Een samenvatting Gezondheidsrecht van alle voorgeschreven stof (zie inhoudsopgave). Samenvatting van boek Leenen aangevuld met hoorcollege aantekeningen. Tevens een samenvatting van alle relevante jurisprudentie. Zelf een 9 gehaald voor tentamen aan de hand van deze samenvatting.
Week 1: inleiding...................................................................................................................................... 2
Week 2: rechten van patiënten (WGBO) ............................................................................................... 12
Week 3: dwangopneming en dwangbehandeling (Wet Bopz) .............................................................. 32
Week 4: juridische aspecten rond het einde van het leven .................................................................. 42
Week 5: orgaandonatie en -transplantatie (WOD), wetenschappelijk onderzoek (WMO) en
embryoselectie (Embryowet) ................................................................................................................. 55
Week 6: stelsel van zorgverzekering ...................................................................................................... 71
Week 7: kwaliteit en beroepenregeling (Wet BIG en deel Wkkgz) ....................................................... 83
Week 8: klachten- en geschillenregeling (Wkkgz H3) .......................................................................... 100
Week 9: tuchtrechtelijke aansprakelijkheid (Wet BIG) ........................................................................ 103
Week 10: civielrechtelijke aansprakelijkheid (boek 6 BW) .................................................................. 108
Lijst met relevante jurisprudentie ........................................................................................................ 113
1
,Week 1: inleiding
Hoofdstuk 1: plaatsbepaling en uitgangspunten van het gezondheidsrecht
Doel en omschrijving
Het doel van het gezondheidsrecht is de rechten van mensen in de gezondheidszorg
beschermen en evenwichtige verhoudingen in en ten aanzien van de zorg voor de
gezondheid te scheppen.
Gezondheidsrecht: ‘het geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de zorg voor de
gezondheid en de toepassing van overig burgerlijk, bestuurs- en strafrecht in dat verband’.
Wat voor soort rechtsregels:
- preventieve activiteiten (ter bescherming van de gezondheid)
- cure (curatieve zorg gericht op diagnose, behandeling bij ziekte of aandoeningen)
- care (verpleging, verzorging, begeleiding etc.)
deze rechtsregels komen uit de grondwet, internationale verdragen, civiel recht,
bestuursrecht en strafrecht (vandaar dat gezondheidsrecht een horizontaal specialisme is)
Overig: in de gezondheidszorg gelden ook de algemene rechtsregels. Toepassing van
algemene rechtsregels in de gezondheidszorg kan toch een specifiek karakter krijgen (bijv.
civiele aansprakelijkheid in de gezondheidszorg).
De kern van het gezondheidsrecht wordt echter primair bepaald door de specifiek op de
gezondheidszorg betrekking hebbende regels.
Gezondheidsrecht en gezondheidsethiek
Hier kan overlapping ontstaan. Toch onderscheid:
- gezondheidsrecht houdt zich echter bezig met wettelijke en juridische regelingen (rechten
en plichten, contractuele verhoudingen, rechtsprocedures, etc.) De gezondheidsjurist kan
zich niet tot waarden en normen beperken
- ethische opvattingen verschillen, terwijl het recht tot taak heeft de ethische verschillen in
het rechtssysteem een plaats te geven
- ethiek normeert gedrag, maar die norm is niet direct juridisch bindend wel kunnen
ethische normen doorwerking in het recht krijgen, zoals waar de wetgever genoemde
blanket termen heeft gebruikt (R&B, goede trouw, goede zeden).
Er bestaat ruimte voor ethiek waar het recht niet regelt.
2. RECHTSBRONNEN
Bovennationale rechtsbronnen (via art. 93 en 94 Gw kan de NL burger hier rechten aan
ontlenen)
- internationale mensenrechtenverdragen;
* EVRM + uitspraken EHRM
* ESH (Europees Sociaal Handvest; hierin specifiek recht op gezondheid in opgenomen.
Brengt verplichting mee voor de Nederlandse staat) + uitspraken Europese Commissie
* Biogeneeskundeverdrag
2
,- supranationale recht van de Europese Unie
* EU-Verdrag
* VWEU
* uitspraken HvJ EU
* richtlijnen specifiek voor gezondheidszorg.
