De functies van het recht te benoemen.
1. Normatief: Gedragsregels (normen) die we allemaal zó belangrijk vinden dat we ze willen
vastleggen. Denk aan moord, verkrachting, diefstal: daarvan vindt iedereen dat dat niet mag.
Er wordt door die acties duidelijk een norm overschreden.
2. Geschiloplossend: Nederland is een democratische rechtsstaat, dat betekent dat bij ons
alléén de rechtelijke macht recht spreekt. Wij kennen hier niet het principe ‘oog om oog,
tand om tand’. Géén eigenrichting dus. We hebben in Nederland regels vastgesteld wie een
geschil oplost en op welke manier. Eigenrichting tegengaan.
3. Additioneel: Dit zien we veel in het Burgerlijk Wetboek, bijvoorbeeld bij het sluiten van
overeenkomsten. In principe spreken de partijen af wat zij willen overeenkomen. In beginsel
mogen partijen dit zelf weten. In de praktijk blijkt echter dat mensen vaak vergeten
bepaalde punten te regelen. Daarom heeft het recht vaak ook een soort vangnetfunctie:
namelijk de aanvullende functie van het recht. Als mensen iets vergeten te regelen, dan
vallen zij dus terug op de wet.
4. Instrumenteel: In sommige situaties moeten er gewoon afspraken worden gemaakt. “Zo
doen we dat”. Er zit dan verder geen filosofie achter, er moet gewoon een knoop door
worden gehakt. Zo is ooit eens besloten dat wij in Nederland rechts rijden. Wel zo handig om
daar landelijke afspraken over te maken! Het heeft verder niets met normbesef of iets
dergelijks te maken. Het had net zo goed links kunnen zijn. Er moest alleen iets over
afgesproken worden. Het recht is dan het instrument om de maatschappij ordelijk te
houden.
De bronnen van het recht te benoemen.
1. De wet: Als het om wetten gaat, is het onderscheid tussen een wet in formele zin en een wet
in materiële zin van belang.
- Wet in formele zin zegt iets over wie de wet heeft gemaakt. Dus: door wie?
Een wet in formele zin is alleen opgesteld door de formele wetgever (nationale
wetgever) Artikel 81 Grondwet: De vaststelling van wetten geschiedt door de
regering en de Staten-Generaal gezamenlijk. Als het niet door hun is opgesteld
betekent het niet dat het een Wet in materiële zin is. Kernwoord: Wet
- Wet in materiële zin zegt iets over de doelgroep van de wet. Dus: voor wie?
Als een wet geldt voor een onbepaald aantal is het een materiële wet en als het voor
een specifiek persoon is dan is het geen materiële wet. Kernwoord:
Besluit/beschikking/vordering
Verreweg de meeste wetten zijn wetten in formele én materiële zin.
2. Het verdrag
3. De jurisprudentie: Naast de wet is ook jurisprudentie (beslissingen van rechters) een
belangrijke bron van recht. Een rechter spreekt niet alleen recht, maar kan ook recht maken.
Dit doet hij door het geldende (positieve) recht te interpreteren. Er zijn zeven verschillende
interpretatiemethoden, namelijk grammaticale, wetshistorische, anticiperend,
Rechtsvergelijkende, systematische, teleologische, overig. Vult de open plekjes in een wet in.
4. De gewoonte
,De interpretatiemethodes te beschrijven.
1. Grammaticale: Bij de grammaticale interpretatiemethode wordt er door de rechter exact
naar de letter van de wet gekeken. Dit betekent dat de rechter kijkt naar de woorden van de
wet, naar hoe de wetgever de wet heeft opgeschreven. De rechter kijkt hierbij naar de
algemene betekenis van de woorden in een wettekst, dit meestal volgens een gangbaar
woordenboek. Vaak kijkt men naar het normale spraakgebruik van een woord. Meestal gaat
het niet om een hele wettekst, maar om een bepaald woord in de tekst zelf. De rechter zal
de betekenis van het woord achterhalen en zo de wettekst uitleggen.
2. Wetshistorische: De wetgever is degene die wetteksten maakt. Deze teksten kennen vaak
een lange geschiedenis en een lastig ontwikkelingsproces. Tijdens het maken van zo’n wet
wordt vaak uitleg gegeven over waarom de wet is gemaakt en waarvoor hij dient. Dit staat
ook wel bekend als de wetshistorie of de parlementaire geschiedenis. De
ontstaansgeschiedenis van een wet speelt vaak ook een rol bij de interpretatie van wetten.
Dit wordt wel de wetshistorische interpretatiemethode genoemd, waarbij men vooral kijkt
naar de bedoeling van de wetgever met de desbetreffende wet.
