Alle antwoorden op de vragen die in de colleges zijn behandeld vind je in dit document. Bij veel vragen heb ik de stof nog extra uitgelegd, zodat het ook een soort van samenvatting is. Lastige stof heb ik extra toegelicht en overal staan de artikelen bij, zodat je ze in je bundel kan vinden. Ik hoo...
Good luck with learning and thanks for your evaluation!
By: marvinterhorst • 6 year ago
By: studentjhsavans • 6 year ago
Translated by Google
Thank you Marvin! Good luck with studying. ;)
Seller
Follow
studentjhsavans
Reviews received
Content preview
Week 1
Inleiding
Deze eerste week zal het vak worden ingeleid met een terugblik op de leerstof van de propedeuse. Deze
week wordt ingegaan op de rol, de agenda van de gerechtelijke instanties. Verder komt het onderwerp
kosten aan de orde. Voor het kunnen voeren van een procedure, dienen er griffierechten te worden
betaald. Ook wordt er veelal een jurist ingeschakeld en een deurwaarder. De nota’s die door de
belangenbehartiger in rekening worden gebracht, worden zoveel mogelijk bij de tegenpartij gelegd. Niet
iedereen kan rechtsbijstand betalen. Voor diegene die dat niet kunnen betalen, is er gesubsidieerde
rechtsbijstand ingevolge de Wet op de rechtsbijstand.
*In het tentamen kunnen uitleggen of iemand voor toevoeging in aanmerking komt! Je moet dan kijken
naar het inkomen en vermogen. Lees ook door art. 34 lid 3 sub a wet op de rechtsbijstand! Bij het
antwoord moet je een aantal artikelen noemen.
Heffingvrijvermogen staat in een tabel wat bij de vraag is geprint. Kijk dus goed naar de vraag en de tabel!
*verbintenissenrecht: 5 overige weken komen terug. Bewijslevering 2 vragen.
Leer hoe bewijs moet worden geleverd!!!
Leerdoelen
De student kan:
- aangeven wat gefinancierde rechtsbijstand is, naar aanleiding van een casus of stelling
berekenen of iemand in aanmerking komt voor een toevoeging en zo ja, berekenen wat de
hoogte is van de eigen bijdrage;
- aangeven welke kosten er verbonden zijn aan een gerechtelijke procedure en, naar aanleiding
van een casus of stelling, aangeven wie, welke kosten dient te betalen;
- uitleggen wat buitengerechtelijke kosten zijn;
- In grote lijnen beschrijven welke wijzigingen in het nieuwe burgerlijk procesrecht zullen worden
doorgevoerd.
Opdracht 1
IENS overweegt juridische stappen tegen Koninklijke Horeca Nederland
Gepubliceerd op www.nu.nl: 10 januari 2017
IENS overweegt juridische stappen tegen Koninklijke Horeca Nederland (KHN). De online
restaurantgids is niet blij met de uitspraken van Koninklijke Horeca Nederland over
boekingssites, waaronder IENS, die een te hoog percentage bemiddelingskosten zouden
rekenen.
"Deze zwartmakerij is een organisatie als Koninklijke Horeca Nederland onwaardig, we
begrijpen werkelijk niet waar ze mee bezig zijn", reageert Niels Keizer, algemeen directeur
van IENS.
"De bedragen die door Koninklijke Horeca Nederland worden genoemd, zijn buiten alle
proporties. Uit onze gegevens blijkt dat het jaarlijks aandeel betaalde reserveringen
,ongeveer 6 procent uitmaakt van het totale aantal reserveringen, en geen 37,5 procent,
zoals wordt gesuggereerd."
Per reservering betalen restaurants tussen de 1,50 en 2 euro, aldus IENS. "Dan kom je in de
verste verte niet in de buurt van de 47.000 euro die Koninklijke Horeca Nederland noemt."
