Dit document bevat informatie vanuit meerdere bronnen. Via het mbo heb ik de stroming 'pabo' gekozen, waardoor ik les kreeg in de vakken waar ik de toelatingstoetsen voor moest maken. De informatie in deze samenvatting komt onder andere daarvandaan. Daarnaast heb ik veel filmpjes gekeken, websites ...
Kaarten
+ Kaarten kunnen heel erg manipuleren zijn. Dit kunnen ze doen met legenda en percentages.
+ De lijnen, oppervlakte en bevolking klopt nooit allemaal helemaal op kaarten. Op de ene kaart
kloppen de lijnen, maar de bevolkingsgrote niet en op de andere klopt de vorm, maar de grootte
niet.
+ Op de meeste kaarten ligt het centrum in het midden.
Arm en rijk
Welvaart en het bruto nationaal product
Welvaart is een situatie waarin de mensen in ruime mate in hun behoeften kunnen voorzien. Een
welvarend land is een rijk land. Het tegenovergestelde van rijkdom is armoede. Om te meten of een
land rijk of arm is gebruiken we het Bruto Nationaal Product (BNP). Dat zouden we kunnen meten in
euro’s of andere geldsoorten, maar de internationale afspraak is dat het BNP gemeten wordt in
dollars. Het Bruto Nationaal Product is de totale geldwaarde van alle goederen en diensten die door
een land in een jaar worden geproduceerd. Als je het BNP deelt door het aantal inwoners krijg je het
BNP per hoofd van de bevolking.
Big Mac Index
We kunnen alle landen van de wereld vergelijken door het BNP per hoofd van de bevolking uit te
rekenen. Maar dan is die vergelijking niet altijd eerlijk. Veel belangrijker is de koopkracht: hoeveel
kun je voor je geld kopen. Daarvoor is de Big Mac Index bedacht, op basis van een product dat overal
in de wereld exact hetzelfde is.
Lorenzcurve
De verschillen in welvaart tussen landen in Europa zijn groot. Gemiddeld zijn de mensen in Nederland
welvarender dan de mensen in Albanië. Maar dat betekent niet dat iedereen in Nederland even
welvarend is. De verschillen binnen een land kunnen heel groot zijn. De verschillen in een land kun je
duidelijk maken met de Lorenzcurve. Max Lorenz bedacht de curve in 1905, hij was toen nog een
student economie.
Als in een land iedereen evenveel zou verdienen, zou de Lorenzcurve in een rechte lijn van linksonder
naar rechtsboven lopen: 25% van de mensen verdient 25% van het inkomen, 50% van de mensen
verdient 50% van het inkomen, etc. In werkelijkheid zijn er altijd inkomensverschillen
Ontwikkelingslanden
In een ontwikkelingsland zijn de levensomstandigheden voor een groot deel van de bevolking slecht:
veel mensen kunnen niet of nauwelijks in hun behoeften voorzien. Voorheen waren
ontwikkelingslanden vaak koloniën van de rijke gebieden in West-Europa.
,Centrum en periferie
De relatie tussen een dominant kerngebied en andere gebieden noem je ook wel een centrum-
periferie-relatie. Hierbij is het dominante gebied het centrum en vormen de andere gebieden de
periferie.
Op landelijk niveau duid je de relatie tussen stad en platteland aan als een centrum-periferie-relatie.
De stad is hier het centrum en het platteland de periferie.
Op mondiaal niveau duid je de relatie tussen rijke, ontwikkelde gebieden en armere
ontwikkelingslanden aan als een centrum-periferie-relatie. Het centrum zijn de rijke, meest
ontwikkelde landen van de wereld: zij domineren de wereldhandel. De arme landen zitten in de
periferie. Deze mondiale centrum-periferie relatie ontstond in de koloniale tijd. Rijke landen haalden
de grondstoffen voor hun producten uit de gekoloniseerde landen en verdienden hieraan. Na het
koloniale tijdperk bleef deze rolverdeling in stand.
Lange tijd heeft het rijke westen economische gezien een dominante positie gehad ten opzichte van
de rest van de wereld. Pas sinds enkele jaren spelen ook enkele landen in Azië en Zuid-Amerika een
belangrijke rol in de wereldeconomie. Deze landen leverden van oudsher grondstoffen en/of arbeid
aan rijke landen en zijn in de afgelopen 50 jaar meer industriële producten gaan ontwikkelen en
exporteren. Hierdoor hebben ze een betere positie gekregen in de wereldhandel. Deze landen
vormen op dit moment de semi-periferie.
Inkomen per hoofd van de bevolking
Een van de kenmerken van ontwikkelingslanden is een laag gemiddeld inkomen per inwoner.