3. Anticiperende: We kennen ook de anticiperende interpretatiemethode. Dit is een lastige
methode, waarbij de rechter zijn beslissing baseert op de uitleg van nog niet ingevoerde
wettelijke regelingen. Hij vestigt zijn mening dus op nog niet officieel geldend recht. Het
spreekt dus voor zich dat de rechter dit niet al te snel doet, maar als de situatie er om vraagt,
zal hij het ook niet nalaten.
4. Rechtsvergelijkende: Bij de methode die als de rechtsvergelijkende interpretatiemethode
bekendstaat, wordt wel een onderscheid gemaakt tussen interne en externe
rechtsvergelijking. Bij interne rechtsvergelijking zoekt de rechter aansluiting bij andere
deelterreinen van recht. Interne vergelijking komt dus neer op systematische interpretatie.
Wij spreken van externe rechtsvergelijkende interpretatie als de rechter voor zijn of haar
interpretatie van een wettelijke bepaling aansluiting zoekt bij de oplossing die in de
buitenlandse rechtsstelsels is gevonden.
5. Systematische: Alle wetten samen vormen een groot geheel en zijn vaak hecht met elkaar
verbonden. Ons rechtssysteem is systematisch opgebouwd en toont samenhang. Hierdoor
kan de rechter ook volgens de wetsystematische interpretatiemethode wetten uitleggen.
Wetten passen vaak binnen een hoofdstuk, paragraaf of gedeelte van een wetboek en dus
moet er bij de uitleg van een wet ook naar het geheel van alle wetten daaromheen worden
gekeken. Als de rechter inzicht heeft in het geheel van regels, kan die ene regel ineens heel
duidelijk zijn!
6. Teleologische: Een moderne interpretatiemethode is de teleologische interpretatiemethode.
Bij deze methode kijkt men naar het maatschappelijk doel van een wet. Waar dient de wet
nou eigenlijk voor, wat moet het voorkomen of wat moet het juist stimuleren. Met andere
woorden, wat is het doel van deze wet? De rechter kijkt bij deze methode naar wat een wet
kan betekenen in een samenleving en hoe hij deze wet zinnig kan uitleggen.
7. Overig
Verschillende relevante onderscheiden binnen het recht maken.
Materieel recht Formeel Recht
Materieel recht verwijst naar de rechtsregels Formeel Recht houdt de regels in die men moet
die voorschrijven hoe de mensen zich in het volgen om het materiële Recht te effectueren .
Het geeft aan waar men moet procederen, hoe
, maatschappelijk verkeer tegenover elkaar men moet procederen, welke termijnen er in
behoren te gedragen (rechten en plichten) acht moeten worden genomen, welke rechten
men daarbij heeft en zo meer. Procesrecht
Dwingend Recht Aanvullend Recht
Dwingend Recht is recht waarvan de burgers Van Aanvullend Recht kan je altijd afwijken; de
niet mogen afwijken. De wetgever vindt in zo’n enige voorwaarde is dat beide partijen met
situatie een wetsartikel of een bepaalde wet zo deze afwijking akkoord gaan.
belangrijk dat hij de mening is toegedaan dat je
er niet van mag afwijken.
Objectief Recht Subjectief Recht
Als we spreken over het Objectief Recht wordt Een Subjectief Recht is een recht dat een
daarmee het geldende recht bedoeld, of ook individu in concreto bezit, omdat het objectief
wel het positieve recht. Het zijn de regels die in recht dit met zoveel woorden zegt. Recht van
algemene bewoordingen aangeven wat het individu
rechtens is. Objectief Recht is het geheel van
regels dat uit alle eerdergenoemde
rechtsbronnen voortvloeit.
Privaatrecht Publiekrecht
Het privaatrecht is recht dat over zaken gaat Onder het publiekrecht vallen alle zaken die
tussen de burgers of bedrijven en andere tussen burgers of bedrijven en de overheid zijn.
burgers of bedrijven. zowel het personen- Zowel staatrecht, het bestuur(proces)recht en
familierecht als het vermogensrecht), het het straf(proces)recht.
burgerlijk procesrecht en het
ondernemingsrecht.
Het staatsrecht.
Het staatsrecht heeft betrekking op de organisatie van de staat:
- De organen van de staat en hun bevoegdheden
- De verhouding van deze organen tot elkaar
- De verhouding van deze organen tot de burgers
Ook regelt het staatrecht hoe burgers invloed uit kunnen oefenen op het functioneren van de staat.
De kenmerken van een staat te benoemen.
1. Volksgemeenschap (gemeenschap van mensen)
2. Afgegrensd grondgebied
3. Een orgaan met de hoogste macht
4. Erkenning door andere staten
De verschillende machten te beschrijven.
1. Wetgevende macht: Uitvaardiging van wetten en regels -> Regering + Staten-Generaal (art.
81 Grondwet)
2. Uitvoerende macht: Uitvoeren van wetten en regels -> Regering
3. Rechterlijke macht: Oplossen van conflicten op basis van wetten en regels -> Rechter
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller chavellycorlushia. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.95. You're not tied to anything after your purchase.