Het gaat over abstracte zaken: NV/BV/stichtingen/verenigingen/coöperaties/verenigingen. Het betreft
een belastingopbrengst van +/- 12 miljard (relatief kleine belasting).
Van wie wordt de vennootschapsbelasting geheven?
De vennootschapsbelasting is een heffing van lichamen.
o Artikel 2 en 3 Wet Vpb 1969 (binnen- en buitenlandse lichamen)
o NV, BV, stichting, vereniging en overheidslichamen.
In beginsel worden alle inkomsten (ondernemings- en beleggingsinkomsten) in de heffing
betrokken (=hoofdregel).
Uitzondering voor beperkt belastingplichtige lichamen: indien belastingplichtig indien en
voorzover zij ondernemingsinkomsten generen (vb. stichtingen, verenigingen en
publiekrechtelijke rechtspersonen).
Conclusie: diversiteit aan lichamen en inkomsten worden in de heffing betrokken (enorme
variëteit aan belastingsubjecten; betreft zowel grote multinationals als kleine bv’s) dat leidt
tot spanningen in het fiscale systemen:
o Heffing DGA versus heffing van een multinational -> worden op dezelfde manier
behandeld, terwijl het niet echt vergelijkbare grootheden zijn.
o Heffing IB ondernemer (winst uit onderneming) versus heffing van een DGA (winst is
eerst belast bij vpb en dan nog AB-heffing) -> ondernemers in de IB hebben recht op
allerlei ondernemingsfaciliteiten, een DGA heeft dit niet.
o Heffing beleggingsinkomen in de BV versus heffing beleggingsinkomen in box 3
(privésfeer) -> bij een onderneming worden alle inkomsten (zowel van beleggingen) als
winst belast. Dit leidt tot een andere belasting.
Uitgangspunt: alle inkomsten zijn winst.
Bij een belegging in een NV kun je je beroepen op een vrijstelling. Dan is die NV vrijgesteld van belasting
(geen VPB), maar de aandeelhouder krijgt dan te maken met een forfaitair rendement. Bij uitkering betaal
je dan 25% IB, de forfaitaire heffing kun je dan verrekenen.
Spanningen belastingplichtige gaan opzoek naar een positie die de minste belastingdruk oplevert
taks planning (je wilt zo min mogelijk belasting betalen).
Waarom heffen we VPB?
1. Neutraliteitsbeginsel: zodra we een nv/bv niet in de heffing betrekken, dan zullen alle
ondernemers vluchten naar de nv/bv.
2. Globaal evenwicht: de DGA op dezelfde manier (per saldo) belasten als de IB-ondernemer. Er zijn
verschillen: IB-ondernemer heeft faciliteiten, DGA heeft te maken met de gebruikelijk-
loonregeling, DGA die normaal in de IB belast zou zijn tegen 52% en nu slecht tegen 25% & bij
uitkering winst ook 25%.
1
, DGA IB ondernemer
Vpb 25% + tariefopstapje 20% over 200.000. Toptarief IB
AB heffing 25%
MKB-winstvrijstelling 14% /
zelfstandigenaftrek
Effectief tarief 40% of 43,75% Effectief tarief max. 44,72%
Gebruikelijk loon belast tegen max. 52% Dotatie aan de FOR / meewerkaftrek
Pensioen in eigen beheer
Terbeschikkingsregeling Vermogensetikettering
3. Budgettaire opbrengst: er moet geld in het laadje komen.
Enkele kanttekeningen bij het juridisch uitgangpunt (vennootschapsbelasting wordt juridisch geheven van
NV, BV’s, stichtingen en verenigen):
Onderscheid belastingplichtige in juridische zin en economisch
Vennootschapsbelasting wordt afgewenteld naar aandeelhouders, werknemers,
afnemers, leveranciers, kredietverschaffers. De belasting drukt op het inkomen van de
aandeelhouders. Door het betalen van vennootschapsbelasting blijft er minder over voor
de dividenduitkering.
Uiteindelijk wordt de belasting betaald door particulieren.