De Wereldbank hanteert als armoedegrens een inkomen van ongeveer 1 euro per dag.
Het inkomen per hoofd van de bevolking wordt vaak als maatstaf voor welvaart gezien. Maar er
kleven ook enkele bezwaren aan deze maatstaf:
Je houdt geen rekening met het welzijn van mensen: in hoeverre mensen tevreden zijn met
de mate waarin ze in hun behoeften kunnen voorzien. Het gaat om het welbevinden van
mensen. Dat krijgen ze niet alleen door de producten die ze kunnen kopen, maar ook door
de zaken als luchtkwaliteit, beschikbare gezondheidszorg, natuur, et cetera.
Je houdt geen rekening met prijsverschillen: doordat de prijzen in westerse landen hoger zijn
dan de prijzen in ontwikkelingslanden kun je met één euro in een ontwikkelingsland meer
kopen dan in een rijk land.
Je houdt geen rekening met de informele economie: niet alle activiteiten tellen mee in het
nationaal inkomen. Denk bijvoorbeeld aan het zwarte circuit, maar ook het houden van een
moestuin. In ontwikkelingslanden zijn veel mensen voor een belangrijk deel van hun inkomen
afhankelijk van de informele sector.
Je houdt geen rekening met inkomensverschillen: als een inkomen per hoofd van de
bevolking gemiddeld hoog ligt, betekent dat niet dat iedereen in dat land ook zo’n hoog
inkomen heeft.
,Kenmerken ontwikkelingslanden
Leeftijdsopbouw
In veel ontwikkelingslanden is er slechte gezondheidszorg. Daardoor is het sterftecijfer veel en veel
hoger dan in niet-ontwikkelingslanden. In sommige landen ligt het
sterftecijfer zelfs boven de 150: dat betekent dat er van de 1000
baby’s die geboren worden 150 baby’s niet ouder worden dan één
jaar.
De bevolkingsgroei is de toename van het inwonersaantal in een
bepaald land of gebied gedurende een bepaalde tijd. Als er minder
mensen sterven dan er geboren worden groeit het aantal inwoners in
een land. Ondanks de lage levensverwachting is de bevolkingsgroei in
ontwikkelingslanden hoger dan in niet-ontwikkelingslanden. Omdat
ouders kinderen nodig hebben om in hun 'oude dag' te kunnen
voorzien is het aantal kinderen per gezin in ontwikkelingslanden vaak
groot.
Het hoge sterftecijfer en het hoge geboortecijfer is ook terug te zien in de vorm van
de bevolkingspiramide van een ontwikkelingsland. De bevolkingspiramide heeft de vorm van een
piramide: een brede basis en een smalle top.
Monocultuur – hoge schuld
In ontwikkelingslanden werkt het grootste deel van de beroepsbevolking in de primaire sector en dan
met name in de landbouw. Ontwikkelingslanden exporteren daarom vaak maar één product, meestal
is dat een landbouwproduct of een grondstof. Vaak ontwikkelen bedrijven uit de rijke landen deze
producten verder. Als een land voor de export afhankelijk is van één product heeft dat land
een monocultuur.
Ontwikkelingslanden hebben vaak een uitvoertekort: met de export van producten verdienen ze
minder dan wat ze betalen voor de import van producten. Om het uitvoertekort te kunnen betalen,
moeten ze geld lenen van rijke westerse landen. Het gevolg is dat veel ontwikkelingslanden een grote
schuld hebben bij rijke westerse landen.
De verhouding tussen de waarde van de export en de waarde van de import noem je de ruilvoet. Als
een ontwikkelingsland steeds meer moet betalen voor de import of minder ontvangt voor de export,
dan spreek je van een ruilvoetverslechtering.
Laag opleidingsniveau en analfabetisme
Scholing is zeer belangrijk. Niet alleen om jezelf te ontplooien en je kansen op betaald werk te
vergroten, maar ook voor de samenleving waarin je leeft. En toch gaan in ontwikkelingslanden veel
kinderen niet naar school. Vaak zijn er te weinig scholen of liggen de scholen te ver weg. Soms zitten
er honderd kinderen in één klas. Veel kinderen blijven thuis omdat hun ouders de school niet kunnen
betalen of omdat de kinderen moeten werken om een deel van het gezinsinkomen te verdienen. Het
gevolg is dat veel jongeren in ontwikkelingslanden op hun 15e jaar nog niet kunnen lezen en
schrijven en tot de analfabeten behoren. In ontwikkelingslanden gaat analfabetisme vaak samen met
armoede, honger, ondervoeding, ziekte en/of vereenzaming.