EU komt voor gezondheidszorg nu nog alleen een coördinerende en stimulerende rol toe.
Wetgeving
Motieven voor wetgeving:
1. structuur en functioneren van de gezondheidszorg met het oog op beschikbaarheid en
bereikbaarheid voor alle burgers;
2. waarborgen veiligheid en kwaliteit (overheidstoezicht, veiligheidseisen);
3. garanderen van de financiële toegankelijkheid van als noodzakelijk te beschouwen zorg op
basis van solidariteit tussen mensen met verschillende gezondheidsrisico’s respectievelijk
verschillende financiële middelen (Zorgverzekeringswet)
4. bescherming van de patiënt in diens afhankelijkheid van de hulpverlener (WGBO);
5. bescherming van individuen waar belangen van derden een rol gaan spelen (Wet op de
Orgaandonatie);
6. bescherming volksgezondheid op collectief niveau (bijv. bij infectieziekten);
Jurisprudentie
Algemene rechtscolleges:
- uitspraken Nederlandse rechter op het gebied van civiele, straf- en bestuursrecht
- College voor de Rechten van de Mens (CRM)
- oordelen Nationale ombudsman
Rechtscolleges specifiek ingesteld voor de gezondheidszorg:
- Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg (RTG)
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG)
spreken beide recht op grond van de Wet BIG over beroepsbeoefenaren die ing. art. 47 lid 2 Wet BIG onder
het tuchtrecht vallen (arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut,
fysiotherapeut, verloskundige, verpleegkundige)
- Scheidsgerecht Gezondheidszorg (SG)
- Geschillencommissie Zorginstellingen
Zelfregulering
Dit houdt in dat personen, beroepsgroepen of instellingen in de samenleving regels
vaststellen om (nader) aan te geven welke normen zij onderling of in hun betrekkingen met
derden (zoals cliënten of het publiek) in acht zullen nemen. Deze regels wordt aangeduid als
autonoom recht, wat te onderscheiden valt van het ‘van buiten komende’ heteronome recht, zoals wetgeving
of rechtspraak.
Zelfregulering heeft geen bindende werking, maar er komt wel juridische betekenis aan toe
zij worden namelijk in de rechtspraak veelvuldig gebruikt als toetssteen voor de
beoordeling van gedragingen (bijv. bij tuchtrechtspraak). Vormen van zelfregulering die de
rechter daar als (meer concreet) ijkpunt gebruikt bij de beoordeling van het professioneel
3
,handelen zijn beroepscodes en gedragsregels, vakinhoudelijke, technische regels en
standaarden, richtlijnen en protocollen.
Geleide zelfregulering: wanneer de overheid bij wet bepaalde zaken nadrukkelijk ter nadere
regulering aan partijen in het veld laat, met als stok achter de deur dat de betreffende materie
alsnog bij AMvB zal worden geregeld als ze er niet uitkomen (bijv. Wmk).
Geconditioneerde zelfregulering: de wet bevat een kader of uitgangspunten voor zelfregulering al
dan niet met een regeling voor toetsing van zelfregulering aan die uitgangspunten (bijv. Wbp).
Hierarchie rechtsbronnen
Nationale wetgeving moet wijken voor bovennationaal verdragsrecht, maar voor het overige
moet de rechter de wet volgen; anderzijds is de rechter niet gehouden in het kader van
zelfregulering tot stand gekomen normen toe te passen.
3. RECHTSBEGINSELEN EN MENSENRECHTEN
Rechtsbeginselen = normen die aan het positieve recht ten grondslag liggen. Zij hebben geen
alles-of-niets-karakter, maar dienen bij rechtsvorming en -toepassing in de overwegingen te
worden betrokken. Rechtsbeginselen zijn van groot belang omdat zij het
rechtvaardigheidsgehalte van het recht kunnen toetsen en aanwijzingen geven voor
toekomstig recht. Zij vormen de overgang tussen waarden en normen aan de ene kant en
rechtsregels en rechtsbeslissingen aan de andere kant. Rechtsbeginselen geven geen
rechtstreekse juridische aanspraken, maar zij spelen bij de toepassing van rechtsregels wel
een rol.