Relatief tussen heffing op niveau vennootschap en aandeelhouder is cruciaal. Een
aanzienlijk deel van de vennootschapsbelasting wordt afgewenteld op dan wel de
werknemers dan wel de consument (hangt af van de machtigste partij).
Rechtsgrondslag van de vpb is omstreden. We weten eigenlijk niet zo goed waarom er
vennootschapsbelasting geheven moet worden. Inkomstenbelasting is belasting naar
draagkracht, maar heeft een onderneming draagkracht (los van de aandeelhouders)?
Belastingplichtige entiteiten.
Wie is belastingplichtig?
Art 1 wet VPB 1969: VPB wordt geheven van de lichamen als bedoeld in art. 2 en 3 wet VPB.
o Geen duidelijke definitie van het begrip lichaam; je kunt zeggen dat er onderscheid is
tussen lichamen en transparante entiteiten.
o Limitatieve opsomming van binnenlands en buitenlands belastingplichtigen voor de wet
VPB in art. 2 en 3 Wet Vpb 1969.
De wetgever heeft gekozen voor een limitatieve opsomming van de te belaste entiteiten en niet voor een
algemene omschrijving van het begrip lichaam met bijvoorbeeld een opsommingcriteria van het begrip
lichaam. Wat het begrip lichaam inhoudt wordt daardoor vooral ontwikkeld in de jurisprudentie. Het
begrip ‘lichaam’ is niet alleen relevant voor belastingplicht maar ook voor de toepassing van andere regels
bv. lenen van een verbonden lichaam
Vraag is er alleen sprake van een lichaam als de entiteit belast is of kan zijn? Of is een lichaam elke
entiteit? Voorbeeld een stichting: alleen belastingplicht indien deze een onderneming drijft. Een
commanditaire vennootschap: die is in beginsel transparant maar onder voorwaarden belastingplichtig. Is
een besloten CV dan een lichaam?
Verbonden lichaam – art. 10a lid 4 wet VPB 1969.
Het hele systeem van de VPB en IB draait om het vraagstuk van transparantie. De VPB heeft als
uitgangspunt dat de belasting wordt geheven van de entiteit zelf. Als je een BV hebt dan wordt de VPB
geheven van de BV zelf en niet van de aandeelhouders.
2
,Soms worden juridische entiteiten niet zelf belast, maar de achterliggende participanten
(aandeelhouders/vennoten). Bijv. bij een VOF. Het zijn de vennoten zelf die belastingplichtig zijn. Dit is
een groot verschil met de BTW, daar kan de VOF zelf wel belastingplichtig zijn.
De entiteit kan fiscaal transparant zijn: de winst van het bedrijf wordt toegerekend aan de
achterliggende participanten en op dit niveau wordt geheven.
Hoofdregel VPB: entiteit zelf belast.
Reikwijdte van de belastingplicht.
Binnenlands belastingplichtige (art. 2)
- Belastingplichtig voor de wereldwinst (waar die ook genoten is). Alle typen inkomen worden
in beginsel in de heffing betrokken (art. 5 kent een ondernemingsfictie).
- Onbeperkte versus beperkte belastingplicht (ondernemingsfictie van art. 2 lid 5 Wet Vpb en
art. 2 lid 1e, Wet Vpb)
o Onbeperkt belastingplichtig: zowel voor ondernemingswinst, als voor de inkomsten
uit vermogen (art. 2 lid 5 VPB 1969 = ondernemingsfictie). BV/NV wordt geacht met
het gehele vermogen een onderneming te drijven.
o Beperkt belastingplichtig: indien en voor zover er een onderneming gedreven wordt
9art. 2 lid 1 onderdeel e wet VPB 1969).
Buitenlands belastingplichtigen (art. 3)
- Zijn beperkt belastingplichtig.
- Zijn alleen belastingplichtig zover er Nederlandse bronnen zijn (artikel 17 en 17a Wet Vpb
1969).
Vergelijking binnen- en buitenlandse belastingplichtigen.
De BV in NL is belast voor de inkomsten in NL met zijn
Nederlandse activiteiten, maar ook zijn inkomsten die ze
behaald met zijn fabriek in Duitsland behoren tot de winst.
