100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Colleges Freudenthal $3.75
Add to cart

Class notes

Colleges Freudenthal

 108 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Letterlijke uitwerking hoorcolleges

Preview 4 out of 46  pages

  • April 1, 2017
  • 46
  • 2016/2017
  • Class notes
  • Freudenthal
  • 8 - 14
avatar-seller
Hoorcollege 9 – 7 maart 2017
Resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) is een lastige bron van inkomen, artikel 3.90 e.v. IB. Het staat al heel
lang in de wet, maar heeft de functie van restartikel. Als je het bronnenstelsel hebt dan rust de verplichting op de
uitvoerder van de wet om een artikel aan te wijzen waar type inkomen van belastingplichtige onder valt, als hij
daartoe niet in staat is, dan is het niet te belasten. Daarom moet bij het ontwerp wel een escape geplaatst worden.
Zodat dat het inkomen wat overduidelijk in het belastbaar inkomen is, gevangen kan worden als het niet andere
strenge voorwaarden van een ander artikel voldoet. Het restartikel-karakter heb je wel nodig. Het effect van zo’n
artikel is dat het in de praktijk lastig toepasbaar is, het heeft van de nature de eigenschap om heel divers te zijn in
zijn verschijningsvormen. Bij winst uit onderneming heb je een vrij afgebakend bronbegrip en zo kun je vrij makkelijk
de discussie voeren over de vraag welk inkomen hoort hierin thuis, wanneer is er sprake van een onderneming. Dit is
goed te definiëren. Een restartikel wordt lastiger vanwege de diversiteit, het zal algemener moeten omschreven
worden, het zal van alles langskomen bij de behandeling van dit artikel. Het heeft een lastige bronbeschrijving.
Problematisch is dat het een restartikel is en een grote diversiteit aan onderwerpen kent. Typische voorbeelden bij
ROW (het voordeel uit een of meer werkzaamheden, niet zijnde inkomsten uit een dienstbetrekking, winst uit
onderneming) volgen nu. Een vergoeding voor het geven van een lezing, het karakter is van ROW, er is arbeid
verricht door een belastingplichtige waarmee inkomen wordt gegenereerd, wat niet voldoet aan de specifieke
vereisten van een onderneming of dienstbetrekking, het losse karakter zonder gezagsverhouding maakt dat het in
artikel 3.90 IB thuishoort. Het uitponden van o.g. kan ROW zijn. De kern is dat je ergens arbeid in steekt, je gaat
dingen doen, je bent in staat met de aankoop/verkoop van verschillende onderdelen van een object om daar winst
mee te genereren. Op een verjaardag verteld iemand die aandeelhouder is van Jansen BV en zegt er zijn problemen
want de zaak gaat slecht. We zouden overgenomen moeten worden door een kapitaalkrachtige partij. Alleen weet
niemand dat we een patent hebben ontwikkeld dat bijna ingeschreven kan worden bij het patentbureau, zodra dat
gebeurd dan vliegt de winst weer omhoog. Dus je zegt ik wil je wel uit de brand helpen. Voor €10.000 neem ik de
aandelen van je over, je gaat naar je zakenpartner en zegt dat je al jaren op zulke aandelen zit te wachten. De
partner had namelijk gezegd dat hij graag een participatie zou willen hebben in Jansen BV en je hebt het nu. Het is te
koop voor €100.000, er komt daarbij nog een patent aan waarmee je heel veel geld kan verdienen. In anderhalf uur
tik je €90.000 binnen. Het is ROW, want je verricht arbeid die leidt tot het genereren van inkomen, er is geen
dienstbetrekking. Niet ten opzichte van de man op de verjaardag of de man aan wie je de aandelen verkoopt, er is
wel arbeid verricht waarmee voordeel wordt behaald. Andere voorbeelden: alles wat de wetgever verboden heeft
(wetboek van strafrecht) en je genereerd daar inkomen mee, dat valt onder ROW. Zoals bijvoorbeeld inbraak, heling,
insluip, drughanden, prostitutie etc. Bijna al deze activiteiten vallen onder artikel 3.90 IB, echter komen deze bijna
niet terug in de jurisprudentie omdat de fiscale kant van strafrechtelijke dossiers eigenlijk niet gebeurd. Als je de
voordelen van de inbreker in de belasting wil heffen dan kan dat botsen met ondernemerschap, als het gaat om
duurzaamheid bijvoorbeeld. Er is een tweedeling te maken tussen inkomenstypes die vallen onder artikel 3.90 IB. De
eerste is diensten, het geven van een lezing. Iemand vraagt mij iets te doen voor een ander, de dienst die ik verricht
wordt beloond met een honorarium. Daarnaast heb je de vermogenstransacties, aankopen/doorverkopen van o.g. of
aandelenpakketten. Beide kunnen in ROW zitten, echter kun je je afvragen of ze wel in een bron van inkomen
zouden moeten vallen. Of heffingssysteem er wel voor geschikt is. De afbakening met andere bronnen van inkomen.
