100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Basiskennis Natuur en Techniek $7.38
Add to cart

Summary

Samenvatting Basiskennis Natuur en Techniek

2 reviews
 169 views  26 purchases
  • Course
  • Institution

Met deze samenvatting heb ik de toelatingstoets Natuur en Techniek voor de PABO in 1x gehaald, terwijl dit een lastig vak voor mij was. Hierin vind je de essentiële informatie om de toets te halen en kun je je goed voorbereiden zonder het hele boek door te spitten.

Preview 3 out of 22  pages

  • July 17, 2023
  • 22
  • 2020/2021
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: kellybaljet • 2 months ago

review-writer-avatar

By: sofieeshuis3006 • 4 months ago

avatar-seller
Hoofdstuk 2; Biologische eenheid.

2.1.1. Levende bouwstenen.
Alle organismen bestaan uit cellen. Bacteriën uit één cel. Grote organismen bestaan uit miljarden
cellen. Cellen kunnen veel verschillende vormen hebben. Cellen groeien en delen, hebben voedsel
nodig en scheiden afval af. Vele kunnen ook bewegen. Hiervoor hebben ze structuren: Organellen.
gg
2.1.2. Organellen.
Plant -en dierlijke cellen bevatten veel verschillende organellen. Bacteriën hebben alleen een
celmembraan en celwand.
Celmembraan.
De celmembraan in een scheiding tussen de binnen -en buitenkant van een cel. Het is een dun vliesje
dat het celplasma omsluit. Hierdoor blijven nuttige stoffen in de cel en komen schadelijke niet
binnen. Ook regelt het transport. De celmembraan heeft veel kanalen die open en dicht kunnen.
Celwand.
Planten en bacteriën hebben een celwand, een dik omhulsel voor stevigheid. Dierlijke cellen hebben
geen celwand.
Celkern.
Erfelijke informatie ligt in de celkern. Deze informatie is opgeslagen in de vorm van DNA. DNA is een
lange keten van kleine bouwstenen die in chromosomen ligt opgevouwen. Stukken uit de lange DNA-
keten zijn genen. Genen zijn instructies voor wat in een cel gebeurt. B.v. het aanmaken van
kleurstoffen. Door de genen kunnen cellen ook samenwerken. Zo vormen cellen b.v. organen.
Mitochondrion.
De mitochondriën zorgen voor de energie die de cel nodig heeft om te werken. Ons voedsel levert
brandstof. Het mitochondrion zet die brandstof om in energiepakketjes voor de organellen.
Vacuole.
De vacuole is een blaasje gevuld met water. Die bewaart de nuttige of juist schadelijke stoffen.
Dierlijke cellen hebben meestal geen of enkele kleine vacuoles. Platencellen hebben meestal één
grote vacuole.
Bladgroenkorrels.
Planten kunnen energie uit zonlicht halen. De bladgroenkorrels zorgen hiervoor en voor de groene
kleur. Bladgroenkorrels gebruiken koolzuurgas en zetten dit om in voedingsstoffen voor de plant.
Zonlicht levert de energie voor deze omzetting. Dit heet fotosynthese.

2.2.1. Orgaanstelsels bij mensen en andere dieren.
Organen werken samen in orgaanstelsels. Het bloedvatenstelsel bestaat uit (slag)aders, het hart en
het bloed. Samen kunnen deze organen stoffen door het hele lichaam vervoeren.

2.2.2. Orgaanstelsels bij planten.
Ook planten hebben organen en orgaanstelsels. De belangrijkste zijn het voortplantingsstelsel,
transportstelsel en ademhalingsstelsel. De voortplantingsorganen van bloeiende planten zijn de
bloemen. Het transport van stoffen gebeurt via vaten die door de stengel lopen. Ademhalen gebeurt
met de huidmondjes. Dit zijn kleine openingen op en/of onder de bladeren en soms op de stengel.

2.3.2. De ordening van soorten.
De verschillen tussen organismen zijn enorm, maar er zijn ook overeenkomsten. De grootste
overeenkomst is dat alle organismen zijn opgebouwd uit cellen. De miljoenen soorten zijn ingedeeld
in 5 rijken:
 Bacteriën.
 Eencelligen.
 Schimmels.
 Planten.

,  Dieren.

2.3.3. Bacteriën.
Bacteriën zijn de kleinste organismen die we kennen. Het is slechts een duizendste van een mm
groot. Bacteriën bestaan uit één cel en hebben geen organellen. Bacteriën hebben geen celkern, hun
DNA ligt dus los in het celplasma. Bacteriën planten zich voort door deling.
Over ter wereld zijn bacteriën. Ook in je darmen, de darmflora. Deze zijn nuttig. Ze helpen mee met
de vertering van je voedsel. Cholera, tuberculose en de ziekte van Lyme zijn ziektes die door
bacteriën worden veroorzaakt.