Grondrechten en mensenrechten
Klassieke grondrechten: beogen bescherming van een individueel vrijheidsgebied tegenover
de overheid
Sociale grondrechten: het bieden van ontplooiingskansen aan de mens en zijn deelhebben
aan de maatschappelijke verworvenheden (‘participatierechten’)
Beperking van grondrechten en mensenrechten; horizontale werking
Grondrechten kunnen met elkaar botsen. Dat geldt niet alleen voor sociale en klassieke
grondrechten, maar ook voor klassieke rechten onderling (vrijheid van meningsuiting kan in
conflict komen met de vrijheid van godsdienst). In deze gevallen is van belang welke
beperkingen er aan een grondrecht kunnen worden gesteld:
- art. 1 Gw (gelijkheidsbeginsel) geen mogelijkheid van beperking
- art. 7 (vrijheid van meningsuiting) ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de
wet’
Van art. 10 Gw (eerbiediging persoonlijke levenssfeer) en art. 11 Gw (onaantastbaarheid
lichaam) wordt horizontale werking aangenomen (werking in relaties tussen burgers
onderling). Grondrechten kunnen in horizontale) verhoudingen juridisch op verschillende
manieren worden verwerkelijkt (WGBO)
Rechtsbeginselen
Zelfbeschikkingsrecht
Dit beginsel verschaft een normatief kader voor de toetsing van de (rechts)positie van de
4
,mens in de gezondheidszorg en voor medisch handelen buiten te gezondheidszorg. Het
werkt zelfs na de dood door. De mens heeft het zelfbeschikkingsrecht als mens.
Minderjarigen en verstandelijk gehandicapten hebben dit recht ook, ook al kunnen zij in de
feitelijke uitoefening ervan zijn beperkt. Hun zelfbeschikkingsrecht moet worden
gerespecteerd. Zo dienen vertegenwoordigers de patiënt zo veel mogelijk bij de vervulling
van hun taak te betrekken.
Het zelfbeschikkingsrecht komt niet als zodanig in de wet voor. Het doortrekt echter de
rechtsvorming en vindt (partieel) uitkering in de Grondwet en in het civiel, bestuurs- en
strafrecht.
Een beperking van de reikwijdte van het zelfbeschikkingsrecht is gelegen in het
zelfbeschikkingsrecht van anderen. Een andere beperking ligt in het feit dat de uitoefening
van het zelfbeschikkingsrecht niet tot schade bij anderen mag leiden.
(Zelfbeschikkingsrecht: art. 10 Gw en art. 11 Gw, WGBO, rechtspraak: informed consent en
baby Kelly).
Beschermingsbeginsel
Dit beginsel komt tot uiting als begrenzing van het zelfbeschikkingsbeginsel. Het
beschermingsbeginsel betekent in het gezondheidsrecht:
- het nemen van verantwoordelijkheid voor diegenen die zorg of hulp behoeven.
- de gezondheid en het welzijn van mensen beschermen en bevorderen
(Arts werkte in gevangenis en prikte met de naald met bloed van gedetineerde in haar vinger. Ze
wilde een HIV test maar gedetineerde wilde niet meewerken Man moest meewerken.
Zelfbeschikkingsrecht werd toen dus beperkt door het beschermingsbeginsel.)
Het beschermingsbeginsel kan dus botsen met het zelfbeschikkingsrecht. Belangen dienen
dan worden afgewogen.
Gelijkheidsbeginsel
Ook dit beginsel kan een grond opleveren voor beperking van zelfbeschikking en wel waar
dat noodzakelijk is ter voorkoming of opheffing van ongerechtvaardigde ongelijkheid tussen
mensen.
In de EVRM-bepalingen en de Grondwet werken bovenstaande beginselen door; dat is
evident voor het zelfbeschikkingsrecht, maar geldt ook voor het beschermingsbeginsel (zie
bijv. beperkingsclausules bij een aantal van de genoemde EVRM-bepalingen) en voor het
gelijkheidsbeginsel (omdat gelijke toegang tot zorg een aspect is van het recht op
gezondheidszorg).