Waar kan inkomen nog meer onder vallen als het niet onder artikel 3.90 IB zit? Het kan voortvloeien uit een
dienstbetrekking, het zal dan vooral gaan om de dienstencategorie. Het verrichten van diensten ten opzichte van een
derde kan in artikel 3.90 IB vallen. Het mag geen inkomsten zijn uit dienstbetrekking want dan valt het onder eerder
in de wet genoemde bron. Dit staat in artikel 2.14 IB, de bronnenvolgorde. Winst uit onderneming zie je meer bij
vermogenstransacties. Diensten kan ook als je deze verricht in het kader van een duurzame onderneming. Hierbij is
het onderscheid tussen ROW en winst uit onderneming de duurzaamheid van de activiteiten van de
belastingplichtige. Je kijkt dus steeds hoe verhoudt het zich tot dienstbetrekking, tot onderneming en bij
vermogenstransacties vaak hoe verhoudt het zich tot box 3? Als je kijkt bij ROW (dus het is geen dienstbetrekking of
onderneming, deze toets is al doorlopen) dan is de enige vraag: is het ROW of box 3? Iets anders is eigenlijk niet
meer denkbaar. Het grote tariefverschil tussen box 3 en ROW, bij de een is het rond de 1,2-1,55% en de ander betaal
je over de volledige winst maximaal 52% box 1 progressief tarief. Het verschil tussen blijven hangen bij artikel 3.90 IB
en box 3 is gigantisch en dus alle reden tot discussie. Het is vaak een alles of niets discussie. Zoals in het voorbeeld
van Jansen BV dat je aandelen verkoopt met voorkennis. Als de inspecteur gelijk krijgt en je verliest de discussie dan
is er weinig anders denkbaar dat je 52% belasting betaald over de winst van €90.000. Je kunt niet een beetje het
oogmerk hebben om de aandelen met voorkennis door te verkopen. Of je verkoopt ze en het is een gok, of je had je
plan al klaarliggen. Het verschil tussen de een en de andere situatie is alles of niets. Hetzelfde geldt bij andere
vormen van vermogenstransacties. Je kunt het niet een beetje stelen. Als je iets steelt dan valt het in geen andere
1
Hoorcollege 9 – 7 maart 2017

,Hoorcollege 9 – 7 maart 2017
bron dan ROW. De rechter gaat niet zeggen je hebt per ongeluk gestolen. De discussies in de praktijk worden
gehinderd door dit grote verschil. De inspecteur hoeft maar te roepen, zou het geen ROW zijn, dan vliegt de
belastingplichtige al in de gordijnen. Deze kan jarenlang over aanslagen van een paar miljoen lopen te vechten en
het kan heel simpel uitkomen op dat de rechter zegt dat niet bewezen is dat belastingplichtige die voorkennis bezat
in het kader van die aandelentransactie en dan is het ineens 0 in plaats van miljoenen. Dat maakt dat het opleggen
van een aanslag al heel verlammend kan werken op de belastingplichtige. Bronvoorwaarden zijn inherent aan het
bronnenstelsel. Aan een bron van inkomen worden toerekenbare inkomsten, aanwijsbare inkomsten, kunnen pas in
de heffing worden betrokken. Is er geen aanwijsbare bron van inkomsten dan valt het voor de IB niet te belasten.
