Samenvatting tentamen mens en gezondheid. Fontys TP
4 views 0 purchase
Course
Psychopathologie
Institution
Fontys Hogeschool (Fontys)
Book
Psychiatrie, een inleiding
Door deze samenvatting te leren heb ik in mijn eerste jaar van de opleiding toegepaste psychologie een 8,0 gehaald. Alle leeruitkomsten staan beschreven.
Gezondheid:
Leerdoelen:
Onderzoek van Blaxter -> er zijn verschillende dimensies over - De student kan een
gezondheid: definitie van gezondheid
- Gezondheid als niet ziek zijn (Ik heb geen symptomen dus ik geven aan de hand van de
ben gezond) dimensies van Blaxter.
- Gezondheid als bezit (snel herstellen, goed imuunsysteem) - De student kan een
- Gezondheid als gedrag (leefstijl, daarom ben je gezond) definitie van gezondheid
- Gezondheid als lichamelijke fitheid en vitaliteit (mannen: fit geven aan de hand van het
voelen, vrouwen: energiek) model van Huber.
- Gezondheid als psychosociaal welzijn (gezondheid in - De student kan de
mentaal opzicht)
- Gezondheid als functie (het vermogen om taken te verrichten, zonder belemmeringen)
Model van Huber: Gezondheid bevat 6 pijlers die alle 6 even belangrijk zijn.
BioPsychoSociaal model: het biopsychosociaal model is een uibreiding van een medisch model over
het menselijk functioneren, waarin niet alleen aandacht is voor biomedische aspecten, maar ook
voor psychologische en sociale factoren die mede bepalend zijn voor ziekte en genezingsproces.
Het biopsychosociaal model is aansluitend bij de definitie van gezondheid die door de
wereldgezondheidsorganisatie in 1948 is opgesteld: ‘Gezondheid is een toestand van volledig
lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen de afwezigheid van een ziekte of invaliditeit’
Biomedische model: het gangbare model in de medische wetenschap. Hierin wordt ziekte
gereduceerd tot een probleem in biologische processen. In het biomedische model heeft de arts
de taak om de verstoorde processen terug te brengen tot hun oorspronkelijke evenwicht.
Gezondheidsgedrag: gedrag, ongeacht de gezondheidstoestand waarin men zich bevindt, dat is
bedoeld om de gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden, bijvoorbeeld
het eten van gezonde voeding.
, - Gedragsmatige pathogenen: gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid.
- Gedragsmatige immunogenen: gedrag dat de gezondheid bevorderd.
Gezondheidsvaardigheden:
1. Informatieve gezondheidsvaardigheid: het kunnen begrijpen van de informatie.
2. Interactieve gezondheidsvaardigheid: het vermogen om informatie te verkrijgen en deze toe
te passen op eigen situatie.
3. Kritische gezondheidsvaardigheid: het vermogen om informatie kritisch te analyseren en te
gebruiken om meer greep op het eigen leven te krijgen.
Therapietrouw: alle handelingen vanaf het verkrijgen van het recept, het afhalen van de
geneesmiddelen tot aan het innemen ervan op de juiste wijze. Therapietrouw omvat ook alle
zelfstandig uitgevoerde therapeutische gedragingen zoals revalidatieoefeningen in
overeenstemming met medische adviezen.
Compliantie: de patiënt volgt de aanwijzingen van de arts op.
Adherentie: iemand houdt zich aan de adviezen omtrent medicatie in een meer gelijkwaardige
relatie tussen arts en patiënt.
Concordantie: een gezamenlijk bereikte overeenkomst tussen arts en patiënt omtrent de juiste
behandeling, nadat de patiënt volledig is geïnformeerd omtrent de voor- en nadelen van deze
specifieke behandeling.
Uiteenlopende redenen voor therapietrouw/ - ontrouw:
- Patientgerelateerde factoren: bijvoorbeeld cultuur, leeftijd, persoonlijkheid, houding
tegenover ziekte en geneesmiddelen, etc.
- Aandoeningsgerelateerde factoren: bijvoorbeeld type symptoom, vermeende ernst, aan- of
afwezigheid van pijn.
- Behandelingsgerelateerde factoren: bijvoorbeeld het aantal, type, tijdstip, frequentie en de
duur van de dosering geneesmiddelen of de aanwezigheid van bijwerkingen.
- Sociaaleconomische factoren: opleidingsniveau, kosten van behandeling, sociaal isolement.
- Systeemgerelateerde factoren: communicatie met arts, aanwezigheid van traditionele
aannamen en systemen omtrent genezing.
Invloeden op gezondheidsgedrag:
- Distaal: verder weg gelegen -> SES, etniciteit, geslacht en persoonlijkheidskenmerken.
- Proximaal: Dichtbij -> specifieke opvattingen, overtuigingen en attitudes.
Moderatorvariabelen: verklaren de omstandigheden waaronder een relatie tussen twee andere
variabelen kan bestaan. Bijv. de relatie tussen overtuigingen en gedrag kan verschillen,
afhankelijk van geslacht of gezondheidstoestand.
Twee belangrijke modellen mb.t. gezondheidsgedrag:
1. Driefactormodel van Eysenck:
- Extraversie (open) vs introversie (gesloten)
- Neuroticisme (angstig/zorgelijke aard) vs emotionele stabiliteit (ontspannen, tevreden)
- Psychoticisme (egocentrisch, agressief, antisociaal) vs zelfbeheersing (vriendelijk)
2. Health locus of control: perceptie dat iemands gezondheid afhangt van een van de volgende
factoren:
-> Intern: het individu is de belangrijkste determinant voor de gezondheidstoestand.
, -> Extern: de gezondheid hangt aan externe factoren zoals noodlot of toeval
-> Gezaghebbende anderen: gezondheid wordt bepaald door gezaghebbende anderen zoals
artsen en gezondheidsvoorlichters.
Vermeende gedragsmatige controle: iemands geloof in persoonlijke controle over een bepaalde
specifieke handeling of gedrag.
Zelfeffectiviteit: het geloof in het eigen vermogen tot bepaald gedrag.
Resultaatverwachting: het resultaat dat wordt verwacht als gevolg van bepaald gedrag.
Zelfbeschikkingstheorie: de mate waarin gedrag vanuit het zelf gemotiveerd is en door de
kernbehoeften autonomie, competentie en psychologische verwantschap wordt beïnvloedt.
Zelfregulatie: het proces waarbij mensen hun gedrag, gedachten en emoties registreren en
bijsturen om een zeker evenwicht of een gevoel van normaal functioneren te behouden.
Descriptieve normen: datgene wat we doen
Injunctieve normen: normen die beschrijven wat we gedaan zouden moeten hebben.
Attitudes bestaan uit:
- Cognities: opvattingen over het object van de attitude
- Emoties: gevoelens jegens het object van de attitude
- Gedragingen: handelingen ten opzichte van het object van de attitude.
Ambivalentie de gelijktijdige aanwezigheid van positieve en negatieve beoordelingen van een
attitudeobject, die zowel cognitief als emotioneel kunnen zijn.
Impliciete attitude: attitudes die onbedoeld worden geactiveerd in reactie op de feitelijke of
symbolische aanwezigheid van een attitudeobject (stimulus) en waarvoor daarom geen
cognitieve inspanning nodig is zoals bij expliciete attitudes.
Sociale wenselijkheidbias: de neiging om vragen over zichzelf of het eigen gedrag te
beantwoorden op een wijze waarvan wordt gedacht dat die waarschijnlijk sociale goedkeuring
ondervindt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lidewijvleeuwen123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.82. You're not tied to anything after your purchase.