4. DE PROFESSIONELE STANDAARD
Volgens een van de kernbepalingen van de WGBO (art. 7:453 BW) moet de hulpverlener bij
zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen
‘in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de
voor hulpverleners geldende professionele standaard’.
De professionele standaard is daarmee een belangrijk uitgangspunt van het
gezondheidsrecht.
5
,De professionele standaard omvat
- enerzijds de medisch professionele standaard: medisch-wetenschappelijke inzichten en de
ervaring die de beroepsgroep met medische handeling heeft opgedaan ( hierbij stelt de
beroepsgroep zelf de normen en regels vast)
- anderzijds de rechten van de patiënt en andere maatschappelijke regelingen die op de
hulpverlening van toepassing zijn ( hierbij worden normen en regels vastgesteld via
wetgeving en andere vormen van regulering en rechtspraak)
Het onderscheid tussen beide categorieën kwam aan de orde in Euthanasie-arrest II. De HR
heeft daar de opvatting verworpen dat euthanasie normaal medisch handelen zou zijn en
onder de medische exceptie zou zijn begrepen. Over de geoorloofdheid van niet-medisch
geïndiceerde abortus provocatus en euthanasie wordt uiteindelijk niet door de medische
beroepsgroep beslist bij ethische zaken is het van belang dat de samenleving beslist.
In de beroepsgroep wordt namelijk ook verschillend gedacht over bijvoorbeeld euthanasie.
Dit brengt problemen mee wanneer een arts geen euthanasie wil toepassen. Dan zou hij niet
handelen conform de professionele standaard, indien euthanasie binnen de medisch-
professionele standaard valt.
Het onderscheid tussen beide categorieën zie je aan de manier waarop regels op dat gebied
worden vastgesteld (via de beroepsgroep zelf of overheidsregulering).
Medisch professionele standaard
Professioneel handelen moet medisch-inhoudelijk aan 2 eisen voldoen:
- de handeling moet medisch zijn geïndiceerd met het oog op een concreet
behandelingsdoel
- zij moet volgens de regels van de kunst (lege artis) wordt uitgevoerd
In toenemende mate wordt bij het bepalen van de medische-professionele standaard
gebruik gemaakt van richtlijnen, standaarden en protocollen. In de geneeskunde is er vaak
niet één absoluut juiste beslissing, al is de arts gehouden de methode te kiezen waarvan
verwacht mag worden dat ze het beste resultaat oplevert.
Tot de medische professionaliteit behoort dat de medische handeling volgens de regels van
de kunst wordt uitgevoerd. In dat verband is o.a. de verhouding tussen bevoegdheid en
bekwaamheid van belang (art. 36 lid 15 Wet BIG: arts dient tevens te beschikken over de
bekwaamheid).
Afwijking van de medisch-professionele standaard kan niet worden gerechtvaardigd door de
toestemming van de patiënt. Wanneer de arts zich aan de professionele standaard heeft
gehouden, maar het beoogde resultaat niet wordt bereikt, is hij in principe niet aansprakelijk
(onzekerheid medische handelingen, conditie en reactie patiënt).
In de tuchtrechtspraak zijn normen ontwikkeld t.a.v. de medisch-inhoudelijke aspecten van
het professionele handelen. Deze hebben betrekking op onderzoek, diagnose en
behandeling, maar ook op voorschrijven geneesmiddelen, bereikbaarheid, waarneming en
thuisbezoek, ziekenhuisopname, begeleiding en nazorg, en zorg rond het levenseinde.
Kern van de rechterlijke toetsing is of de beroepsbeoefenaar heeft gehandeld met de
6
,deskundigheid en zorgvuldigheid die van hem in deze situatie verwacht mocht worden. Bij
beoordeling van aan hem voorgelegde gevallen laat de rechter zich in beginsel leiden door
de gedragsregels, richtlijnen en protocollen die door de beroepsgroep zijn opgesteld.
Medische zinvolheid en verhouding tussen doel en middelen
Ziekte rechtvaardigt niet elk medisch handelen. De arts moet steeds de voor- en nadelen van
medisch ingrijpen afwegen en het doel met het kleinste risico trachten te bereiken.
