Door deze samenvatting te leren heb ik in mijn eerste jaar van de opleiding toegepaste psychologie een 9,1 gehaald. Alle leeruitkomsten staan beschreven.
Mens & Sociale cognities
Lesweek 1:
1.De student kan beschrijven wat sociale psychologie inhoudt en wat de rol van sociaal afstemmen is voor
mensen.
2.De student kan de sociale vergelijkingstheorie van Festinger (1954) beschrijven.
3.De student kan het verschil tussen het privézelfbewustzijn en publiekszelfbewustzijn herkennen in een korte
casus.
4. De student kan uitleggen wat zelfkennis en zelfbewustzijn is en hoe dit met elkaar samenhangt.
5. De student kan uitleggen wat de functie is van het hebben van een zelfbewustzijn en wat het effect is van
een verhoogd zelfbewustzijn.
6. De student kan verschillende manieren benoemen en uitleggen hoe we aan kennis over onszelf komen.
7.De student kan beschrijven hoe zelfkennis georganiseerd is.
8. De student kan uitleggen welke vormen van zelfwaardering er zijn en deze herkennen in een casus.
9. De student kan de vier zelfevaluatiemotieven uitleggen en herkennen in een korte casus.
Sociale psychologie: de wetenschappelijke studie van de manier waarop de gedachten, gevoelens en
gedragingen van mensen worden beïnvloed door de werkelijke of voorgestelde aanwezigheid van
andere mensen.
- wetenschappelijke studie: wetenschappelijk en systematisch onderzoek door vooraf te bepalen
wanneer je stopt met observeren en objectief te observeren.
- gedachten, gevoelens en gedragingen: Sociaal psychologen zijn niet alleen geïnteresseerd in het
waarneembare gedrag van mensen, maar ook in de onzichtbare processen: het voelen en denken.
Het achterliggende idee is dat gedachten en gevoelens waarneembaar gedrag beïnvloeden. Er zijn
ook gedragingen die automatisch tot stand komen, zonder dat gedachten of gevoelens een
mediërende rol lijken te spelen, ook die onbewuste gevallen zijn interessant voor sociaal
psychologen.
Kuddedieren: mensen zijn kuddedieren en hebben een ‘Need to belong’: het belangrijk vinden om
een goede groepslid te zijn, en erbij te horen. Onze keuze voor kleding en muziek, onze meningen en
oordelen, wat we eten en drinken, onze lichaamshouding en mimiek: alles wordt beïnvloedt door
anderen in onze omgeving.
Automatische imitatie: onbewust stemmen mensen hun gedrag, gedachten en gevoelens
voortdurend op elkaar af. Ze nemen bijvoorbeeld ongemerkt elkaars bewegingen, tempo,
lichaamshouding en gezichtsuitdrukkingen (mimiek) over. Er is dan sprake van het kameleon-effect.
Kameleon-effect: het overnemen van bewegingen van anderen. Dit effect is vooral sterk wanneer
mensen bij de groep horen of als ze elkaar graag mogen. Spiegelneuronen: hersencellen die de
activiteiten en ervaringen van anderen weerspiegelen in ons brein. Het meest besmettelijke gedrag is
krabben.
Functies van sociale imitatie: imitatie vormt de basis van empathie, gevolg is dat de ander je ook
,aardiger vindt en dat jullie beiden het gevoel hebben dat de interactie soepeler verloopt.
Functie: het spiegelen van anderen schept een heel directe band en helpt om het gedrag van
anderen razendsnel intuïtief te begrijpen.
Emotionele besmetting: mensen nemen automatisch de gevoelens van anderen over.
Sociale vergelijkingstheorie van Festinger (1954): mensen willen hun eigen meningen en
bekwaamheden evalueren. De behoefte aan accurate informatie kan volgens de theorie worden
bevredigd door zelfkennis te toetsen aan een objectieve standaard, maar dat is niet altijd mogelijk.