Het is het fundament van de wet IB. De bronnentheorie is eigenlijk dat een bron van inkomen, als je deze omschrijft,
wat problemen oplevert omdat het een klein beetje een cirkelredenering oplevert. Een bron van inkomen is in de
klassieke bronnenleer namelijk een omstandigheid dat iets (vermogensbestanddeel, arbeid etc) een
belastingplichtige positieve voordelen kan opleveren. Het moet de potentie hebben om inkomsten te genereren,
dan is er sprake van een bron. Dezelfde doctrine zegt dat inkomen datgene is wat zich van een bron heeft
afgescheiden. Je loopt snel aan tegen abstracte discussies wat een bron van inkomen kan vormen. De wetgever
heeft deze opgeschreven in de wet. De bewijslast ligt bij de inspecteur, dat is mazzel bij de ROW, maar als de
inspecteur een plausibel verhaal heeft dan is het aan de meest gerede partij (de belastingplichtige) om
tegenargumenten in te brengen, om de inspecteur te weerleggen. Het is aan de inspecteur om aan te tonen waarom
iets onder een bepaalde bron van inkomen valt. De artikelen waarin de bronnen beschreven worden hebben als het
gaat om de bronnen met uitzondering van ROW een bijzonder kenmerk dat ze een duidelijk herkenbaar
verschijningsvorm hebben. Bijvoorbeeld de dienstbetrekking en de onderneming versus ROW. Als je voordelen gaat
toewijzen aan de bron inkomsten uit dienstbetrekking, inkomsten uit arbeid. Dan weet je dat het bestaan van die
dienstbetrekking een soort ankerpunt is om de hele discussie omheen te voeren. Je kunt betrekkelijk eenvoudig het
bestaan van een dienstbetrekking als kenmerk van het genereren van arbeidsinkomsten toetsen in de praktijk. Wat
hebben belastingplichtige en (vermeende) werkgever daarover opgeschreven. Dienstbetrekking is zo goed
uitgekristalliseerd dat als het niet uitgeschreven zou zijn dat er zoveel jurisprudentie is waarin omschreven staat wat
een dienstbetrekking inhoudt: een gezagsverhouding, betalen van loon, verplichting om werk te verrichten etc. Het
is een herkenbaar framework aan criteria om te beoordelen of het inkomen gegenereerd door belastingplichtige uit
dienstbetrekking afkomstig is. Bij een onderneming heb je hetzelfde hulpsysteem. Winst uit onderneming, voordelen
die bij de belastingplichtige opkomen doordat hij of zij arbeid/dienst verricht is gelukkig gekoppeld aan het bestaan
van de onderneming. Het winkel, het fysieke bestaan van een onderneming maakt dat het relatief makkelijk is om
een voordeel dat bij belastingplichtige opkomt toe te rekenen aan een onderneming. En bij ROW is er niets, geen
algemeen kenbare beschreven verschijningsvorm van dit type voordeel. Dit is logisch voor een restartikel. Je hebt
niet veel meer dan de algemene bronnentheorie om aan vast te houden. Wat zijn de bronkenmerken die je achter
artikel 3.90 IB moet lezen? Want dit artikel zegt niets. Er zijn vier bronkenmerken: het verrichten van arbeid door de
belastingplichtige, het deelnemen aan het economische verkeer, het beogen van voordeel en het redelijkerwijs
verwachten van voordeel, de voordeelsverwachting. Het gaat om het belasten van voordelen die een
belastingplichtige geniet uit het verrichten van arbeid. Het gaat niet om vermogensvoordelen die je zou moeten
omschrijven als voordelen die worden getrokken uit de inzet van kapitaal. Je kunt zeggen dat het twee