Criteria voor medische zin:
- het handelen draagt bij aan de oplossing van het medische probleem resp. de
instandhouding of verbetering van de medische toestand van de patiënt, of zal daaruit
redelijkerwijze kunnen resulteren.
- de te gebruiken middelen staan in redelijke verhouding tot het doel
- de patiënt is niet onder een bepaald minimumniveau gezakt
Omschrijving
Gezien het bovenstaande kan de medisch-professionele standaard als volgt worden
omschreven: ‘zorgvuldig volgens de inzichten van de medische wetenschap en ervaring
handelen als een redelijk bekwaam arts van gelijke medische categorie in gelijke
omstandigheden met middelen die in redelijke verhouding staan tot het concrete
behandelingsdoel’.
Uit deze plicht vloeit ook voort dat de arts zich op de hoogte dient te houden van de
ontwikkeling van de geneeskunde binnen de eigen medische categorie.
Richtlijnen, standaarden en protocollen
Richtlijnen zijn een uitdrukking van de medisch-professionele standaard. Een richtlijn bindt
de beroepsbeoefenaar in beginsel, maar de omstandigheden van het geval bepalen of en
hoe de richtlijn wordt toegepast.
Zie Protocol-arrest I en II.
HR in 2005: opstellers van richtlijnen mogen er rekening mee houden dat deze wordt
gehanteerd door bekwame artsen. Een richtlijn hoeft, mede met het oog op de praktische
hanteerbaarheid ervan, niet te vermelden wat artsen op grond van hun vakkennis al zouden
moeten weten.
Medisch-professionele autonomie
Wil de hulpverlener conform zijn professionele standaard kunnen handelen dan moet hem
wel de ruimte worden geboden. Er dient geen hinder te zijn van onnodig maatschappelijke
bemoeienis. De professionele autonomie staat daarmee in functie van het belang van de
patiënt. Deze term wordt vaak gebruikt om aan te geven dat de arts t.a.v. zijn
beroepsplichten zelf verantwoordelijk is.
Echter, zijn autonomie beperkt zich tot de medisch-inhoudelijke kant. Dus beter is om te
spreken van de medisch-professionele autonomie van de arts. De autonomie geldt daarnaast
voor de beroepsgroep. Richtlijnen vormen uitdrukking van de professionele autonomie,
omdat die de beroepsgroep als geheel en niet de individuele arts toekomt.
- kostenoverwegingen mogen niet afdoen aan de medisch-professionele standaard.
7
,Handelen als goed hulpverlener ex art. 7:453 BW is dan niet meer gewaarborgd.
- toestemming van de patiënt voor behandeling doet geen afbreuk aan de autonomie van de
arts. Patiënt kan namelijk alleen instemmen met onderzoek en behandeling die de arts juist
acht.
- dat de arts in dienstverband werkt is niet van invloed op de medisch-professionele
autonomie. Ongeacht die positie is de arts persoonlijk tucht- en strafrechtelijk aansprakelijk.
Gewetensbezwaren
Naast medische handelingen die niet overeenkomen met de medisch-professionele
standaard, is de arts ook gerechtigd handelingen te weigeren waartegen hij ernstige
gewetensbezwaren heeft, zoals abortus en euthanasie. Deze twee vallen niet binnen het
medisch-professionele handelen.
Echter gewetensbezwaren kunnen ook rijzen t.a.v. behandelingen die wél binnen de
medische-professionele standaard vallen (bijv. handelingen t.a.v. een (pre-)embryo.
een arts kan een beroep doen op gewetensbezwaren ongeacht een wettelijke
voorziening. Dit omdat het in strijd zou zijn met fundamentele rechten indien iemand zou
worden gedwongen handelingen te verrichten die tegen zijn geweten indruisen (art. 20
Wafz).
Beroep op gewetensbezwaren worden niet zonder meer gehonoreerd: verpleegkundigen met
gewetensbezwaren tegen abortus die werkten op een kleine ziekenhuisafdeling waar het niet
mogelijk was één of meer verpleegkundigen van bepaalde werkzaamheden vrij te stellen, werden
door het ziekenhuis overgeplaatst. Verpleegkundigen waren het niet eens met overplaatsing. Hof
stelde verpleegkundigen in het ongelijk: gewetensbezwaren mogen niet worden gebruikt om een
instellingsbeleid af te dwingen.