Koninklijke Horeca Nederland zei eerder graag te zien dat toezichthouder Autoriteit
Consument & Markt (ACM) onderzoek doet naar de dominante marktpositie van sites als
Booking.com en IENS. Volgens KHN moeten horecabedrijven zo'n 20 procent van hun
omzet afdragen aan boekingssites.
a. IENS besluit te gaan procederen omdat ze imagoschade heeft opgelopen. Ze wil 50.000 euro
vorderen van KHN, met welk processtuk begint de procedure dan? De procedure begint met een
dagvaarding. (artikel 78 jo. 261 Rv). Hoofdregel: Een procedure moet altijd worden gestart met een
dagvaarding, tenzij de verzoekschriftprocedure van toepassing is. Als de verzoekschriftprocedure van
toepassing is, dan staat dit in de wet. Er staat dan bijvoorbeeld ‘verzoek’.
Imagoschade dagvaarding (onrechtmatige daad) 6:162 BW Rondom dit altijd staan geen woorden
die horen bij de verzoekschriftprocedure. Nu deze woorden niet terug zijn te vinden moet de procedure
worden gestart met een dagvaarding. (zie hoofdregel)
b. Stel dat de procedure in 2018 aanhangig wordt gemaakt. Met welk processtuk moet de
procedure in dat geval worden gestart? Vanaf 2015 worden er ingrijpende wijzigingen doorgevoerd
in het burgerlijk procesrecht. Deze wijzigingen houden onder meer in dat er één civiele basisprocedure
is voor alle zaken. Elke zaak begint met de procesinleiding.
c. Welke rechter is absoluut en relatief bevoegd van deze zaak kennis te nemen? Gebruik bij het
beantwoorden van deze vraag het internet, de Wet op de rechterlijke indeling, het Besluit
zittingsplaatsen gerechten en de toelichting op het zaakverdelingsreglement van de rechtbank
Midden-Nederland, dat geraadpleegd kan worden via www.rechtspraak.nl
(https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Nadere-regels-ZVR-Midden-
Nederland.pdf).
Absolute competentie Hier gaat het om de vraag: welke gerecht moet de zaak aanhangig worden
gemaakt? De rechtbank, het gerechtshof of de Hoge Raad? In art. 42 Wet RO staat dat de rechtbanken
kennis in eerste aanleg nemen van alle burgerlijke zaken, behoudens bij de wet bepaalde uitzonderingen.
Dus: altijd de rechtbank, tenzij de wet anders aangeeft.
De volgende vraag die gesteld moet worden is bij welke afdeling van het gerecht de zaak aanhangig moet
worden gemaakt? Is dat team kanton of civiel? Uitgangspunt is dat de civiele kamer van de rechtbank
bevoegd is, tenzij de kamer voor de kantonzaken bevoegd is. In welke gevallen de kantonrechter in
dagvaardingsprocedures bevoegd is staat in art. 93 Rv (aardzaken).
IENS moet de zaak op grond van art. 42 Rv jo. 93 Rv aanbrengen bij team civiel bij de rechtbank
Amsterdam, want het gaat om een vordering van meer dan 25.000 euro.
Relatieve competentie Als de absolute competentie bekend is, dan moet worden gekeken in welke
plaats men de zaak aanhangig moet maken. De hoofdregel staat in art. 99 lid 1 Rv. In
dagvaardingsprocedures is bevoegd de rechter van de woonplaats van gedaagde, tenzij de wet anders
bepaalt. Heeft de gedaagde geen bekende woonplaats in Nederland, dan is de rechter van zijn werkelijke
verblijfplaats bevoegd (aldus lid 2). Er zijn uitzonderingen op de hoofdregel. Deze uitzonderingen staan
opgesomd in art. 100-110 Rv. (onrechtmatige daad art. 102. Je weet alleen niet waar de daad heeft
plaatsgevonden. We gaan uit van de woonplaats van gedaagde).
, De hoofdregel is dat de rechter bevoegd is in de woonplaats van de gedaagde. De gedaagde
heeft het hoofdkantoor in Woerden (artikel 1:10 lid 1 BW). Woerden valt onder de gemeente
Utrecht. Volgens art. 7 Wet op de rechterlijke indeling valt Utrecht onder Midden-Nederland.
Artikel 1 sub e Besluit zittingsplaatsen gerechten geeft aan dat de rechtbanken die onder Midden-
Nederland vallen de volgende zijn: Almere, Amersfoort, Lelystad en Utrecht.
Opdracht 2
a. Schets het verloop van de ongecompliceerde dagvaardingsprocedure.