productiefactoren zijn, arbeid en kapitaal. We belasten hier de revenuen die voortvloeien uit inzet van
arbeidscapaciteit van een belastingplichtige. Dat is anders dan iemand die €100.000 op de bank heeft en rente
ontvangt op basis van het rentetarief. Het is geen voordeel dat voortvloeit uit de arbeid van de belastingplichtige,
want het vermogen heeft in zichzelf de capaciteit om rendement op te leveren. Het is inherent aan vermogen,
vermogen kan renderen. We zoeken bij ROW naar voordelen die gerelateerd zijn, voortvloeien uit de arbeid van de
belastingplichtige. Dat is lastig want het onderwerp van de arbeid van de belastingplichtige kan natuurlijk vermogen
zijn. Een belastingplichtige die appartementen koopt en deze gaat uitponden, of iemand die aandelen koopt en deze
doorverkoopt genereren natuurlijk wel voordeel waarbij het onderwerp van zijn handelingen is o.g. of
aandelenpakket. Hij maakt daarmee dus winst, maar die winst realiseert hij doordat hij aan het werk gaat. Het zijn
de vruchten van die arbeid die belast wordt. Een belastingplichtige die ergens voordeel mee behaalt die net zo goed
door een andere belastingplichtige zou zijn genoten als hij de hele dag niets doet, dan moet je nadenken. Het ging
toch over het belasten van de arbeid in box 1, hier klopt dus wellicht iets niet. Klopt het door te zeggen dit is ROW,
dat de vruchten van de arbeid van de belastingplichtige in de belastingheffing betrek. Als je daaraan gaat twijfelen
moet je kijken of je het juiste etiket op het voordeel hebt geplakt, is het niet iets anders? Dat is bij winst uit
onderneming niet anders. Het is een organisatie van kapitaal en arbeid waarbij de belastingplichtige een
winstoogmerk heeft en een winst realiseert. Het is de organisatie van de arbeid van de belastingplichtige rondom
2
Hoorcollege 9 – 7 maart 2017

,Hoorcollege 9 – 7 maart 2017
dat kapitaal dat maakt dat er voordeel wordt genoten. Het arbeidskarakter is dus ongelooflijk belangrijk. Een
onderneming die alleen bestaat uit kapitaal en geen arbeid lijkt moeilijk voor te stellen. Het zijn de vruchten van de
arbeid van de belastingplichtige die je in de heffing betrekt. Wat moeten we doen met voordelen die door arbeid
worden veroorzaakt maar waarin besloten ligt het rendement op het vermogen. Stel dat je een onroerende zaak
hebt, die rendeert, die levert huur op. Rondom deze onroerende zaak verricht ik allerlei arbeid waardoor in totaliteit
het rendement laat uitstijgen boven het normale huurniveau waardoor je extra voordelen genereert. Moet je dan
het voordeel dan splitsen in twee componenten in een arbeidscomponent en een vermogenscomponent. Of moet je
zeggen nee, als de arbeidscomponent zo belangrijk is geworden dat het voordeel in de bron ROW plaats dan telt
alles ook mee. Als je deze afweging goed begrijpt dan heb je goed door dat we bezig zijn met het filteren van de
vraag of de arbeid, de veroorzakende factor is van het voordeel bij de belastingplichtige. Er zijn dus vier
voorwaarden: arbeid, deelname economisch verkeer, voordeel beogen, voordeel verwachten. De bronvoorwaarden
zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden, hebben een onderlinge samenhang. De een zegt iets over de ander en ze
zijn cumulatief, als een van de voorwaarden niet is vervult dan is er geen sprake van ROW. Alle bronvoorwaarden
