑺
𝒅𝒑 𝝏𝒑
 ∂S/∂a = negatief  dp/da is positief (wanneer a stijgt, stijgt de evenwichtsprijs).
 ∂S/∂a = positief  dp/da is negatief (wanneer a stijgt, daalt de evenwichtsprijs).
𝒅𝑸 𝒅𝑫 𝒅𝒑
=
𝒅𝒂 𝒅𝒑 𝒅𝒂
De vorm van posities van de vraag en aanbod curven bepalen in weke mate een shock de
evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid beïnvloedt.
Zie solved problem 2.1 blz. 48.

2.5 Elasticities
Price elasticity of demand: de procentuele verandering in gevraagde hoeveelheid Q, als
reactie op een gegeven procentuele verandering in prijs p.
procentuele verandering in gevraagde hoeveelheid ΔQ/Q ∂Q p
ε= = =
procentuele verandering prijs Δp/p ∂p Q

∂Q/∂p is de partiële afgeleide van de vraagfunctie met respect tot p.
Voor een lineaire vraagfunctie Qd = a – bp is de prijselasticiteit van de vraag:

, dQ p p
ε= = -b
dp Q Q
Want de afgeleide van de vraagfunctie is –b. De prijselasticiteit van de vraag is altijd
negatief, dit komt door de Law of Demand.
 ε=0  demand curve perfect inelastisch.
 0 > ε > -1  demand curve inelastisch.
 ε = -1  demand curve unitary elastisch (prijsverandering leidt tot
evenredige verandering in vraag).
 ε < -1  demand curve elastisch
 Wanneer de demand curve verticale prijs as kruist  demand curve perfect elastisch.
Constante prijselasticiteit van de vraag wanneer de helling van de curve niet contant is:
Q = Apε.
ln Q = ln A + ε ln p.

Inkomenselasticiteit van de vraag:
procentuele verandering in gevraagde hoeveelheid ΔQ/Q ∂Q Y
ξ= = =
procentuele verandering inkomen ΔY/Y ∂p Q
ξ = 0  primair goed
ξ > 1  luxe goederen
Kruisprijselasticiteit van de vraag:
procentuele verandering in gevraagde hoeveelheid ΔQ/Q ∂Q p0
= = =
procentuele verandering prijs van een ander goed Δpo /po ∂po Q
= negatief  complementair goed
= positief  substitutie goed
Aanbodelasticiteit:
procentuele verandering in aangeboden hoeveelheid ΔQ/Q ∂Q p
η= = =
procentuele verandering prijs Δp/p ∂p Q
η = 0  aanbod curve is perfect inelastisch.
0 < η < 1  aanbod curve is inelastisch.
η > 1  aanbod curve is elastisch.
η = ∞  aanbod curve is perfect elastisch.

Constante aanbod elasticiteit bij exponentiële functies. Q = Bpη.
ln Q = ln B + η ln p.

Vraagelasticiteiten over de tijd hangen af van:
 Gemak om te substitueren: op de lange termijn kan makkelijker op een
substitutiegoed over worden gegaan.
 Gemak om goederen op te slaan: goederen die gemakkelijk kunnen worden
opgeslagen hebben op de korte termijn een grotere elasticiteit.

,Aanbodelasticiteiten zijn in de lange termijn groter dan in de korte termijn. Het is op lange
termijn namelijk makkelijker om een machine aan te schaffen.
Zie solved problem 2.2, 2.3 en 2.4 op blz. 53, 57 en 59

2.6 Effects of a sales tax
Hoeveel van een belasting wordt doorgegeven aan consumenten hangt af van de
elasticiteiten van aanbod en vraag.
De sales belasting wordt door economen ad valorem belasting genoemd. Voor elke dollar
dat een consument betaalt, houdt de overheid een fractie a.
Bij specific of unit belasting wordt een deel τ ingehouden op elke eenheid van de output.

Wanneer consumenten p betalen, ontvangen aanbieders p – τ.
D(p) = S(p – τ)
D(p(τ)) = S(p(τ) – τ)
Differentiëren met respect tot τ
𝒅𝑫 𝒅𝒑 𝒅𝑺 𝒅(𝒑(𝝉) − 𝝉) 𝒅𝑺 𝒅𝒑
∙ = ( )= ( − 𝟏)
𝒅𝒑 𝒅𝝉 𝒅𝒑 𝒅𝝉 𝒅𝒑 𝒅𝝉
Herschrijven:
𝒅𝑺
𝒅𝒑 𝒅𝒑
=
𝒅𝝉 𝒅𝑺 𝒅𝑫

𝒅𝒑 𝒅𝒑
Alles keer (P/Q) aan rechterkant om het in elasticiteiten uit te drukken 
𝒅𝑺 𝑷
𝒅𝒑 ∙ 𝜼
𝒅𝒑 𝑸
= =
𝒅𝝉 𝒅𝑺 𝑷 𝒅𝑫 𝑷 𝜼 ∙ 𝜺
∙ − ∙
𝒅𝒑 𝑸 𝒅𝒑 𝑸
Het deel van belasting dat consumenten betalen: dp/dτ (incidence of a tax on consumers).
Het deel van belasting dat producenten betalen: 1 - dp/dτ.
Zie solved problem 2.5 op blz. 64.