1. De dagvaardingsprocedure begint met een dagvaarding. Deze dagvaarding moet door de deurwaarder
aan de gedaagde worden betekend. De dagvaarding wordt aangebracht bij de rechtbank en de zaak
wordt ingeschreven op de rol. Het aanbrengen gebeurt door de advocaat van de eiser. Waar de advocaat
van eiser op de eerste roldatum de dagvaarding op de rol moet doen inschrijven, moet gedaagde op die
eerste roldatum in het geding ‘verschijnen’. Verschijnen betekent in zaken bij de civiele kamer van de
rechtbank dat gedaagde schriftelijk of digitaal aan de rechtbank laat weten wie namens hem als advocaat
in de procedure zal optreden en verweer zal voeren.
2. Nu komt de conclusie van antwoord. Nadat eiser de dagvaarding heeft ingeschreven op de rol en het
griffierecht heeft betaald, en gedaagde op de eerste roldatum is verschenen en eveneens het griffierecht
heeft voldaan, krijgt de gedaagde de gelegenheid om zijn kant van het verhaal op papier te zetten en om
gemotiveerd aan te geven wat zijn reactie is op de in de dagvaarding opgenomen stellingen. Het
schriftelijk verweer van gedaagde als reactie op de dagvaarding wordt de conclusie van antwoord
genoemd.
3. Nu komt de comparitie na antwoord. Nadat partijen hun feitelijke en juridische stellingen op papier
hebben gezet – eiser in de dagvaarding en gedaagde in de conclusie van antwoord- gelast de rechter een
comparitie na antwoord. Dit wordt ook wel de zitting genoemd. Dit is het enige moment in de
dagvaardingsprocedure waarop partijen en hun advocaten zelf naar het gerechtsgebouw gaan en in de
procedure rechtstreeks contact hebben met de rechter en met elkaar. Het moment van de comparitie
van partijen wordt bepaald door de rechter in een tussenvonnis. In dit tussenvonnis staat vermeld op
welke datum de comparitie wordt gehouden. De comparitie heeft twee doelen: het verkrijgen van
inlichtingen door de rechter en kijken of partijen een schikking kunnen treffen. Indien de schikking niet
lukt, dan volgt de repliek en dupliek. In de repliek reageert de eiser op de conclusie van antwoord en in
de dupliek reageert de gedaagde op de repliek.
4. In de meest eenvoudige dagvaardingsprocedure volgt na de comparitie van partijen het antwoord van
de rechter (het vonnis). Het vonnis is het schriftelijk oordeel van de rechter waarin deze aangeeft hoe hij
over de zaak oordeelt. Het vonnis eindigt met het dictum. Dit is de uiteindelijke beslissing waartoe de
rechter is gekomen.
b. Wat betekenen de substantiëringsplicht en de bewijsaandrachtplicht, waaraan eiser en
gedaagde (gedeeltelijk) moeten voldoen in hun processtukken? Deze twee plichten hebben allebei
te maken met de exploot van dagvaarding. In artikel 111 lid 3 Rv staat dat de exploot van dagvaarding
nog een aantal gegeven moet bevatten.
Substantiëringsplicht Eiser vermeldt welk verweer gedaagde voert en geeft tevens aan waarom dat
verweer volgens de eiser niet kan slagen. Deze eis geldt voor de verweren die eiser bekend zijn uit
contacten met gedaagde. Als de eiser niet bekend is met het verweer van gedaagde, dan kan eiser
volstaan met een vermelding van dat gegeven in de dagvaarding. Bijvoorbeeld: eiser is niet bekend met
eventuele verweren van de gedaagde.
Bewijsaandrachtplicht Dit betekent dat het exploot de bewijsmiddelen vermeldt waarover eiser kan
beschikken en de getuigen die hij kan doen horen. Eiser moet dus in de dagvaarding vermelden welk
bewijs hij voorhanden heeft om zijn eis te onderbouwen en te bewijzen.
Opdracht 3
,Leg uit of onderstaande personen, gelet op hun inkomen, in aanmerking komen voor een toevoeging.