moet je dus tegelijk toetsen, je mag niet de fout maken. Je hebt een belastingplichtige die heeft dit en dat gedaan,
met deze activiteiten heeft hij voordeel behaald en ik ga toetsen is er arbeid, ja, deelname aan economisch verkeer,
ja. Zo ga je het rijtje bij langs, want als je dat doet dan loop je het risico dat je vergeet na te denken over de vraag
welke arbeid beoordeeld moet worden om ja te kunnen zeggen. Want je zou kunnen zeggen dat een
belastingplichtige een spaarrekening heeft met €100.000 geniet daarmee rente. Die belastingplichtige verricht altijd
wel ergens enige arbeid, al was het maar dat degene achter de pc gaat zitten de rekening opent en overboekt van
bank a naar bank b en checkt of de rente is bijgeschreven. Als je zo gaat beoordelen of er sprake is van de vier
voorwaarden, dan is alles ROW. Er is bijna geen voordeel denkbaar dat de belastingplichtige niet op z’n minst enige
arbeid aan verricht. Als zou je je brievenbus legen en je bankafschrift controleert, of een telefoontje van de bank. Zo
moet je het niet beoordelen. Je moet kijken of de arbeid in relatie staat tot de deelname in het economische
verkeer, of die arbeid in het economische verkeer in relatie staat tot het willen behalen van voordeel en of die drie
samen met elkaar leiden tot de conclusie dat dat voordeel wat de belastingplichtige door die arbeid in het
economische verkeer ook redelijkerwijs te verwachten is, dan heb je de juiste brontoets doorlopen. Je moet ze in
onderlinge samenhang zien met elkaar.

Vanaf 49.30 uur microfoon uit in verband met ruis, daarna pauze.

De vier bronvoorwaarden. Arbeid die door de belastingplichtige wordt verricht wordt als we kijken naar de
bronvoorwaarden voor ROW kan twee vormen aannemen. Dat is te zien in de jurisprudentie. De HR praatte steeds
over de aard en omvang van de door belastingplichtige verrichte werkzaamheden. In de aard en omvang zitten twee
componenten, de kwalitatieve en kwantitatieve componenten van de arbeid. Uit de jurisprudentie blijkt dat die twee
met elkaar een bepaalde verhouding hebben, ze zijn complementair aan elkaar. Voor het bereiken van de conclusie
dat de arbeid van de belastingplichtige niet zomaar arbeid is maar arbeid die leidt tot de kwalificatie ROW bij de
belastingplichtige en daardoor tot een belast voordeel. Als de samenhang tussen kwaliteit en kwantiteit van aard en
omvang van arbeid een bepaald minimum overschrijd dan is er sprake van zodanige arbeid dat daarmee de bron
wordt betreden. Dus als ze complementair zijn aan elkaar. Dus als je van de een heel veel hebt, dat je van de ander
heel weinig nodig hebt om tot ROW te komen. Het makkelijkst kun je dat inbeelden als je kwalitatief hoogwaardige
arbeid hebt, iets waar je echt wat aan hebt, iets wat het verschil maakt. De voorkennis van de aandelendeal in het
voorbeeld voor de pauze is kwalitatief hoogwaardige arbeid. De informatie waar je over beschikt, dat je met heel
weinig fysieke arbeid als het gaat om de omvang ervan, kun je het voordeel al realiseren. Dus hoog kwalitatieve
arbeid vereist weinig kwantitatieve arbeid. Toch kan dan al die combinatie van heel weinig kwantitatieve arbeid met
een heel hoge kwaliteit kan al verklaren door de belastingplichtige door de inzet van die arbeid het voordeel
realiseert. Het omgekeerde is meestal ook waar, de uitzonderingen komen later. Als je arbeid hebt waar op zichzelf
