Oefentoets psychopathologie
1. Iemand heeft een handicap als…
a. Er een lichamelijke afwijking is
b. Je door de stoornis iets niet kan
c. Het de maatschappelijke rol vervulling beïnvloed
2. Volgens welke theorie ontwikkelt psychopathologie zich doordat je faalt om ontwikkelingsstadia te
doorlopen?
a. Klassieke psychoanalyse (freud)
b. Ego psychologie (Erikson)
c. Behaviorisme
d. Sociale leertheorie (Bandura)
3. Volgens welke theorie ontwikkelt psychopathologie zich doordat er een organische disfunctie is in het brein?
a. Behaviorisme
b. Klassieke conditionering (pavlov)
c. Biologisch, medisch model
d. Ego psychologie
4. Wat is triangulatie
a. Onvermogen om verder te komen in de ontwikkeling
b. Iemand is terechtgekomen op de hiërarchische laag van de ouders
c. De relatie tussen brein en gedrag
d. Onderzoek bij kinderen hoe emoties ontstaan en kunnen worden afgeleerd & aangeleerd
5. Wat zit in een persoon en maakt die persoon gevoeliger voor een risico factor?
a. Weerbaar
b. Kwetsbaarheid
c. Versterkende factor
d. Protectieve factor
6. Wat vermindert de impact van een risico factor?
a. Kwetsbaarheid
b. Versterkende factor
c. Protectieve factor
7. Floor heeft ondanks een risicofactor toch een gezonde ontwikkeling. Floor is …
a. Weerbaar
b. Kwetsbaar
c. Een versterkende factor
d. Een protectieve factor
8. Rond welke leeftijd is er sprake van het ontwikkelen van zelfregulering (bij een normale ontwikkeling)?
a. Babytijd
b. Peutertijd
c. Voorschoolse leeftijd
d. Schoolse leeftijd
9. Een kind heeft geleerd dat een hond een dier is. Hij ontdekt dat katten ook dieren zijn, dus ‘kat’ wordt in de
bestaande cognitieve structuur van ‘dier’ opgenomen. Welke term hoort hier bij?
a. Assimilatie
b. Accommodatie
10. De ontwikkeling van de symboliek hoort bij dit stadium van Piaget:
a. Sensomotorisch stadium
b. Preoperationeel stadium
c. Concreet-operationeel stadium
d. Stadium van de formele operaties
, 11. Welke lijn hoort bij ‘Females’?
a. De blauwe lijn
b. De groene lijn
12. Een ouder heeft weinig structuur in zijn
opvoeden, en veel warmte. Welke opvoedstijl
past hier bij?
a. Autoritair
b. Toegeeflijk
c. Autoritatief
d. Verwaarlozend
13. Vanaf welke leeftijd spelen kinderen samen, maar zijn ze gericht op de activiteit?
a. Vanaf geboorte
b. Vanaf 1e jaar
c. Vanaf 4e jaar
d. Vanaf 6e jaar
14. Wat zijn kwalitatieve ontwikkelingsbelemmeringen?
a. Afwijkende ontwikkeling en Adaptational failure
b. Asynchrony en Regressie
c. Adaptional falure en Developmental delay
d. Regressie en Afwijkende ontwikkeling
15. Maaike en Tariq hebben allebei dezelfde risicofactor. Toch ontwikkelt Maaike geen stoornis, en Tariq wel.
Welk begrip beschrijft dit?
a. Equifinaliteit
b. Multifinaliteit
16. Wat is voorspellend voor de toekomst?
a. Continue ontwikkeling
b. Discontinue ontwikkeling
17. In welke fase van gehechtheid (bij een normale ontwikkeling) is er sprake van gerichtheid op bekende
verzorgers?
a. Fase 1 : 3 maanden
b. Fase 2 : 3 – 6 maanden
c. Fase 3 : 6 maanden – 3 jaar
d. Fase 4 : vanaf 3 jaar
18. Bij welke gehechtheid maximaliseert het kind zijn emoties bij angst en spanning?
a. Veilige gehechtheid
b. Onveilig ambivalente gehechtheid
c. Onveilig vermijdende gehechtheid
19. Een kind zoekt geen troost tijdens stress en reageert niet of zelden op de troost die wordt aangeboden.
Welke stoornis past het beste bij deze omschrijving?
a. Reactieve hechtingsstoornis
b. Ontremd-sociaalcontactstoornis
20. Tim heeft er geen probleem mee om met iemand mee te gaan die hij niet kent. Hij is niet terughoudend als
hij een vreemde volwassene benadert. Welke stoornis past het beste bij deze omschrijving?
a. Reactieve hechtingsstoornis
b. Ontremd-sociaalcontactstoornis
21. Welke vormen van mishandeling passen bij Commission?
a. Fysieke verwaarlozing en seksueel misbruik
b. Fysieke mishandeling en seksueel misbruik
c. Fysieke mishandeling en emotionele verwaarlozing
d. Verwaarlozing van onderwijs en emotionele verwaarlozing
22. Welke neurocognitieve functies / informatieverwerkingsprocessen spelen een rol bij ASS? Meerdere
antwoorden goed
a. Problemen met sociale cognitie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nikkibruinen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.86. You're not tied to anything after your purchase.