Het vermogen mag je buiten toepassing laten. Indien dit het geval is, stel dan de hoogte van de eigen
bijdrage vast. Gebruik voor het beantwoorden van deze vraag de Wet op de rechtsbijstand en de site
van de Raad voor Rechtsbijstand. In de Wet op de rechtsbijstand zijn regels vastgelegd over de verstrekking
van rechtsbijstand aan minder daadkrachtige door de overheid. Geregeld is aan wie, op welke manier en in welke
gevallen gesubsidieerde rechtsbijstand wordt verleend. Een uitzondering op het zojuist besproken recht op
rechtsbijstand (art. 18 Gw) wordt gegeven door art. 12 WRB. Dit artikel bepaalt dat niet in alle geschillen
gesubsidieerde rechtsbijstand wordt verleend. Als er bijvoorbeeld geen rechtsgrond is, of als de rechtzoekende
een zaak ook op een eenvoudige manier zonder rechtsbijstand kan oplossen, wordt er geen gesubsidieerde
rechtsbijstand verleend.
a. Een vrijgezel met een bruto maandinkomen van € 1.200,-, exclusief 8 % vakantietoeslag.
Artikel 34 Wet op de rechtsbijstand
1. Rechtsbijstand overeenkomstig de bepalingen van deze wet wordt verleend aan hen wier inkomen per
jaar € 21 800 [Red: per 1 januari 2017: € 26.400] of minder bedraagt, indien zij alleenstaand zijn, dan
wel, indien zij met één of meer anderen een gemeenschappelijke huishouding voeren, ten hoogste € 31
000 [Red: per 1 januari 2017: € 37.300]
1. Volgens de Wet op de rechtsbijstand heeft de alleenstaande met een inkomen van maximaal 18.700
euro rechts op gesubsidieerde rechtsbijstand. Hier gaat het om 15.552 euro per jaar, dus de vrijgezel
komt voor de toevoeging in aanmerking.
2. Ze moet echter wel een eigen bijdrage betalen van 196 euro volgens de website van de Wet op de
rechtsbijstand (online tabel)
b. Een vrouw die getrouwd is. Het gezamenlijke inkomen is bruto € 3.400,- per maand, exclusief 8
% vakantietoeslag.
Artikel 34 Wet op de rechtsbijstand
1. Rechtsbijstand overeenkomstig de bepalingen van deze wet wordt verleend aan hen wier inkomen per
jaar € 21 800 [Red: per 1 januari 2017: € 26.400] of minder bedraagt, indien zij alleenstaand zijn, dan
wel, indien zij met één of meer anderen een gemeenschappelijke huishouding voeren, ten hoogste € 31
000 [Red: per 1 januari 2017: € 37.300]
1. Volgens de site van de Wet op de rechtsbijstand én voorgenoemd artikel komt de vrouw niet in
aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand, omdat ze een inkomen heeft van meer dan 37.300 euro
per jaar. (44.064 euro)
2. Nu ze niet in aanmerking komt voor de gesubsidieerde rechtsbijstand hoeft ze ook geen eigen bijdrage
te betalen.
Opdracht 4
Marleen Grotius is verwikkeld in een civielrechtelijke procedure met haar ex-echtgenoot Barry Vriens
over de boedelverdeling. Zij waren getrouwd in gemeenschap van goederen, maar enkele jaren terug
zijn zij gescheiden. Over de boedelverdeling zijn zij het niet eens geworden. Daarom heeft Marleen nu
een dagvaarding ingediend bij de Rechtbank waarin zij een bedrag van € 80.000,- vordert van Barry
omdat zij vindt dat Barry is overbedeeld m.b.t. de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
Omdat Marleen het minimumloon verdient en ook nog eens de zorg en opvoeding van de twee kinderen
van partijen voor haar rekening neemt, heeft zij via haar advocaat en toevoeging aangevraagd bij de
Raad voor Rechtsbijstand, en deze ook gekregen. Enkele maanden later volgt het vonnis van de
Rechtbank, waarin Marleen in het gelijk wordt gesteld. De rechter veroordeelt Barry tot betaling van
een bedrag van € 80.000,- aan Marleen.
