1. Cursus & structuur:
Structuur lessen:
• Hfdstk. 1-4: Context Brussel & Belgisch kader:
o 1: De structuur en opbouw van Brussel, de tegenstrijdige ideeën over de stad en een
aanzet tot een uitleg over het grondgebied Brussel
o 2: Uitleg van grondgebied Brussel
o 3: De fundamenten van de politiek-linguïstische contradicties en enkele
conflictoplossingen
o 4: Hoe immigratie en sociale integratie een impact heeft gehad op politiek-
linguïstische relaties, maar fricties veroorzaakte tegenover het huidige beleid
• Hfdstk. 5-8: Beleid van Brussel: kenmerken & uitdagingen:
o 5: Taal als politiek tool in de politieke-administratief kader van Brussel en hoe
veranderingen in het gebruik van taal in wetten en politiek in een discussie verzeild
geraakten rond verkeerde veronderstellingen over bepaalde taalgroepen
o 6: De symbolen van de politieke entiteiten als vlaggen en feestdagen die contrasteren
met de identiteit van Brusselse inwoners
o 7: Het instituut op sub-nationaal niveau, specifiek Brussels Hoofdstedelijk Gewest
o 8: De rol van het lokale niveau in het beleid, geleid door gemeentelijke autoriteiten in
het Brusselse model
• Hfdstk. 9-12: Structurele probleemzones die aan de hand van enkele centrale onderwerpen
een tastbaar iets maken van het taalconflict
o 9: Terugkerende problemen in het politiek-linguïstische landschap van Brussel met als
case het onderwijs als “Fransmakend machine”
o 10: Het taalprofiel van burgerlijke ambtenaren en het probleem van de banken
o 11: Het symbool van straatsymbolen
1
, Charlotte Van Riet
LES 1: INLEIDING (16.02):
1. Brussel in bestuur:
Wat definieert Brussel?:
o Brussel heeft 7 parlementen
o Multicultureel/kosmopolitisch
o Hoofdstad, gewest, lokale gemeenten
o Diverse ontwikkeling
Voorbeeld voor andere conflictsteden?:
Een stad?:
o Diensten; openbaar vervoer, politie, onderwijs..
o Demografie; Dit aantal varieert van context; vb. 50.000 in Japan, 5.000 in India, historisch
meestal tussen 5.000-10.000
o Rechten: Stemrecht, taxaties
→ Voor Brussel; de gemeenten hebben een erg actieve rol; zelf dienstverlener zijn, niet enkel plaats
waar dit plaatsvindt en een politieke actor zijn. Experts zeggen dat er voor Brussel niet alleen gekeken
kan worden naar de stad, maar ook naar de stads-regio (Gewest)
De natiestaat:
• Traditioneel beeld:
o Het hoogtepunt van hiërarchische territoriale macht en controle met steden als
ondergeschikte macht
o De spil van de nationale economie
o Een soeverein in het internationale systeem
• Hervorming van de natiestaat:
o Europeanisering van politiek door supra-nationale actoren
o Regionalisering van politiek door opkomende Gewesten en grote steden
! Brussel als voorbeeld voor politiek-verdeelde staten:
Brussel is een goed voorbeeld op basis van groepsconflict van intense en ook gewelddadige
aard, maar Brussel heeft een pacificerende natuur van het politiek-administratieve systeem dat als
voorbeeld kan dienen. Zowel in Brussel als Montreal zijn er pogingen geweest om nationale conflicten
af te weren door een beleid van machtsverdeling om culturele en talige verschillen te groeperen.
Vanuit Brussel kan er naar de staatswerking gekeken worden. Andere steden zoals Belfast tonen aan
dat etnische samenwerking en -leving in steden niet zonder het wettelijk en politieke systeem kan
begrepen worden.
2
, Charlotte Van Riet
→ De Brusselse institutionele systemen zijn de hoeksteen van het Belgische systeem dat
bestaat uit continue checks en balans
! Gedecentraliseerde unitaire staat:
De macht is sinds de onafhankelijkheid verdeeld op verschillende niveaus (steden en
gemeenten) sinds het ontstaan van de grondwet van België en die verschillende actoren hebben
allemaal een grote autonomie, maar kaderen wel allemaal in een unitaire grondwet/kader. Het
Belgische bestuur werkt niet in een piramide waarin de top alle macht vasthoudt. De unitaire staat is
dus best omschreven als een unitaire staat met grote autonomie op lokaal niveau, door diens unitaire,
maar ook gedecentraliseerde karakter (machtsverdeling). De nationale en urbane politieken hebben
sinds ontstaan een belangrijke dynamiek een samenwerking. Dit gold tot 1970, wanneer België
federaal werd. Het ging om een traag proces van regionalisering, waarin de stad een echte politieke
actor werd, maar waarbij lokale besturen een tegengewicht boden.
Wereldstad:
Term gelanceerd door S. Sassen die zei dat wereldsteden ontstaan als belangrijke
knooppunten in de wereld, vb. door netwerken, internationale instellingen… Brussel is ook de
hoofdstad van de EU en wordt al sinds voor 1914 gekenmerkt door instanties over internationale
migratiebewegingen o.a. Steden zijn territoriale plekken in een globale economie en metropolen
hebben in de laatste decennia een grote economische groei gekend die de nationale kunnen
overtreffen en ook belangrijke spelers zijn in de nationale politiek. De federalisering in België kan niet
losgezien worden van de groei van grote steden die al enkele decennia plaatsvond. Bij de
federalisering verplaatste de macht voor een deel naar gemeenschappen en gewesten. Het maakte
een einde aan de unitaire staat. Brussel is ook een belangrijke stad in zijn proces van
internationalisering, zowel op vlak van inwoners als instellingen.