bezien niet heel veel deskundigheid, bijzondere kwaliteit voor nodig is, dan kan je zeggen dat de belastingplichtige
het voordeel moet kunnen realiseren door een andere oorzaak, bijvoorbeeld door heel veel arbeid te verrichten, de
omvang. Een omvang van arbeid die niet past bij iemand die gewoon zijn vermogen wil laten renderen, de
belastingplichtige die €100.000 op een bankrekening plaatst en gewoon de rente-inkomsten laat overmaken door de
ban. Dat is iemand die qua omvang van de arbeid zich niet anders gedraagt dan een willekeurige belegger. Daarvan
kun je zeggen wil je zo’n belastingplichtige, of iemand die een woning exploiteert, wil je die naar het niveau
toebrengen dat die ROW geniet. Dan zal die als het blijft bij kwalitatief laagwaardige arbeid, er zit geen bijzondere
kennis in, dan zal de verklarende factor voor het realiseren voor dat extra voordeel wellicht zitten in de omvang van
3
Hoorcollege 9 – 7 maart 2017

, Hoorcollege 9 – 7 maart 2017
de arbeid. Dus je zou kunnen zeggen belastingplichtige doet heel veel arbeid ten opzichte van een normale
belastingplichtige, of hij doet hele bijzondere arbeid ten opzichte van een normale belastingplichtige. De samenhang
van die beide componenten maakt dat het als je de lat overstijgt dat je zodanige aard en omvang hebt
gecombineerd, dat zal zoals de HR het zegt, dat ze samen de verklarende factor vormen voor het gerealiseerde
voordeel. Samen met de andere bronvoorwaarden zoals in samenhang met het economisch verkeer en voordeel
beogen en verwachten, leidt het tot een belast voordeel. Of je de arbeid verricht in dienstbetrekking ten opzichte
van een derde en daarvoor beloond wordt of dat je het zelf doet, maakt voor de belastingwetgever eigenlijk geen
verschil, mits er sprake is van een voordeel door die arbeid ook zijn verklaring vindt. Dit is de juiste toepassing van de
bronnentheorie. Dus arbeid in kwalitatieve en kwalitatieve zin moet in feite de verklaring vormen voor het
gerealiseerde voordeel bij de belastingplichtige. Wat vaak fout gaat bij de toetsing van de bronvoorwaarde arbeid is
dat een inspecteur die zegt ik heb de bewijslast, ik zie een belastingplichtige die €100.000 voordeel heeft genoten.
Waar rook is, is vuur. Er moet wat zijn, ik ga achteruit redenerend, ik ga kijken of zodanige activiteiten van
belastingplichtige kan identificeren, dat alles bij elkaar zo’n lange lijst wordt. Dan moet de €100.000 voordeel wel uit
die arbeid is ontstaan. Als ik dat bij de rechter neerleg, dan kom ik er wel. Dit is een leuke poging, maar hopelijk
strand die bij de rechter, want dit is niet zoals de brontoets moet worden doorlopen. Je moet proberen te begrijpen
hoe komt het dan dat belastingplichtige €100.000 heeft genoten? Als een inspecteur niet in staat is uit te leggen
waarom het zo is dat de €100.000 voordeel wordt genoten op de aan- en verkoop van een huis, gaat het bij de
rechter dus ook fout, als deze zijn werk goed doet. De discussie met de vraag aan belastingplichtige hoe verklaart u
anders het voordeel, dat is een stupide vraag, je hoeft er geen antwoord op te geven. De inspecteur draait daarmee
ten onrechte de bewijslast naar de belastingplichtige. De inspecteur zou moeten vragen: vertel mij alles over de
exploitatie van de vastgoedportefeuille en dan beoordeel ik aan de hand daarvan of het in box 1 of box 3 thuishoort.