Heeft deze uitspraak gevolgen voor de toevoeging die aan Marleen was verleend? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, op grond waarvan? Ja, de uitspraak heeft gevolgen voor Marleen. Dit wordt de resultaatbeoordeling
genoemd. Bij deze beoordeling wordt gekeken naar de uitkomst/het resultaat van de zaak. Dit gebeurt alleen in
, civiel- en bestuursrechtelijke zaken. Indien het resultaat 50% van het heffingsvrij vermogen is, dan moet je zelf de
toevoeging die aan je is verleend betalen. Marleen heeft 80.000 euro gekregen. Dit is meer dan 50% van het
heffingsvrij vermogen. De rechtsbijstand kan met terugwerkende kracht worden teruggetrokken op grond van
artikel 34 g Wet op de rechtsbijstand.
Artikel 34g Wet op de rechtsbijstand
1. Tenzij zwaarwegende omstandigheden zich daartegen verzetten, wordt de toevoeging met
terugwerkende kracht ingetrokken, indien:
a.de rechtzoekende de kosten van rechtsbijstand kan verhalen op een derde, of
b.op het moment van de definitieve afhandeling van de zaak waarvoor die toevoeging was verleend de
rechtzoekende als resultaat van die zaak een vordering met betrekking tot een geldsom ter hoogte van
tenminste 50% van het heffingsvrij vermogen heeft.
Hoogte heffingvrij vermogen in 2016
In 2016 is het volledige heffingvrij vermogen € 24.437 per volwassene. De resultaatgrens is de helft van dit
bedrag, afgerond € 12.218,50. Bij 65+ geldt nog een extra heffingvrij vermogen van maximaal € 27.984.
Een voorbeeld:
Uw heffingvrij vermogen bedraagt € 24.437. De helft hiervan is € 12.218,50. Dit is de voor u geldende
resultaatgrens. Stel, u ontvangt uit de zaak € 25.000. In dat geval trekt de Raad de toevoeging in, omdat het
resultaat van de zaak meer bedraagt dan de helft van het heffingvrij vermogen. U moet dan uw advocaat of
mediator zelf betalen.
Opdracht 5
Margreet Hoefnagels is verwikkeld in een juridisch conflict met haar huurbaas vanwege het uitvoeren
van herstelwerkzaamheden aan de huurwoning. Zij ziet geen andere mogelijkheid dan een gerechtelijke
procedure te starten. Zij vraagt op basis van een toevoeging (gesubsidieerde rechtsbijstand) hulp aan
een advocaat. Hij start voor haar een procedure.
a. Wie moet(en) in deze zaak griffierecht betalen? Wat is de hoogte hiervan? De rechtzoekende die
gebruikmaakt van gesubsidieerde rechtsbijstand hoeft minder griffierecht te voldoen dan de
rechtzoekende die niet op toevoegingsbasis procedeert. Dit op grond van artikel 16 Wet op de
griffierechten. Ik ga er in deze casus vanuit dat Margreet onvermogend is.
In artikel 16 Wet op de griffierechten staat een link naar een bijlage van de wet waarin de griffierechten
worden genoemd. De griffierechten verschillen per gerecht. Het gaat hier om een kantonzaak op grond
van artikel 93 sub c Rv. Het gaat hier namelijk om een huurzaak.
Artikel 3 Wet op de griffierechten
1. In zaken die bij dagvaarding worden ingeleid, wordt op de eerste roldatum, dan wel in zaken als
bedoeld in artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op de eerste terechtzitting, van
elke eiser en elke verschenen gedaagde voor iedere instantie een griffierecht geheven, voor
zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald (artikel 4)
De hoofdregel is dus dat zowel de eiser als de gedaagde griffierechten moet betalen. Maar:…..
Artikel 4 Wet op de griffierechten
1Geen griffierecht wordt geheven van:
a. het openbaar ministerie indien het ambtshalve optreedt;
b. de gedaagde in een zaak in behandeling bij de kantonrechter of de pachtkamer bij de rechtbank;
Het gaat hier om een zaak bij de kantonrechter. Op grond van artikel 3 jo artikel 4 lid 1 sub b Wet op de
griffierechten hoeft de gedaagde geen griffierechten te betalen.
b. Wat gebeurt er als de advocaat van Margreet het griffierecht te laat betaalt aan de rechtbank?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentjhsavans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.