Wanneer zelfevaluatie aan de hand van objectieve standaarden niet mogelijk/wenselijk is, doe je
volgens de theorie aan zelfevaluatie door je met anderen te vergelijken. Volgens Festinger vergelijk je
jezelf het liefst met iemand die op je lijkt.
Zelfkennis: ideeën en gevoelens van mensen over zichzelf. We hebben allerlei ideeën over onze
eigenschappen, de oorzaken van ons gedrag, hoe we bij anderen overkomen en hoe onze toekomst
eruitziet.
- Het vermogen om expliciete zelfkennis op te bouwen verondersteld dat je een zekere mate van
zelfbewustzijn hebt: het kunnen vormen van een beeld over jezelf, het zelfbewustzijn gaat omhoog
wanneer mensen nadenken, gefilmd worden of in de spiegel kijken. Een teken van een verhoogd
zelfbewustzijn is dat mensen hun gedrag meer toetsen aan hun normen/waarden.
Publiek zelfbewustzijn: je bekijkt jezelf door de ogen van een denkbeeldig publiek.
Privé zelfbewustzijn: de aandacht is gericht op de binnenkant, wat je zelf ergens van vindt.
Vlekkentest: onderzoekers zijn er d.m.v. de vlekkentest in geslaagd aan te kunnen tonen dat
zelfbewustzijn ook voorkomt bij dieren/ kinderen vanaf twee jaar. Bij de vlekkentest brachten de
onderzoekers stiekem bij dieren/kinderen die hun eigen spiegelbeeld vaker hebben gezien een vlek
aan in het gezicht. Vervolgens werd er geobserveerd hoe er door de dieren/kinderen gereageerd
werd op deze verandering in hun spiegelbeeld, reageerden ze verbaasd -> bezit van enige vorm van
zelfbewustzijn doordat ze beseffen dat er iets veranderd is.
- Zelfreflectie: het met een beschouwende houding naar jezelf kijken, accepterend en zonder jezelf te
veroordelen; dus een onbevangen houding, geïnteresseerd en nieuwsgierig, alsof het om iemand
anders gaat. Een bijzondere vorm van zelfreflectie: mindfulness: daarbij neem je een open,
receptieve houding aan waarbij je met je aandacht in het hier-en-nu bent door je gedachten te
richten op wat je waarneemt of op je eigen lichamelijke processen/gedachten.
Bronnen van zelfkennis (manieren om tot zelfkennis te komen):
- Introspectie: naar binnen kijken, kanttekening: het feit dat we zoveel informatie onbewust
verwerken betekent dat onze mogelijkheden tot introspectie veel beperkter zijn dan we zelf vaak
aannemen. Daardoor vergissen we ons weleens als we denken te weten waarom we de dingen doen
die we doen. Het is cognitief efficiënt dat we allerlei dingen onbewust doen. Volgens Wilson heeft
dat te maken met ons adaptieve onbewuste: het werk van het onbewuste is nuttig. We kennen het
resultaat van het proces, maar niet het proces zelf, dat is namelijk onbewust verlopen.
- Zelfwaarneming: een manier om tot zelfkennis te komen is het observeren van je eigen gedrag. Je
moet opletten op wat je doet en niet op wat je denkt dat de bedoeling was.
Zelfperceptietheorie/zelfwaarnemingstheorie van Bem (1972): theorie die stelt dat mensen zichzelf
leren kennen door op een objectiverende manier naar hun eigen gedrag te kijken en daaruit hun
eigenschappen af te leiden. Deze theorie stelt dat mensen zelfperceptie alleen gebruiken bij gedrag
dat ze vrijwillig vertonen. Wie door omstandigheden gestuurd wordt tot bepaald gedrag maar dat
niet beseft, kan denken dat het gedrag eigen drijfveren weerspiegelt.
Organisatie van zelfkennis:
- Zelfschema: kennis over het zelf in de vorm van een abstracte eigenschap en enkele meer concrete
, attributen en voorbeelden daarvan. Mensen vormen alleen zelfschema’s over eigenschappen die
belangrijk zijn voor hen (zie p.73).