Water
Van de 7 miljard mensen die op aarde wonen hebben er ruim 1 miljard geen toegang tot veilig
drinkwater en nog een groter deel van de mensen heeft geen toegang tot goede sanitaire
voorzieningen. Door dit gebrek aan betrouwbare waterbronnen, zuiveringsinstallaties of riolering
lopen wereldwijd miljoenen mensen een grote kans om een levensbedreigende ziekte te krijgen,
zoals cholera of tyfus. Kinderen in ontwikkelingslanden moeten vaak uren lopen naar een waterbron
en daarna met een emmer water op hun hoofd dezelfde afstand weer teruglopen. Dat doen ze elke
dag, soms wel een paar keer.
, Verstedelijking
De verstedelijking (urbanisatie) voltrekt zich met name in ontwikkelingslanden in een ongekend
tempo: 80% van de nieuwe stadsbewoners woont óf in Afrika, óf in Azië óf in Zuid-Amerika.
De urbanisatiegraad is het percentage van de bevolking van een land dat in steden of stedelijke
gebieden woont.
In ontwikkelingslanden vertrekken veel mensen naar de stad vanwege hongersnood op het
platteland. Een mislukte oogst door aanhoudende droogte of juist door een overstroming doet
mensen naar de steden vluchten in de hoop daar een beter bestaan op te kunnen bouwen.
De meeste nieuwkomers komen echter terecht in een van de sloppenwijken aan de rand van de
steden. Vaak zijn ze daar nog slechter af dan op het platteland. In veel sloppenwijken ontbreken vaak
basisvoorzieningen als schoon drinkwater, onderwijs en gezondheidszorg.
Spullen van over de hele wereld
De spullen die wij gebruiken en kopen komen niet alleen uit Nederland. Het komt vanuit de hele
wereld. Zonder wereldwijde handel zouden we niet veel kunnen kopen.
Protectionisme of vrije handel?
Jarenlang probeerden regeringen hun eigen producten te beschermen tegen andere (goedkopere of
betere) producten. Zij maakten producten uit het buitenland duurder dan hun binnenlandse
producten. Of zij verboden de invoer van buitenlandse producten. Deze bescherming van
binnenlandse producten door de regering van een land noemen we protectionisme. Maar
protectionisme benadeelt ook de eigen inwoners van een land. Stel je vindt een fiets uit Buurland
mooier of beter dan uit Nederland. Je zou graag de fiets uit Buurland willen kopen, maar door de
Nederlandse protectionistische maatregelen is die fiets veel te duur voor je.
Tegelijkertijd verkoopt Nederland hele goede elektrische fietsen. Iemand uit Buurland zou graag die
goede elektrische fiets uit Nederland willen hebben. Maar de Buurlandse regering denkt dan: wacht
even. Nederland maakt onze producten extra duur. Als tegenmaatregel maken wij de Nederlandse
producten op onze beurt extra duur. Het gevolg is dat zowel de Nederlander als de Buurlander hun
fiets niet kunnen kopen. Als beide regeringen nu afspreken dat ze elkaars producten vrij laten, is
iedereen blij. De Nederlander kan zijn Buurlandse fiets kopen. De Buurlander kan zijn Nederlandse
elektrische fiets aanschaffen.
Het gegeven dat je zonder beperkingen alle producten van over de hele wereld kunt kopen, noemen
we vrije handel of vrijhandel.
WTO
Na de Tweede Wereldoorlog werd de internationale handel steeds vrijer. Om de handel tussen
landen en bedrijven in goede banen te kunnen leiden, richtten 23 landen in 1948 de GATT op, de
General Agreement on Tariffs and Trade (Algemene Overeenkomst over Tarieven en Handel). Het
doel van de GATT was om de invoertarieven zoveel mogelijk te beperken en waar mogelijk af te
schaffen. Steeds meer landen sloten zich bij de GATT aan. De GATT was oorspronkelijk niet bedoeld
als organisatie en na verloop van tijd bleek het ook niet meer het juiste instrument om de
wereldhandel te bevorderen. In 1995 werd een nieuwe organisatie opgericht: de WTO, de World
Trade Organization (ook wel Wereldhandels¬organisatie of WHO). De tot dan toe afgesloten
handelsverdragen werden samengevoegd en onder de hoede van de WTO geplaatst. Afspraken die
binnen de WTO worden gemaakt, gelden voor alle aangesloten landen. De WTO ziet daar op toe en
kan een land flinke boetes opleggen als een verdrag wordt geschonden. Elk land dat meent dat een
ander land zich niet aan de afspraken houdt, kan dat voorleggen aan de geschillencommissie van de
WTO. We spreken dan over een handelsconflict. Eén van de belangrijkste taken van de WTO is het
oplossen van dergelijke handelsconflicten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kaykolhek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.97. You're not tied to anything after your purchase.