Uitgangspunt = alle winst is belast (wereldwinst). Art. 15e VPB
1969 bevat echter de objectvrijstelling voor de winst die
toerekenbaar is aan een vaste inrichting of een vaste
vertegenwoordiger. Ook zal op grond van een belastingverdrag
het heffingsrecht van Nederland beperkt zijn, omdat de heffing
toekomt aan het land waar de onderneming gelegen is. In beginsel behoren deze tot de winst, echter
door deze vrijstelling worden ze vrijgesteld.
GHMB: alleen belastingplichtig voor de ondernemingsactiviteiten in NL (in NL gelegen bronnen).
Wanneer ben je binnenlands belastingplichtig en wanneer buitenlandsbelastingplichtig?
2 bepalingen zijn van belang:
Uitgangspunt = vestiging in Nederland (art. 2 wet VPB 1969).
- Art. 4a AWR: lichaam is gevestigd daar waar de feitelijke leiding zit. Waar zijn de
bestuursactiviteiten, waar zitten de CEO/CFO, waar worden de dagelijkse beslissingen
genomen.
- Naar Nederland recht opgerichte vennootschappen worden geacht in Nederland gevestigd te
zijn (art. 2 lid 4, wet VPB 1969) = vestigingsfictie/nationaliteitsfictie. Maakt niet uit waar de
vennootschap uiteindelijk gevestigd is.
o Volgens art. 1 lid 3 DB
o Voordeel: voor verdragstoepassing is inwonerschap in Nederland gegeven indien
vennootschap is opgericht naar Nederlands recht. Wanneer het opgericht is naar
Nederlands recht wordt je gezien als een inwoner. Dit etekent dan ook dat het
toegang heeft tot de Nederlandse belastingverdragen.
3
, o In beginsel werkt de fictie door de hele wet VPB (BNB 1988/331 fiscale eenheid over
de grens). In de wet is een beperking opgenomen.
o Vestigingsplaats kan worden beïnvloed door de Tie-breaker-rule art. 4 OECD-model
verdrag.
Waarom is de vestigingsplaats van belang?
1. Omvang van de belastingplicht.
2. Verdragsbescherming.
Tie-breaker-rule: als 2 landen vinden dat de entiteit in het land gevestigd is, dan wordt er bij
belastingverdragen voorrang gegeven aan de feitelijke leiding (bestuur, gebouw, etc.).
Aanknopingspunten heffingsrecht.
Plaats van vestiging van de vennootschap (gebruikt NL vooral).
Nationaliteit (oprichtingsfictie: naar welk recht is het opgericht).
Bron.
Oorsprong.
Voorbeelden vestigingsplaats.
Nederlandse BV die feitelijk wordt gemanaged in Panama. Wanneer die opgericht is naar Nederlands
recht dan is de BV hoofdelijk belastingplichtig in NL. Panama kan echter kiezen voor het systeem van
feitelijke leiding -> dubbele belastingheffing. Dit hangt af van het verdrag.
NL BV die feitelijke gevestigd wordt in Duitsland -> dubbele belastingheffing. NL op grond van zijn
oprichtingsfictie en in Duitsland op grond van de feitelijke leiding. Dubbele vestigingsplaats. Dit wordt
opgelost in belastingverdragen. In het belastingverdrag Duitsland-NL is een tie-breaker opgenomen. Art. 4
bepaald dat de feitelijke leiding doorslaggevend is. In dit voorbeeld mag Duitsland dus belasting heffen.
Binnenlandse belastingplichtigen art. 2 Wet Vpb 1969: de wetgever heeft er voor gekozen om een
limitatieve opsomming op te nemen voor de entiteiten die belastingplichtig zijn:
NV, BV, open commanditaire vennootschap en andere vennootschappen welker kapitaal geheel
of ten dele in aandelen is verdeeld (zoals de Duitse GmbH).
Coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag.
Onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen welke op onderlinge grondslag als
verzekeraar of bank optreden.
Verenigingen en stichtingen: toegelaten instellingen in de zin van de woningwet.
