Whalker Wheel
Variabel = dimensie attribuut=eigenschap
Variabel 1 : Environment = omgeving
Controle; we bouwen dijken zodat we overstromingen voorkomen
Harmony; we zien het wel, aanpassen aan de situatie -> samenhang
Constaint ; iets boven natuurlijks, dwang. Het lot, geluk en kansen/veranderingen.
Variabel 2 : Time = tijd
Single focus ; focussen op 1 ding / taak
Multifocus ; multitasken, meerdere dingen tegelijk doen. Niet alleen deadlines en deals maken, maar
ook het investeren in relaties.
Fixed ; alles stipt op tijd ->
Fluid ; veel te laat -> Suriname
Past ; vroeger, gehecht zijn aan het voortzetten van tradities. En bv nog steeds de tafel dekken voor
je overleden oma/moeder
Present ; leven in het nu. Korte termijn oriëntatie gericht op het snel slagen / resultaat bereiken
Future ; leven in de toekomst, iets doen in korte termijn, voor resultaten voor een lang termijn
Variabel 3 : Action = actie
Being ; relatie is belangrijker dan het werk, er zijn, enjoy the moment. Experience/ervaring.
Doing ; taak is belangrijker dan relatie, iets doen, schema’s, deadlines en plannen. Taakgericht.
Variabel 4 : communication
Formeel: zakelijk, serieus, U aanspreken, bv bruiloft in Japan
Informeel: lachen, vrolijk, plezier, bv bruiloft hippies, altijd tijd voor een feestje, jij aanspreken
High context: wordt gekeken naar de situatie/omgeving. Je snapt goed hoe er gecommuniceerd
wordt. Aan de lichaamshouding en gezichtsuitdrukking kun je zien wat die persoon bedoelt. Non
verbaal
Low context: je vraagt het gewoon in woorden. BV: ben je boos? Het wordt uitgelegd in woorden, er
wordt niet gekeken naar de situatie/omgeving. Verbaal -> NL.
Indirect: je zegt niet wat je denkt, maar draait er omheen
Direct: je zegt wat je vindt/denkt. NL
Expressive: emotionele en persoonlijke communicatie stijl, hoge mate van subjectiviteit (mening).
Gericht op relatie
Instrumental: onpersoonlijke en emotieloze communicatie, hoge mate van objectiviteit (feitelijk)
Gericht op prestatie/ taak
Variabel 5 : space = ruimte
Private: Je wilt meer ruimte om je comfortabel te voelen. BV op het strand of in de bus ver van elkaar
vandaan gaan zitten. NL.
Public: de ruimte is van iedereen, klein maakt niet uit. Iedereen zit dicht bij elkaar. INDIA
Variabel 6 : Power- distance = macht
Equality ; gelijkheid. In NL, een student met een bijbaan kan makkelijk terecht/ in contact komen met
de baas, werkend in bv een restaurant of supermarkt. Maar ook docenten kunnen bij de baas en/of
raad van bestuur terecht.
Hierarchy; als er een sterk verschil is tussen de machtsposities, hier wordt vaak het hoogste persoon
ook niet bij naam genoemd. = België
Variabel = dimensie attribuut=eigenschap
Variabel 1 : Environment = omgeving
Controle; we bouwen dijken zodat we overstromingen voorkomen
Harmony; we zien het wel, aanpassen aan de situatie -> samenhang
Constaint ; iets boven natuurlijks, dwang. Het lot, geluk en kansen/veranderingen.
Variabel 2 : Time = tijd
Single focus ; focussen op 1 ding / taak
Multifocus ; multitasken, meerdere dingen tegelijk doen. Niet alleen deadlines en deals maken, maar
ook het investeren in relaties.
Fixed ; alles stipt op tijd ->
Fluid ; veel te laat -> Suriname
Past ; vroeger, gehecht zijn aan het voortzetten van tradities. En bv nog steeds de tafel dekken voor
je overleden oma/moeder
Present ; leven in het nu. Korte termijn oriëntatie gericht op het snel slagen / resultaat bereiken
Future ; leven in de toekomst, iets doen in korte termijn, voor resultaten voor een lang termijn
Variabel 3 : Action = actie
Being ; relatie is belangrijker dan het werk, er zijn, enjoy the moment. Experience/ervaring.
Doing ; taak is belangrijker dan relatie, iets doen, schema’s, deadlines en plannen. Taakgericht.
Variabel 4 : communication
Formeel: zakelijk, serieus, U aanspreken, bv bruiloft in Japan
Informeel: lachen, vrolijk, plezier, bv bruiloft hippies, altijd tijd voor een feestje, jij aanspreken
High context: wordt gekeken naar de situatie/omgeving. Je snapt goed hoe er gecommuniceerd
wordt. Aan de lichaamshouding en gezichtsuitdrukking kun je zien wat die persoon bedoelt. Non
verbaal
Low context: je vraagt het gewoon in woorden. BV: ben je boos? Het wordt uitgelegd in woorden, er
wordt niet gekeken naar de situatie/omgeving. Verbaal -> NL.
Indirect: je zegt niet wat je denkt, maar draait er omheen
Direct: je zegt wat je vindt/denkt. NL
Expressive: emotionele en persoonlijke communicatie stijl, hoge mate van subjectiviteit (mening).
Gericht op relatie
Instrumental: onpersoonlijke en emotieloze communicatie, hoge mate van objectiviteit (feitelijk)
Gericht op prestatie/ taak
Variabel 5 : space = ruimte
Private: Je wilt meer ruimte om je comfortabel te voelen. BV op het strand of in de bus ver van elkaar
vandaan gaan zitten. NL.
Public: de ruimte is van iedereen, klein maakt niet uit. Iedereen zit dicht bij elkaar. INDIA
Variabel 6 : Power- distance = macht
Equality ; gelijkheid. In NL, een student met een bijbaan kan makkelijk terecht/ in contact komen met
de baas, werkend in bv een restaurant of supermarkt. Maar ook docenten kunnen bij de baas en/of
raad van bestuur terecht.
Hierarchy; als er een sterk verschil is tussen de machtsposities, hier wordt vaak het hoogste persoon
ook niet bij naam genoemd. = België