2.7 Quantity supplied need not equal quantity demanded
Price ceiling: prijs vastgesteld door de overheid, waarboven niet legaal handel kan worden
verdreven. Heeft alleen zin wanneer het onder de evenwichtsprijs wordt vastgesteld.
Beschermt consumenten. Vaak gepaard met een tekort of overvraag.
Price floor: prijs vastgesteld door de overheid, waaronder niet legaal handel kan worden
verdreven. Heeft alleen zin wanneer het boven de evenwichtsprijs wordt vastgesteld.
Beschermt producten. Vaak gepaard met een overschot of overaanbod.
Bijvoorbeeld het minimumloon zorgt voor een overaanbod van werknemers, waardoor er
werkloosheid optreedt.
Dus wanneer de overheid ingrijpt, kan het gebeuren dat de markt niet meer in evenwicht is.

,2.8 When to use the supply-and-demand model
Alleen te gebruiken in een markt van volledige mededinging (perfectly competitive market),
met de volgende kenmerken:
 Veel kleine aanbieders en kopers.
 Alle aanbieders produceren indentieke goederen, homogeen product.
 Alle marktdeelnemers beschikken over volledige informatie over prijzen en
productkenmerken.
 Transactiekosten zijn verwaarloosbaar.
 Aanbieders kunnen gemakkelijk de markt in en uittreden.



Hoofdstuk 3 Consumer Theory
Het model van consumentengedrag is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
 De individuele smaak en voorkeur bepaalt de hoeveelheid plezier die mensen
ontlenen aan de goederen en diensten die zij consumeren.
 Consumenten hebben beperkingen/limieten met betrekking tot hun keuzes.
 Consumenten maximaliseren hun genot/plezier wat zij krijgen van consumptie onder
voorbehoud van de beperkingen.

3.1 Preferences
Om te voorspellen hoe consumenten reageren op veranderingen in beperkingen, moeten
economen een theorie gebruiken over individuele voorkeuren. Een manier om de
voorkeuren van een consument samen te vatten, is het gebruik van een indifference map.
Dit bestaat uit een complete set van indifference curven dat de smaak van een consument
samenvat. Op een indifference curve liggen alle goederenbundels die een consument een
bepaald niveau van utility geven, deze goederenbundels zijn allemaal even gewenst.
Economen nemen aan dat de voorkeuren van consumenten 3 eigenschappen hebben:

Completeness: wanneer een consument een keuze moet maken tussen 2 goederen
in bundels, kan de consument deze zo rangschikken dat een van de volgende relaties
opgaat: a ≥ b, b ≥ a of a ~ b. De consument geeft meer de voorkeur aan a dan aan b,
de consument geeft de voorkeur meer aan b dan aan a, de voorkeuren voor a en b
zijn gelijk.
 Transitivity: de rangordes die consumenten maken zijn logisch consistent.
Dus als a ≥ b and b ≥ c, dan a ≥ c.
 More-is-better: meer van een goed is altijd beter, ceteris paribus.
- Dit gaat op voor de meeste mensen.
- Als de consument vrij kunnen beschikken over overtollige goederen, kan de
consument niet slechter af zijn met extra producten.

Als completeness en transitivity opgaan, dan wordt de voorkeursrelatie rationeel genoemd.
Dat wil zeggen dat de consument een weloverwogen voorkeur heeft tussen twee
alternatieven.

, Gegeven deze assumpties, hebben indifference curves de volgende eigenschappen:
1. Bundels op IC’s die verder van de oorsprong liggen worden geprefereerd boven
bundels op IC’s die dichter bij de oorsprong liggen.
Want more-is-better!
2. Elke bundel ligt op een IC.
Completeness: de consument kan elke bundel met een andere bundel vergelijken en
elke bundel op dezelfde IC levert hetzelfde nut op.
3. IC’s kunnen elkaar niet snijden.
Als bundels zouden snijden, dan ligt het punt in het snijpunt op beide curves en
zouden punt A en B hetzelfde nut opleveren, terwijl punt B hoger ligt en dus een
hoger nut zou moeten opleveren, more-is-better.
4. IC’s zijn dalend.
Wanneer deze stijgen zouden zijn, zo het nut bij hogere punten op de curve alleen
maar toenemen, terwijl het nut op dezelfde IC gelijk moet zijn.
5. IC’s kunnen niet dik zijn.
Anders is dit in strijd met het more-is-better principe. Op dezelfde curve moet het
nut in elke bundel namelijk gelijk zijn.




Waarom lopen ze convex?
- Overal heeft de curve hetzelfde nut. Als je van een iets minder gaat consumeren,
moet je meer van het andere consumeren om op hetzelfde nut uit te komen (uitruil).
Als deze uitruil niet constant is, dan is het een kromme.
- Het nut wordt gevormd door de consumptie van beide goederen (bundel van
goederen). Als je van de ene minder hebt, kun je dit compenseren door van de
andere meer te gebruiken.

3.2 Utility
Utility: numerieke waarde die de relatieve rangorde reflecteren van verschillende goederen
bundels. Het is een ordinale meetwaarde: het vertelt ons de relatieve rangorde van 2
goederenbundels, maar het vertelt ons niet, met hoeveel de ene goederenbundel meer van
waarde is dan de andere goederenbundel. Een kardinale meetwaarde zou dit wel vertellen:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rpeeters. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.92. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.92  12x  sold
  • (2)
  Add to cart