- Zelfcomplexiteit. Het geheel van zelfschema’s wordt ook wel het zelfconcept genoemd. De manier
waarop zelfschema’s in het zelfconcept georganiseerd zijn is afhankelijk van iemands zelf-
complexiteit. Iemand met een hoge zelfcomplexiteit heeft veel zelf-schema’s, die onafhankelijk zijn
van elkaar. Een hoge zelfcomplexiteit beschermd tegen stress als gevolg van negatieve ervaringen,
omdat je ervaringen binnen één domein gemakkelijker kan afschermen van andere domeinen. Bij
iemand met een eenvoudig zelfconcept zal de negatieve ervaring zich uitbreiden over andere
domeinen, waardoor die persoon zich eerder een totale mislukkeling voelt.
Zelfwaardering: De manier waarop je over jezelf denkt, ben je wel/niet tevreden over jezelf.
- Expliciete zelfwaardering: wat je meet wanneer je mensen vraagt hoe ze over zichzelf denken.
- Impliciete zelfwaardering: gaat over aspecten die niet tot uiting komen als je mensen vragen stelt,
maar die aan het licht komen in zogenaamde indirecte metingen of lichaamstaal.
Een hoge expliciete zelfwaardering gecombineerd met een lage impliciete zelfwaardering betekent
dat iemand onzeker is van binnen maar naar buiten toe het eigen zelfvertrouwen opklopt.
Een stabiele (expliciete) zelfwaardering fluctueert weinig: als je nu meet hoe iemand op dit moment
over zichzelf denkt en je doet dat een paar weken later weer, zie je weinig schommelingen. Bij een
instabiele zelfwaardering zijn er wel schommelingen.
Contingentie van zelfwaardering: de mate waarin zelfwaardering afhangt van het bereiken van een
bepaalde standaard in bijvoorbeeld:
- Prestaties en succes;
- Sociale goedkeuring en erbij horen;
- Uiterlijk;
- Innerlijke standaard.
Zelfevaluatiemotieven: bij het vergaren en verwerken van informatie over onszelf spelen vier
motieven een rol.
1. Het zelfverheffingsmotief: de neiging om jezelf rooskleurig te bekijken is een uiting van dit motief.
- mensen onthouden vooral positieve dingen over zichzelf; negatieve informatie wordt vergeten.
- mensen kijken neer op groepen waar ze zelf niet bij horen en verkiezen hun eigen groep.
- wanneer mensen hun eigen kwaliteiten/vaardigheden beoordelen gaan ze uit van piekmomenten
waarop ze op hun best waren.
- mensen vinden dat positieve informatie meer over hen zegt dat negatieve informatie.
- spirituele superioriteit: men voelt zich verheven boven anderen door verworven spirituele
inzichten.
- bij het zelfverheffingsmotief is er sprake van impliciete zelfverheffing: het kost geen cognitieve
capaciteit en gaat dus onbewust.
2. Het consistentiemotief: mensen streven niet alleen naar een positief zelfbeeld, ze willen ook een
samenhangend en stabiel zelfbeeld. Ze hebben dus graag dat nieuwe informatie bevestigd wat ze al
menen te weten over zichzelf.
- mensen interpreteren feedback van anderen bij voorkeur zodanig dat hun bestaande zelfbeeld
wordt bevestigd.
- mensen trekken zich terug uit relaties waarin de partner hen niet ziet zoals ze zichzelf zien.
- van mensen die ons zien zoals we onszelf zien, vinden we dat ze veel mensenkennis hebben.
3. Het accuraatheidsmotief: mensen geven de voorkeur aan ware informatie, maar hebben niet altijd
een helder inzicht in wat hen beweegt.
4. Het zelfverbeteringsmotief: de wens jezelf te ontwikkelen en te verbeteren. Men zoekt contact
met mensen die beter af zijn, om zichzelf te kunnen verbeteren/ontwikkelen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lidewijvleeuwen123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.29. You're not tied to anything after your purchase.