→ Ondanks de grote groei van etno-nationale staten, heeft meer dan 90% van wereldstaten
ten minste één significante minderheidsgroep. a
Politiek is conflict:
D. Caramini zegt dat politiek, beslissen en besturen altijd gepaard gaat met conflict door
machtsuitoefening en beslissingen maken en verandering. In Brussel spelen zowel hedendaagse en
historische conflicten een belangrijke rol. Brussel kent 3 grote conflicten die verband houden met taal:
1. Rechtsspraak/ambtenaren: Lang verplicht enkel Frans te praten
2. Onderwijs: Lang enkel Frans
3. Taallandschap: Reclame, straatborden… Alle taal die in het landschap zichtbaar is
Er zijn 2 ideologieën over het Belgische bestuur:
o 2 strekkingen: Vlaanderen & Wallonië, waarin Brussel een bindende rol heeft
o 3 strekkingen: Vlaanderen, Brussel & Wallonië, waarin ze allemaal een eigen autoriteit zijn
Taal als tool:
Taal is altijd een opdeler geweest in België. Er hangen veel stereotiepen rond, met
bijbehorende macht en wetten die door conflicten veranderd en ontstaan zijn. Het is het meest
merkbaar in het linguïstische landschap (straatnamen etc.), educatie en in de administratie.
3
, Charlotte Van Riet
2. Urban politics:
Wie bestuurt een stad?:
Het machtsparadigma is complex en kent verschillende invalshoeken. Er zijn drie concurrerende
stromingen die zich hier over uitspreken:
1. Pluralisten: Geen consensus over dit ‘pluralisme’, maar ze gaan er wel allemaal vanuit dat er
een veelheid aan georganiseerde actoren is, lobbygroepen, drukgroepen... Al die instellingen
kunnen invloed uitoefenen op stadsbeleid, niet alleen politici, maar vrij open voor andere
actieve groepen. R. Dahl is een belangrijke grondlegger hiervan, die in New Haven zocht naar
politieke benoemingen en onderwijs en kwam tot de conclusie dat politici daar beïnvloed
werden door verschillende organisaties en dat degenen die de grootste invloed hadden op
beleid niet voor de drie domeinen van structurele conflicten dezelfde waren.
→ Kritiek op de sterke nadruk op zichtbare beleidsacties die de grote focus krijgen en
vb. minder voor ‘Wie maakt er beleid’, ‘Welke topics komen op de pol. agenda?’…
➔ Dit toont wel aan dat wetgeving geen uniforme entiteit is en geen zonderlinge
bepaler is. Dit is erg toepasbaar op Brussel.
2. Elite theory/urban growth machine: Dit vertrekt vanuit het neo-Maxisme, dat uitgaan van een
hiërarchisch concept dat zegt dat men moet kijken naar de plaats waar het geld zit, dat het
beleid bepaald, zoals bij ondernemers. Politici hebben in dit beeld een ondergeschikte rol. De
investeringen stellen zij voor als een economische groeimachine die vooral inzet op urbane
ontwikkeling, die voor het goed van iedereen zijn. Dit brengt een netwerk van andere actoren
met zich mee, zoals directe partners, zoals vastgoedontwikkelaars die bouwen in de stad
(direct betaald door directe impact van bouw), indirecte partners, zoals vb. schoonmakers die
dankzij de extra huisvestingen meer werk krijgen, en de ondersteunende leden, die ook
indirect winnen, zoals universiteiten die door meer inwoners, meer studenten, meer geld
krijgen. Het is een urbane groei coalitie is. Mensen die bijvoorbeeld een invloed kunnen
uitoefenen zijn eurocraten of niet-ondernemende etlitegroepen die een zekere prestige of
sociaal kapitaal hebben. Kenmerken van dit model zijn de regulering door publieke
autoriteiten in samenwerking met private autoriteiten, processen van uitsluiting, segregatie
en dominantie en tenslotte ook druk op middelmatige steden.
→ Kritiek dat dit gentrification meebrengt; de verdrijving van de originele armere
bevolking door een rijkere middenklasse
➔ In Brussel is segregatie zeker aanwezig en bracht het ook veranderende wetgeving
op, bijvoorbeeld in taalwetten
3. Regime theory of urban regime: Dit focust op de afhankelijkheid van regering en actoren die
niet uit regering komen of wel de interactie tussen regering, werk/economie en de burgerlijke
staat. Het geeft relatieve autonomie aan urbane actoren, die anders dan in de Elite theory ook
wetgeving kunnen beïnvloeden en niet-hiërarchische samenwerkingen creëren met
economische actoren. Er zit ook een zekere informele samenwerking in het uitoefenen van
macht van lange termijn, waarin cohesie zit in het opstellen van een agenda.
Conflict:
Macht en conflict zijn sleutelelementen in politiek en komen door besluitvorming. Historische
conflicten beïnvloeden ook huidige politieke debatten. Stereotiepen spelen hierin vaak een rol, zoals
Franstaligen als elite en Vlamingen als lagere sociaaleconomische klasse.
→ Elementen van conflict & conflict-management; 1. Etiniciteit/ras, 2. Religie & 3. Taal. Vooral
taal is een element dat structurele problemen veroorzaakte in; het publieke domein, administratie &
onderwijs.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller charlottevanriet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.11. You're not tied to anything after your purchase.