Is het gewetensbezwaar voor de arts een gewichtige reden (7:460 BW) om de
behandelingsovereenkomst te beëindigen, dan zal hij totdat een nieuwe arts is gevonden de
patiënt in behandeling moeten blijven houden.
5. DE JURIDISCHE POSITIE VAN HET LICHAAM
Het juridisch mensbeeld is evolutionair, waarbij normen verdwijnen en nieuwe normen
ontstaan. Anders dan in het biologisch mensbeeld, dat in wezen deterministisch van aard is,
ligt voor het recht het gemeenschappelijk ‘waardebestand’ niet voor altijd vast.
Het verschil tussen het juridisch en biologisch mensbeeld komt onder andere naar voren in
de regel dat het kind dat staande het huwelijk is geboren, de echtgenoot van zijn moeder tot
vader heeft; dat kan dus een ander persoon zijn dan zijn biologische vader.
Ook vóór de geboorte en na het overlijden kan dit mensbeeld doorwerken.
Recht op eigen lichaam
Onaantastbaarheid van het lichaam/recht over eigen lichaam te beschikken (art. 11 Gw)
Dit recht kan worden gezien als een gepositiveerd deel van het zelfbeschikkingsrecht. Dit
recht blijft een kernelement van de persoonlijke levenssfeer (art. 10 Gw).
De lichamelijke integriteit valt onder de bescherming van art. 11 Gw.
De geestelijke integriteit valt onder de persoonlijke levenssfeer van art. 10 Gw en onder art.
11 Gw indien de aantasting van de geestelijke integriteit ook lichamelijke aanrakingspunten
8
,of effecten heeft.
Wat valt onder lichamelijk integriteit? medische experimenten op mensen, toedienen
elektroshocks, gedwongen behandeling van lijdens aan geslachtsziekten, leegpompen maag,
bloedafname, inenting, verwondingen, operaties, behandeling door een arts, weigering
medische behandeling, toestemmingsvereiste, bloedproef, keuringen, gedwongen
verpleging geesteszieken, castratie, sterilisatie, orgaantransplantatie, uitnemen van organen,
gedwongen toediening of onthouding voedsel.
Juridische positie van het levende lichaam
Omdat het lichaam verbonden is met de menselijke persoon, is het niet gelijk aan andere
zaken. Het menselijk lichaam heeft in het recht dan ook een bijzondere positie. Het lichaam
heeft een intrinsieke waarde die grenzen stelt aan de beschikkingsmacht. De
beschikkingsmacht van anderen over het lichaam zonder toestemming van de betrokkene is
ook gelimiteerd (ouders kunnen maar in beperkte mate over hun kinderen beslissen). Het
gaat om een persoonlijkheidsrecht en anderen kunnen dat recht niet overnemen.
In of aan het lichaam aangebrachte materialen
In het levende lichaam (geen voorwerp van eigendom) worden weefsels en bloed ingebracht
en materialen aangebracht die vóór de inbrenging of aanbrenging wel voorwerp van
eigendom waren.
- weefsels (getransplanteerde organen) en bloed gaan toebehoren aan lichaam
- voorwerpen die tijdelijk in/aan het lichaam worden bevestigd worden geen intrinsiek
deel van het lichaam en blijven hun zelfstandig zaakskarakter behouden (zoals katheter,
kunstbeen, hartkleppen)
- beademingsapparaat behoudt zelfstandig zaakskarakter (gesproken wordt van
‘aansluiting van de patiënt aan het apparaat’)
Van het lichaam afgescheiden lichaamsmateriaal
Wordt de verbinding tussen de persoon en een stoffelijk deel van zijn lichaam verbroken,
dan wordt dat stoffelijk deel een zelfstandigheid, die op zichzelf bestaat. Het wordt een zaak
(art. 3:2 BW, ‘de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten’). Het licht voor de
hand de eigendom van afgescheiden lichaamsmateriaal toe te kennen aan degene van wie
het lichaamsdeel of materiaal afkomstig is. Het Biogeneeskundeverdrag bepaalt dat een
persoon zijn eigen lichaamsmateriaal niet mag verkopen (behalve voor sperma).