Hiervoor niet genoemde verenigingen en stichtingen alsmede andere dan publiekrechtelijke
rechtspersonen – indien en voorzover ze een onderneming drijven.
Fondsen voor gemene rekening.
Ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen.
Een open commanditaire vennootschap is civiel juridisch een CV – een vennootschap met beherende
vennootschapen (deze hebben bestuur over de vennootschap en zijn aansprakelijk) en aantal
commanditaire vennoten (die geld hebben ingelegd, zijn nergens aansprakelijk voor).
4
, Open commanditaire vennootschap.
Open CV: indien buiten vererving of legaat geen toestemming van alle vennoten is vereist voor
de toetreding of vervanging van de commanditaire vennoten (art. 2 lid 3, onderdeel c AWR).
Wanneer iedereen toestemming moet geven is er sprake van een gesloten CV. Wanneer dus
niet iedereen toestemming hoeft te geven is er sprake van een gesloten CV.
Commanditair vennoot = niet aansprakelijk.
Beherend vennoot = wel aansprakelijk.
De commanditaire vennootschap is fiscaal transparant dwz inkomen en vermogen wordt
rechtstreeks toegerekend aan de vennoten (BNB 1982/268)
De open CV is fiscaal niet transparant voorzover de winst toekomt aan de commanditaire
vennoten. De beherend vennoot wordt zelf belast in de IB als winst uit onderneming (art. 9 lid 1
onderdeel e wet VPB 1969). Voor zover de winst toekomt aan de beherend vennoten blijft het
fiscaal transparant).
Ogv. 2 lid 5 Wet Vpb 1969 onbeperkt belastingplichtig
Fiscale transparantie is geregeld in art. 9, lid 1 e , Wet Vpb 1969 (aftrek van winst die
toekomt aan de beherende vennoten) en jurisprudentie.
Deelname in een open CV is een aandeel (art. 2 lid 3 onderdeel f AWR).
Deelnemer in een open CV kan dus een aanmerkelijk belang hebben (geen afzonderlijke
gelijkstelling in de IB)
Art. 1 lid 1 Wet DB open CV is inhoudingsplichtig voor de DB
Besluit 15 december 2015, toestemming hoeft niet actief te worden gegeven
Stapelstructuren Besluit 15 december 2015, nr. BLKB2015/1209M, V-N 2016/2.3
Een van de voordelen aan een CV is dat ze geen jaarrekening hoeven te publiceren. Op het moment dat jij
commanditaire vennoot bent in een open CV, dan wordt dit fiscaal gezien als een aandeel (art. 2 lid 3
onderdeel f wet AWR).
Een besloten CV of Fonds voor gemene rekening zijn niet onderworpen aan de vpb. Deze zijn fiscaal
transparant.
Fonds voor gemene rekening.
= een contractuele afspraak.
Wij gaan samen beleggen we sluiten een contract In dat contract spreken we af dat gezamenlijk geld
inbrengen en gezamenlijk voor rekening en risico gaan beleggen. Er is vaak een bewaarder (stichting,
eigenaar van de beleggingen, houdt de aandelen, juridisch eigenaar), het economisch eigendom wordt
ingebracht in het fonds.
Uitgangspunt = als deelgerechtigde ben je aansprakelijk voor de verbintenissen van het fonds voor
gemene rekening.
Deelgerechtigde: als je geld inbrengt.
Open fonds voor gemene rekening is onbeperkt belastingplichtig (art. 2 lid 3, 2e volzin Wet Vpb 1969)
Fictief een onderneming
Definitie open fonds voor gemene rekening: een fonds ter verkrijging van voordelen voor de
deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden van gelden,
mits de deelgerechtigdheid in het fonds blijkt uit verhandelbare bewijzen.
o Verhandelbaarheid 3e volzin: indien voor de vervreemding niet de toestemming van alle
deelgerechtigden is vereist, tenzij uitsluitend vervreemding aan het fonds of aan bloed-
en aanverwanten in de rechte linie .
o Open fonds voor gemene rekening is meestal een beleggingsfonds en heeft daardoor
toegang tot art. 6a en 28 Wet Vpb 1969
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jde95. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.