2.3.4. Eencelligen.
Net als bacteriën bestaan de eencelligen uit één cel. Echter hebben zij wel organellen in hun cel.
Eencelligen zijn 10 tot 100 keer groter dan bacteriën. De groep van eencelligen hebben veel
verschillen. Sommigen lijken op plantencellen, andere op dierencellen en andere op geen van
beiden.
Een voorbeeld van een eencellige is het pantoffeldiertje. Deze heeft een beetje de vorm van een
schoen. Ze leven in sloten en zwemmen met behulp van kleine haartjes. Ze eten bacteriën. De cel
lijkt op een dierlijke cel.
Eencelligen kunnen ook ziektes veroorzaken, zoals malaria.

2.3.5. Schimmels.
Schimmels zijn meercellige organismen. Hun cellen hebben verschillende organellen, waaronder een
dikke celwand. Ze voeden zich met andere organismen of resten daarvan. Schimmels kunnen
infecties veroorzaken. Maar vele zijn ook nuttig voor de mens. Sommigen zijn eetbaar, anderen
produceren medicijnen. Ook gist hoort bij de schimmels.

2.3.6. Planten.
De belangrijkste eigenschap van planten is de fotosynthese. Hierbij gebruiken planten de energie uit
zonlicht voor het maken van voedingsstoffen. Alle planten zijn meercellig.
Algen.
Algen zijn plantachtigen die in water groeien. Ze hebben geen bladeren of stengels, maar soms wel
structuren die daarop lijken.
Mossen.
Mossen zijn kleine planten die je alleen vindt op vochtige plaatsen. Dat vocht hebben ze nodig voor
de verspreiding van hun sporen. Ze hebben geen vaatbundels om water en voedingsstoffen door de
plant te verspreiden en worden dus niet groter dan 10 cm.
Varens en paardenstaarten.
Deze grote planten bedekten al het land in de oertijd. Dit was mogelijk doordat ze vaten
ontwikkelden.
Naaktzadigen.
Naaktzadigen zijn b.v. naaldbomen. Deze heten naaktzadigen omdat de zaden niet in een vrucht
zitten.
Bedektzadigen.
Bedektzadigen hebben vruchten die één of meer zaden bedekt. Alleen deze groep heeft bloemen. In
de bloem vindt bevruchting plaats: een eicel versmelt met een spermacel. Daaruit groeit een embryo
in een zaad. Een gedeelde van de bloem vormt een omhulsel om het zaad. Dat is de vrucht.




2.3.7. Dieren.

, Dieren zijn meercellige organismen. In tegenstelling tot planten hebben dieren andere organismen
nodig als voedsel. Dierlijke cellen hebben geen celwand. Het dierenrijk is vooral onder te verdelen op
basis van lichaamsbouw.

Groep. Skelet. Symmetrie. Typisch kenmerk. Voorbeeld.
Sponzen. Skelet van naalden. Geen. Waterdieren Badspons.
zonder organen.
Neteldieren. Geen. Veelzijdig. Waterdieren met Kwal, anemoon.
netelcellen en
eenvoudige
organen.
Wormen. Geen. Tweezijdig. Langwerpig Regenworm.
lichaam.
Weekdieren. In -of uitwendige Tweezijdig. Zacht lichaam. Huisjesslak.
schelp.
Geleedpotigen. Uitwendig skelet. Tweezijdig. Segmenten. Vlinder, spin.
Stekelhuidigen. Inwendig skelet dat Veelzijdig. Zuignapvoetjes. Zeester.
door de huid
steekt.
Gewervelden. Inwendig skelet Tweezijdig. Wervelkolom. Slang, koe.
met wervelkolom.

Groep. Type eieren. Warm/koud Ademhaling. Huid. Voorbeeld.
bloedig.
Vissen. Zonder schaal. Koud. Kieuwen. Schubben Snoek, haai.
met slijm.
Amfibieën. Zonder schaal. Koud Longen, Slijm. Kikker,
kieuwen, huid. salamander.
Reptielen. Leerachtige Koud. Longen. Droge Krokodil,
schaal. schubben. slang.
Vogels. Harde Warm. Longen. Veren. Kraai, Pinguïn.
kalkschaal.
Zoogdieren. Geen. Warm. Longen. Haren. Koe, leeuw.

2.4.1.
De populatie is een groep organismen van dezelfde soort, die leven in hetzelfde gebied en zich
samen voortplanten.
Alle organismen die invloed hebben op de populatie noemen we de biotische factoren. Biotisch
betekent letterlijk ‘levend’. Het gaat dus om de invloed van levende (of ooit levende) factoren.
Bomen kunnen ook biotische factoren zijn, als vogels hier b.v. hun nesten in maken.
De temperatuur, neerslag en wind zijn abiotische factoren. Ook deze factoren hebben invloed op de
populatie. Abiotisch betekent letterlijk ‘niet-levend’ of ‘levenloos’. Abiotische factoren leven dus niet.
Een belangrijk voorbeeld is het klimaat.
De wisselwerkingen tussen de biotische en abiotische factoren vormen een ecosysteem.




Hoofdstuk 3; Instandhouding.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elsvanderwaart. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.38. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

50843 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.38  26x  sold
  • (2)
Add to cart
Added