De inspecteur moet verklaren waarom het voordeel genoten is, als hij dat niet kan, dan hoeft de belastingplichtige
dat ook niet te doen. Meestal weet de belastingplichtige heel goed waar het van komt, als je dan expres niet gaat
vertellen dan vindt de rechter dat niet zo leuk, dan loop je het risico dat de rechter de bewijslast bij
belastingplichtige legt. De arbeid moet een gedegen onderzoek naar worden gedaan, het gaat om de arbeid die leidt
tot het voordeel, niet de gewone arbeid die ervoor nodig is. Bijvoorbeeld naar de notaris gaan om een pand te laten
leveren, dat moet iedereen. Het gaat om de arbeid die ertoe doet, die moet je onderzoeken en opsporen. Is niets
doen ook arbeid? Als je arbeid achterwege laat, je redt iemand niet uit het water, je vertrekt geen informatie en
door het niet doen realiseer je voordeel, dat kan. Het is nooit uitgemaakt door de HR, maar het telt waarschijnlijk
wel mee. Is denken ook arbeid? Waarschijnlijk wel, het maken van het plan levert arbeid op. Bij weinig arbeid kan
het ook, als de kwaliteit maar hoog genoeg is. Een telefoontje en een miljoen verdienen, dat is voldoende,
kwalitatief hoge arbeid. Het is een verklarende factor voor het realiserende voordeel. Als de inspecteur het weet te
benoemen, als hij daarvoor een verklarende factor heeft gevonden dan is het raak. Arbeid van jezelf of ook van
derden? Ook van derden telt mee. Als je om je heen een groep mensen verzameld. Bijvoorbeeld in het vastgoed
actief zijn, je hebt een makelaar, een ex-bankmedewerker die de financiële wereld goed kent, je hebt een
bouwkundige, met z’n allen voer je je plan uit. Door het inschakelen van die mensen weet je het voordeel te
realiseren. Is die arbeid van die anderen aan jou toe te rekenen, ja, het aansturen van mensen. De notaris telt niet
mee, want de notaris krijgt een marktconforme beloning waardoor geen winst behaald kan worden, daarnaast moet
je aan je de inschakelde personen dezelfde kwaliteitseisen stellen als aan jezelf. Als je iets doet in een bepaald
proces wat niet leidt tot winstverhoging, het voegt niets toe, ik bel alleen de makelaar met de vraag wat vind je van
die buurt, dat kan iedereen doen, het is geen arbeid die er iets toe doet. Het gaat om derden die door je inschakelt
worden in het proces van die arbeid een wezenlijke functie vervullen. Dan heb je aan de belastingplichtige
toerekenbare activiteiten die van een zodanige aard en omvang zijn dat je er het voordeel mee kan verklaren. Dat is
de eis die je moet stellen aan arbeid van derden. De belastingplichtige moet arbeid verrichten en aan een aantal
voorwaarden voldoen. Als het vinkje staat bij arbeid dan heb aan de eerste bronvoorwaarde voldaan. Je hebt dan al
stiekem lopen nadenken over de andere voorwaarden; economisch verkeer, voordeel beogen en verwachten. Je
ontkomt niet aan die connectie tussen die bronvereisten. Je doet alsof je arbeid kan parkeren en apart kan toetsen,
maar je moet die denkstap maken, anders staat er altijd een vinkje bij arbeid. De tweede bronvereiste is deelname
aan het economisch verkeer. Het is over het algemeen een makkelijkere bronvereiste. Wat beoog je met die
bronvereiste? In de doctrine wordt die eis eigenlijk verklaard dat de belastingplichtige in het economisch verkeer
moet opereren (dit geldt ook voor dienstbetrekking en onderneming). Je wil voorkomen dat alles wat zich in de
particuliere sfeer van de belastingplichtige afspeelt in het aangiftebiljet IB een plekje gaat vinden. We willen een
goed hanteerbaar inkomensbegrip, een maatschappelijk aanvaard inkomensbegrip hebben in de IB. Iets wat
iedereen snapt, dat als je daar iets verdient dat je daarover belasting betalen. Doen we dat niet, de particuliere sfeer
4
Hoorcollege 9 – 7 maart 2017

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ehwscholtens. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

54879 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.75
  • (0)
Add to cart
Added