S. en Marper/VK het Hof oordeelde over het voor onbepaalde tijd bewaren van
celmateriaal dat dit materiaal unieke persoonlijke informatie bevat over degene van wie het
afkomstig is en diens bloedverwanten. Daarom is bij bewaring van lichaamsmateriaal art. 8
EVRM in het geding (‘right to private life’) en is opslag daarvan alleen op specifieke gronden
en onder specifieke waarborgen aanvaardbaar.
Resterend lichaamsmateriaal na een medische behandeling dat geen waarde of betekenis
heeft kan worden beschouwd als ‘res derelicta’. Dit kan worden bewaard met het oog op
toekomstige diagnostiek of behandeling (bijv. bloedmonsters of DNA-materiaal). Dit
materiaal komt feitelijk in bezit van arts of ziekenhuis.
9
, Vanwege de informatie die lichaamsmateriaal bevat, moet het worden beschermd.
Toestemming van de patiënt om het voor een wetenschappelijk doel te gebruiken is in
beginsel noodzakelijk, althans als het herleidbaar lichaamsmateriaal bevat. Voor niet tot de
persoon herleidbaar materiaal kan met een geen-bezwaarregeling worden volstaan (art.
7:467 BW). Zie week 5.
Bij donatie voor transplantatie gaat lichaamsmateriaal over.
- bestemming = wetenschappelijk onderzoek de eigendom gaat dan over naar de
onderzoeksinstelling of biobank. De donor blijft echter na de overdracht aanspraak maken
op de persoonlijkheidsrechten die onlosmakelijk met zijn materiaal verbonden zijn.
- bestemming = voor donor zelf in een celbank opgeslagen specifiek celmateriaal blijft
(als niet anders is afgesproken) eigendom van de verstrekker.
- bestemming = voor een ander doneren van bloed of sperma wordt eigendom van
bloedbank of spermabank (tenzij anders is overeengekomen).
Juridische positie van het lijk
HR 1946: ‘de erven of nabestaanden van een overledene hebben een zodanige zeggenschap
over diens lijk dat van een toebehoren in de zin van art. 310 WvS moet worden gesproken’.
Er is dus sprake van diefstal als een lichaamsdeel of stoffen uit een lijk worden weggenomen
zonder toestemming van de betrokkene(n).
Het recht op onaantastbaarheid van het lichaam (art. 11 Gw) blijft ook na de dood
doorwerken.
Transseksualiteit
Houdt het recht op eigen lichaam het recht in over eigen geslachtelijkheid te beschikken?
Verandering van de geregistreerde geslachtelijkheid heeft juridische consequenties voor de
samenleving en betekenis voor het recht, omdat het voor de rechtszekerheid van belang is
dat de geslachtelijke identiteit van burgers vaststaat.
Een geheel vrije bepaling van eigen geslachtelijke identiteit na de geboorte kent de wet niet.
Zij beperkt zich tot de gevallen van permanente discongruentie tussen het feitelijk geslacht
en het geslacht zoals dat wordt beleefd.
Art. 1:28-1:28c BW: iedere Nederlander kan rechtbank verzoeken tot wijziging van de
vermelding van het geslacht in de geboorteakte.
Als voorwaarde is gesteld dat de betrokkene niet meer tot voortplanting in staat is. Dit om te
voorkomen dat kinderen worden geboren uit ouders die een juridisch geslacht hebben dat
tegengesteld is aan hun biologisch geslacht.
HC 1 (DEEL 2) GEZONDHEIDSRECHT EN HET EVRM
Het EVRM is vooral van belang voor het gezondheidsrecht. Hieruit vloeit een positieve
verplichting van de overheid voort. De voorbeelden van rechtspraak komt allemaal uit Oost-
Europa. Deze voorbeelden zijn wel echt leerstukken.
Bij gevoelige ethisch geladen vraagstukken kan de rechter gebruik maken van ‘margin of
appreciation’.
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nikkinuijten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.71. You're not tied to anything after your purchase.